Amerikaanse geleerden
optimistisch over
Vossen en wilde zwijnen
teisteren de Veluwe
leven na kernoorlog
Student moet
„gestuurd" worden
LEIDSE COURANT
(Van onze correspondent Simon Win
chester)
WASHINGTON In academische en
politieke kringen in de Verenigde Sta
ten is een plotselinge storm opgestoken
over een op 5 oktober gepubliceerd
wetenschappelijk rapport waarin staat
dat een totale kernoorlog, ondanks alle
afgrijselijke gevolgen, misschien toch
niet zo erg is als iedereen verwacht.
Het rapport, dat is uitgegeven door de
semi-officiële Nationale Academie van
wetenschappen, voorspelt, dat een
groot conflict waarbij kernwapens ge
bruikt zouden worden nog wel overle
vingskansen zou laten voor de mens en
zijn beschaving, en dat na ongeveer een
kwart eeuw het herstel van de niet bij
de strijd betrokken landen „min of
meer volledig" zou zijn. Met een panie
kerige reeks persconferenties heeft de
Amerikaanse regering haar best ge
daan om het rapport te weerleggen
waarvoor zij zelf anderhalf jaar gele
den de opdracht had gegeven.
De afdeling bewapeningscontrole en
ontwapening van het ministerie van
buitenlandse zaken beweert zelfs dat
delen van het rapport waar het om
gevraagd had „niet ter zake" zijn. Vol
gens de directeur van deze afdeling zou
de „ecologische terugslag van een ker
noorlog zo wijdverspreid en langdurig
zijn, dat het aanvallende land waar
schijnlijk bloot zou komen te staan aan
ernstige gevolgen voor de fysiologie, de
economie en het milieu van het eigen
land".
Met deze voorstelling van zaken schijnt
dr. Fred Ikle, die al twee jaar hoofd
van de afdeling bewapeningscontrole en
ontwapening is, de generaals te willen
waarschuwen: „Als jullie in de verlei
ding gebracht zijn door de voorspellin
gen van de eminente geleerden van de
nationale academie van wetenschappen,
vergeet dat dan maar weer. De atoom
oorlog is echt wel zo erg als jullie altijd
gedacht hebben".
Het rapport waaraan elf atoomgeleer
den, biologen en meteorologen een jaar
gewerkt hebben en dat 150.000 heeft
gekost, doet een aantal gedetailleerde
voorspellingen over de gevolgen over de
hele wereld van een grote atoomoorlog
op het noordelijk halfrond. Als zodanig
is het rapport een interessant, hoewel
- misschien niet helemaal realistisch, do
cument over de waarschijnlijkheid van
de dag des oordeels.
De belangrijkste voorspelling i? dat het
rondstrooien van kernbommen met een
gezamenlijke explosieve kracht gelijk
aan die van 10.000 megaton tnt een
beslissend effect zou hebben op de
ozonlaag van de atmosfeer, waardoor
die met misschien wel 70 procent zou
worden uitgeput De academie conclu
deert dat dit rampzalige gevolgen zou
kunnen hebben, althans op korte ter
mijn.
De uitputting van de ozonlaag (die zou
reageren met verscheidene stikstofoxy-
den die vrijkomen bij de kernexplosie
op de grond) zou leiden tot een toename
van huidkanker met ongeveer 10 pro
cent, ernstige zonnebrand in de gema
tigde streken en sneeuwblindheid in de
noordelijke streken.
Voedselproduktie
Het rapport voorspelt dat een daling
van het ozonpeil in de atmosfeer van
70 procent ernstige zonnebrand zou
kunnen veroorzaken met blaarvorming
op de huid al binnen tien minuten. De
mensen zouden ook kunnen omkomen
door vergiftiging, omdat de ophoping
van vitamine D, verhoogd door zonne
straling, aanmerkelijk ernstiger zou
zijn.
De gevolgen voor de landbouw op het
noordelijk halfrond zouden ook afgrij
selijk zijn. Een verschuiving in de ozon
laag zou de gemiddelde temperatuur op
aarde doen dalen. Dat zou dan volgens
het rapport grote problemen veroorza
ken voor hét voortbrengen van voedsel.
„Een afkoeling van drie graden zou het
groeiseizoen korter maken en zou de
noordelijke grens van de graangordel
naar het zuiden verschuiven. Een afkoe
ling van een graad zou Canada uitscha
kelen als grote producent van tarwe".
Behalve de rampzalige implicaties van
de afwezigheid van Canadese tarwe op
de Noordamerikaanse tafels „zou het
noodzakelijk kunnen blijken om de
voedselverdeling op de wereld aan te
passen" wat op een beleefde manier
uitdrukt dat landen als Bangladesj,
waarvan het niet waarschijnlijk is dat
ze aan een atoomoorlog zouden deelne
men, uitgezonderd zouden worden we
gens gebrek aan voedsel in de „grootste
broodmand van de wereld".
Het verbaast sommigen onder ons mis
schien te horen dat de stralingseffecten
van een atoomoorlog waarmee de helft
van het huidige bestand aan kernwa
pens in Amerika en Rusland gemoeid
zou zijn, niet zo ernstig zou zijn als
bijvoorbeeld Nevil Shute (in zijn roman
„On the Beach") ons wilde laten gelo-
„De verspreiding van radioaktieve deel
tjes in de stratosfeer zou geen groot
gevaar voor het gehele halfrond of voor
de gehele wereld opleveren. En het
grootste gedeelte van de verspreiding in
de troposfeer zou over betrekkelijk kor
te afstanden gaan".
Het rapport voegt daar echter de over
weging aan toe, dat een kernoorlog
mogelijk „haarden" van hoge radioakti-
viteit zou kunnen veroorzaken ver van
de plaatsen waar de explosies hebben
plaatsgevonden. Erfelijke ziektes zou
den niet het grote probleem zijn waar
velen nu zo bang voor zijn. Bij de eerste
generatie na de grote verwoesting zou
er volgens de academie sprake zijn van
een toename van 0,2 tot 2 procent geval
len van belangrijke erfelijke ziektes.
Ongeveer viervijfde van het effect van
de erfelijke afwijking zou ook nog voor
komen bij de volgende generaties, en
na vier generaties zou de toename ge
halveerd zijn.
Zelfvoldaan
Volgens de academie zouden de effec
ten op lange termijn over de hele lijn
zo minimaal zijn, dat het rapport bijna
zelfvoldaan begint te klinken. „De fysie
ke en biologische gevolgen zouden min
der langdurig en minder ernstig zijn,
dan waar velen bang voor geweest zijn.
Het herstel op het zuidelijk halfrond
zou waarschijnlijk redelijk volledig zijn
binnen 25 jaar".
De voorzitter van de academie, dr. Phi
lip Handle,constateert tenslotte dat de
voornaamste bevindingen van het rap
port „bemoedigend" zijn.
Er kwam onmiddellijk kritiek van de
kant van wetenschapsmensen die nooit
betrokken zijn geweest bij de uitvinding
van de waterstofbom en die wensten
dat die nooit gebouwd was.
De federatie van Amerikaanse weten
schapsbeoefenaars, onder leiding van
de eminente anti-oorlogsactivist dr. Je
remy Stone, beschuldigde de academie
meteen van het bestuderen van „de
verkeerde kant van de juiste vraag". En
ook dr. Ekle zei namens de regering dat
verklaringen zoals dat het zuidelijk hal
frond grotendeels onaangetast zou blij
ven bij een kernoorlog in het noorden
„niet ter zake" waren.
Dr. Ikle haalde toch nog enige troost
uit het rapport, namelijk dat „de onze
kerheid van het ozoneffect een grotere
bedreiging is dan we verwachtten. Hij
zei te hopen, dat dat feit alleen al
iedereen ervan zou weerhouden om het
gebruik van kernwapens waar dan ook
te overwegen.
Zelfs als een land kernwapens zou ge
bruiken en er zou geen vergelding ko
men wat onwaarschijnlijk lijkt
dan nog zouden de ecologische gevolgen
voor het aanvallende land zodanig zijn,
dat de eerste slag nooit die gevolgen
waard zou zijn. In het uiterste geval van
een totale oorlog zou de uitputting van
de ozonlaag uiteindelijk met een boeme
rangeffect verlies betekenen voor de
aanvallende partij.
Slechts een zin uit het rapport van de
academie is echt de moeite waard om
te citeren: „Laat geen enkele lezer de
conclusie trekken, dat andere verafgele
gen landen een conflict met kernwa
pens op grote schaal ongedeerd zouden
kunnen overleven en daardoor de aarde
bederven".
Het rapport lijkt daarmee te suggere
ren, dat China maar beter de wereld
strategie van „verdeel en heers" waar
van het verdacht wordt, kan vergeten.
Copyright The Guardian
ARNHEM Heintje de vos
plaagt de Veluwe. Boeren en
jagers hebben de strijd aange
bonden tegen het sluwe dier,
dat het meer en meer blijkt te
hebben voorzien op de loslopen
de „scharrelkippen" en eenden
van de boerenerven. Boeren
van de Veluwezoom klagen bo
vendien steen en been over de
steeds brutaler wordende wilde
zwijnen, die weilanden, aardap
pel- en maïsvelden omwoelen
en zich zelfs al in de buurt van
woonwijken wagen.
Natuurbeheerders op de Veluwe
kijken echter wat anders tegen
de problemen aan. Zij vinden
dat het best meevalt met dé
overlast van het nog talrijke
„schadelijk wild". In plaats van
het zonder meer afschieten van
de dieren, zouden de boeren
hun kippen en eenden beter
moeten beschermen tegen de
vraatzucht van Reinaard. De
overlast van de zwijnen zou be
langrijk kunnen worden terug
gebracht, als voor een goede
afrastering zou worden gezorgd.
Dit zegt Dr. J. L. van Haaften,
directeur van het Rijksinstituut
voor Natuurbeheer in Arnhem.
Het aantal vossen in ons land
wijkt niet veel af van dat van
vorige jaren. De angst bij de
boeren voor de verspreiding van
rabies (hondsdolheid) zegt hij
wel te kunnen begrijpen, maar
in ons land zijn er nog geen
aanwijzingen dat vee of wild
door besmette vossen is aange
tast. Vanaf augustus 1974 zijn er
ongeveer vijftien meldingen ge
weest van hondsdolle vossen,
vooral voorkomend langs de
Duitse grens.
Begin deze maand hebben drie
jachtopzieners in de bossen bij
Ede tevergeefs jacht gemaakt
op een vos, die verschijnselen
van hondsdolheid zou vertonen.
Automobilisten die reden op de
rijksweg 12 hadden een vos ge
zien, die zich vreemd gedroeg.
„Ons is daarvan niets bekend.
Ook bij de Veterinaire Inspectie
in Gelderland is geen melding
van een hondsdolle vos binnen
gekomen. Het kan gaan om een
tamme vos, die door de eigenaar
is los gelaten. Dat komt wel
meer voor", aldus Dr. van Haaf
ten.
(Van een onzer verslaggevers
UTRECHT In vergelijking
met vijfentwintig jaar geleden
zijn de universiteiten grote
te grote wellicht onderzoek
en onderwijsfabrieken gewor
den. In 1950 waren er 30.000
studenten in Nederland. Nu zijn
dat er 115.000. Dat is echter niet
het enige wat veranderd is aan
die universiteiten. Door de
massale toeloop van studenten
enerzijds en de ontwikkeling
van de wetenschap anderzijds
is de studie zelf veranderd.
Vooral in de eerste studiejaren
wordt de student een streng
studieschema opgelegd. Daar
naast is het aantal keuzevakken
en afstudeerrichtingen veel gro
ter geworden. Tot overmaat
van ramp zijn niet meer alle
studenten gelijk, in zoverre dat
zij met verschillende vakken
pakketten hun diploma van het
V.W.O. haalden. De conclusie
ligt voor de hand: wil de stu
dent uit de universitaire dool
hof kunnen komen dan moet hij
begeleid worden, persoonlijk
begeleid. Het best is die bege
leiding als zij de student leert
kiezen uit alle verschillende
mogelijkheden die de universi
teit hem telkens weer biedt. En
dat betekent dan weer dat er
een totaal nieuwe wijze van
studie- en beroepskeuze moet
komen dan tot nu toe gebruike
lijk was.
Dat vinden drs. Wes Holleman
en drs. René Maas, 4e eerste
onderwijsdeskundige aan de Af
deling Onderzoek en Ontwikke
ling van Onderwijs aan de
Rijksuniversiteit van Utrecht! en
de laatste studentenpsycholoog,
verbonden aan het Psycholo
gisch Adviesbureau voor Stu
denten aan dezelfde universiteit,
ook. Zij zeggen: „Toen de uni
versitaire studentenbevolking
nog klein was konden de docen
ten zonder veel moeite rekening
houden met de individuele stu
dent. Naarmate de aantallen
stijgen is het steeds meer een
keuze: öf men benadert de stu
denten als een amorfe massa, óf
men richt zich op de individuele
student, de mens-in-ontwikke-
ling.
'Men kiest voor massaproduktie
in een universitair veredelings-
bedrijf: de binnenkomende half
fabrikaten worden geselecteerd
en verwerkt tot gestandaardi
seerde eindprodukten. Of men
kiest voor dienstverlenend on
derwijs, waarbij de student zelf
verantwoordelijkheid moet ne
men voor de individuele ontwik
keling die juist hij wil en kan
doormaken. Als de universiteit
aan deze verantwoordelijkheid
inhoud wil geven, dan moeten
er condities worden geschapen
zodat de student in staat is koer
sen uit te zetten en zichzelf te
sturen in zijn ontwikkeling. Dit
vereist hulpverlening bij de
planning en sturing van de stu
die- en beroepsloopbaan.
Naar onze overtuiging is de stu
dent zelf de beste stuurman. Hij
is het knooppunt van alle infor
maties omtrent zijn studie- en
beroepsloopbaan. Bijvoorbeeld,
de studieleiding kan selecteren
de maatregelen nemen jegens
jongerejaars studenten, maar
het duurt één of twee jaar voor
dat zij van-boven-af tot selectie
beslissing kan komen. De stu
dent zelf daarentegen is er van-
meet-af bij. Hij kan al in een
veel vroeger stadium bepalen of
zijn studiekeuze juist is geweest
en daaruit consequenties trek
ken. Maar dan moet hij ruimte
en steun daarbij krijgen".
Nu klinkt dat allemaal wel aar
dig, maar de student wordt in
feite al van bovenaf „gestuurd".
Numerus fixus, plaatsingscom
missies, studieselectie bepalen
al voor een groot gedeelte die
„vrije" zelfstandige keus van de
student. Wat weer betekent dat
binnen zeer nauwe grenzen er
slechts een brokje vrijheid voor
de student overblijft, een brokje
vrijheid dat zich voor het groot
ste gedeelte afspeelt binnen de
faculteit waaraan hij studeert.
Dat zou ervoor pleiten dat de
faculteit waaraan hij studeert.
Dat zou ervoor pleiten dat de
faculteit dan ook een eigen insti
tuut zou moeten hebben dat be
geleiding door studieadviseurs
mogelijk maakt
René Maas en Wes Holleman
hebben de problemen van stu
diebegeleiding aan de universi
teiten bestudeerd en voor een
mogelijke nieuwe opzet een
„blauwdruk" gemaakt. Deze
blauwdruk is onder de titel
Loopbaanbegeleiding, hulpver
lening aan studenten bij plan
ning en sturing van hun studie-
en beroepsloopbaan, verschenen
bij Swets Zeitlinger B.V. Het
boekje, 154 pagina's, kost
19.75.
Explosie van een atoombom: Volgens Amerikaanse geleerden misschien toch niet
zo erg als iedereen verwacht.
zen aan het nationale park Velu
wezoom (Rheden, de Steeg). De
zwijnen doen zich vooral te
goed in de maisvelden. Mais is
een lievelingskostje voor de
beesten, die er 's nachts in
groepsverband op uittrekken
om aan hun dagelijkse portie
voedsel te komen. De eikels in
de Onzalige Bossen, het Imbo-
sch, zijn nu langzamerhand op,
beukenootjes zijn er dit jaar
niet. De koppels wurmen zich
door de afrastering en stropen
de aardappel- en maisvelden af.
Ze halen de weilanden overhoop
op zoek naar insecten en larven.
Volgens boeren in de streek is
dit jaar weer voor tienduizen
den guldens schade aangericht
Omgeploegde weilanden moeten
bijvoorbeeld opnieuw worden
ingezaaid. De schadevergoeding
van het jachtfonds is niet toerei
kend, zo menen ze.
Over deze en andere vormen
van overlast en schade door het
wild buigt zich de laatste maan
den de Vereniging Wildbeheer
Veluwe in Apeldoorn. In deze
vereniging zijn Veluwejagers
vertegenwoordigd, de Koninklij
ke Nederlandse Jagersvereni
ging en instanties die zich bezig
houden met het jachtbeheer. Ja
gers zullen beginnen met het
doen van tellingen in de leefge
bieden van de wilde zwijnen om
op die manier de nodige afschot
te kunnen bepalen. Minister van
der Stee van landbouw zal na
het advies zijn beleid kunnen
bepalen bij de nodig geachte
vermindering van de zwijnen-
stand.
De koppels zeugen, keilers, fris-
lingen en overlopers hebben
zich door het zachte klimaat van
de laatste jaren enthousiast
kunnen vermenigvuldigen. Het
komt voor dat zeugen twee maal
per jaar werpen. De leefomstan
digheden voor de „varkens" wa
ren door overvloedige voorra
den eikels en beukenootjes in
vorige jaren zeer gunstig. De
zwijnenpopulatie kon ook toene
men door een wijziging van de
jachtwet, waardoor het wilde
zwijn werd beschouwd als zoge
naamd grof wild in plaats van
schadelijk wild. Door die wijzi
ging van de jachtwet in 1972
mag in de zogenaamde schoon
tijd van 1 februari tot 1 augus
tus niet worden gejaagd. Ook
mag in de jachttijd niet worden
geschoten op zeugen met jonge
biggen.
De nood aan de Veluwezoom is
dit jaar nu zo hoog gestegen, dat
een boer in een plaatselijke
krant verzuchtte: „Als het aan
mij ligt eet heel de Steeg met
kerstmis zwijn".
De instanties houden de vos wel
goed in de gaten. In Duitsland
is al sprake van besmetting van
koeien, paarden, schapen en
reeën door hondsdolle vossen.
In Nederland echter nog niet
hoewel duidelijk is, dat rabies
steeds verder naar het westen
oprukt. Daarom werkt het
Rijksinstituut voor Natuurbe
heer aan een rapport voor de
jachtraad, waarin maatregelen
worden aangegeven die moeten
worden genomen in door rabies
bedreigde gebieden.
Vossen zijn naar zijn mening
wel degelijk nuttige dieren. Ze
voeden zich onder meer met
muizen en konijnen.
De niet altijd goede afrastering
en het meer en meer verbouwen
van mais hebben er toe geleid
dat de klachten over de wilde
zwijnen elk jaar weer terugko
men. Het verschijnsel van de
wroetende en woelende wilde
„varkens", zoals de zwijnen
door kenners worden genoemd,
doet zich dit jaar wederom sterk
voor in de landerijen die gren
Jaarlijks worden nu 1.400 tot
1.500 vossehuiden aangeboden
bij de provinciale afdelingen
van Faunabeheer. Dit getal
geeft niet het werkelijke aantal
gedode vossen weer, omdat veel
boeren en jagers, die voor een
velletje 15 ontvangen, de hui
den inleveren bij preparateurs,
die veel meer betalen, soms tot
ƒ50 voor een fraai exemplaar.
Drs. E. Broekhuis van de Gel
derse CBTB vraagt zich daarom
af of die vergoeding ƒ15 niet
eens moet worden herzien om
een goed beeld te krijgen van
de juiste aantallen. Hij heeft de
instanties attent gemaakt op de
ongerustheid die leeft bij de
boeren rond Barneveld.In enke
le maanden tijds hebben ze en
kele honderden vossen afge
schoten.
Bioloog Drs. G. Niewold van het
RIN is daar niet zo blij mee.