Massa
moord
op
Keniase
jumbo's
Jomo Kenyatta sanctioneert jacht op het kostbaar ivoor
ÜM'
KERSTMIS 1975
Zandhappen
Wisselbaden
Pietje Bell
Zebrahuid
Nairobi De aarde van Kenia is rood geta-
toueerd. Als je door één van de patrijspoorten
van de Fokker Friendship kijkt, die een gezel
schap toeristen, planters, heilsprofeten en hande
laren van de Atlantische kust naar Nairobi
brengt, zie je onder je een uitgemergeld land,
waarvan de dunne, vruchtbare huid door erosie
is afgestroopt. De rivieren vormen grillige litte
kens in de immense woestijn, die al is opgerukt
tot enkele kilometers vóór de hoofdstad. Er is
sinds 1974 geen regen van betekenis meer geval
len en het gevolg daarvan is, dat de beddingen
niet langer het water naar de zee dragen. Toen
dat nog wel gebeurde leken de stromen op slaga
ders, die de steenrode grond als bloed in de
oceaan spuwden. Zo spoelt de toekomst van
Kenia langzaam weg.
De ontmanteling van tienduizenden hectaren
vruchtbaar Afrika voltrekt zich in steeds sneller
tempo. Sinds de onafhankelijkheid van Kenia in
1963 een feit werd en de Engelsen van koloniale
allesweters op slag degradeerden tot nauwelijks
getolereerde pottenkijkers is er massaal roofbouw
gepleegd op de natuurlijke rijkdommen van het
land. President Jomo Kenyatta, de hoogbejaarde
junglevorst met zijn onafscheidelijke waaier tegen
al te opdringerige muskieten en malariamuggen,
gaf vrienden na zijn troonsbestijging welwillend
toestemming om de bossen te kappen en de daar
uit verkregen houtskool met scheepsladingen te
exporteren naar de Arabische landen. Zijn veertig
jaar jongere vrouw Mama Ngina kreeg de leiding
over deze nationale sloperij en kwijt zich sindsdien
met lucratieve geestdrift van haar taak. Als meest
omstreden lid van de „Royal Family" brengt ze
nu de lessen in corruptie van de Britse blanda's
vlijtig in praktijk. Mama Ngina staat ook aan het
hoofd van de transportonderneming, die de houts
kool naar de havenstad Mombassa brengt. De
bergen zwart goud, die aan de kust op verzending
wachten doen het landschap lijken op de Zuidlim
burgse heuvels in de tijd, toen de mijnen nog
floreerden.
De bankrekening van Mama Ngina vermeldt on
dertussen reeds een royaal bedrag met vele nullen.
En nog lijkt ze bij lange na niet verzadigd. Er
zijn nu plannen om 800.000 hectaren bos in het
oosten in versneld tempo te slechten. Het karwei
moet binnen tien jaar voltooid zijn. Dan zal ook
dit deel van Kenia als waardeloze woestijn aan
de natuur worden teruggegeven.
De toerist, die nu in een safari-busje met zebra-be
schildering door de nationale parken Amboseli en
Tsavo wordt gezeuld is voortdurend gehuld in een
nimbus van bruine stof, die hem het begeerde
uitzicht op die ene suffende leeuw beneemt. Op
het moment, dat hij het raampje openschuift en
zijn camera op een jachtluipaard richt trekt een
windvlaag tonnen aarde als een kurketrekker uit
de bodem. Een seconde later wordt het gezelschap
vakkundig verpakt in een mistbank, waar zelfs
Londen „U" tegen zegt.
Voortdurend is de horizon ook gemarkeerd door
groezelige zuilen van kilometers lengte, die lijken
op de rook van kampvuren. In feite zijn het echter
geen negerstammen, die op deze plaatsen een
collectieve vredespijp smoren, maar is het een
plotseling opstekende storm, die er voor zorgt, dat
weer een stuk van de kostbare savanne voorgoed
wegwaait. Op die manier gaan elk jaar 50.000
hectaren verloren.
Voor het wild, dat in de nationale parken leeft
is het bestaan langzamerhand een kwestie van
aandachtig zandhappen geworden. Een leeuw, die
zich met zijn vrouw in de schaduw van een
vliegden aan een verkwikkend middagslaapje
wijdt, wordt voortdurend van alle kanten bena
derd door busjes, die wolken stof in zijn richting
blazen. Als één van de busjes hem tot op enkele
meters is genaderd heft hij zijn vermanend hoofd
en ontbloot hij een rij king-size snijtanden. Als
de koning op dit moment de gave van het woord
had zou hij ons waarschijnlijk toeroepen: „Doe me
een lol jongens en ga je eigen moeder pesten".
De leeuwin heeft zich achter zijn rug opgerold en
slikt met tegenzin haar zoveelste zandgebakje
door. „Kunt U niet wat dichterbij komen", wordt
er schor geroepen, „zo krijg ik hem nooit close".
Met het oog op de fooi na afloop van de safari
is de chauffeur bereid om nog enkele meters op
te rukken. Maar door die manoeuvre wordt het
leeuwenpaar geheel bedolven. Thuis zal pas blij
ken, dat wederom een beduidend aantal filmrollen
is verschoten op twee ondefinieerbare zandhopen.
Toch mag de toerist, die nu naar Kenia pelgri
meert zich nog een geluksvogel noemen, want hij
krijgt het wild tenminste nog ongeretoucheerd in
perspectief. Als hij 's morgens voor dag en dauw
vanuit het krokodillenkamp te voet de jungle
intrekt kan hij er op rekenen, dat zijn pad vroeg
of laat gekruist wordt door een kudde olifanten.
Hun komst wordt aangekondigd door hetzelfde
gekraak, dat in de oorlog de uitzendingen van
Radio Oranje tot een voortdurende bron van
genoegen voor de luistervinken maakte. De gids
J
verstijft en legt een strenge vinger op de'lippen.
Hij heeft tevoren bezworen, dat deze ochtendwan
deling volmaakt onschuldig is.
„We moeten ons alleen aan de spelregels van de
jungle houden", heeft hij er bij gezegd, „niet gaan
schreeuwen, als je een dier ziet. Niet „oehoe"
roepen, want daar houdt een olifant niet van. Hij
heeft niks tegen mensen in zijn buurt, maar hij
moet wel zijn gang kunnen gaan. Als je hem
kwaad maakt, walst hij je zonder pardon de
bodem in".
De groep olifanten, die op deze ochtend vanachter
een struik in beeld komt, sjokt voorbij op de
bekende slordige wijze, die het Nederlandse volk
reeds van Circus Toni Boltini bekend is. Voorop
drentelt een immense jumbo, die zichtbaar oren
heeft naar een groen blaadje. Om de zaken te
vergemakkelijken beperkt hij zich niet tot het
gebladerte, maar rukt hij met één trage zwengel
van zijn slurf de hele berkenboom met wortel en
al uit de aarde. De gesneefde bomen achter hem
wijzen er op, dat hij een liefhebber is van een
uitgebreid continentaal ontbijt. In feite eet hij
trouwens de hele dag en kan zelfs de meest
bijziende safariganger zijn gangen moeiteloos na
gaan aan de hand van de tientallen bomen en
struiken, die hij ontmanteld in de savanne achter
laat. Die formidabele ëetlust resulteert automa
tisch in een mestproduktie, die royaal de 130 kilo
per dag haalt. Dit gebeurt in de vorm van warme
moppen, die de vertrouwde vorm hebben van
Belgische straatklinkers.
die gisteravond aan de bar van het krokodillen-
kamp nog met de whisky-ijs in de hand riepen,
dat ze de eerste de beste olifant een klontje suiker
in de pruimenmond zouden duwen. Nu ze oog in
oog staan met het grijze, gepliseerde fenomeen is
het hun duidelijk, dat jumbo bij een plotselinge
uitval niet alleen hun padi tot bras zal stampen.
De gids blijft ondertussen volhouden, dat we
veiliger zijn dan in de moederschoot. Maar de
blikken die de vijf olifanten ons toewerpen met
de lepe ogen van Pietje Bell, die een kwajongens
streek uitbroeit bieden vooralsnog geen garantie
voor een blijde afloop van de ochtendwandeling.
Ondanks het vroege uur geselt de hitte de savanne
al onbarmhartig, maar daarmee zijn de vochtplek-
ken op onze overhemden nog niet geheel ver
klaard. Ook de angst heeft wel degelijk bijgedra
gen tot de spontane inundatie der safarigangers,
Ditmaal houden de olifanten ons echter voor
gezien en vervolgen ze traag hun weg naar de
rivier, waar ze zich via wisselbaden met water en
modder voorzien van een extra jas, die hen voor
de rest van de dag moeten beschermen tegen
parasieten. Ze vinden het trouwens al een hele
opluchting, dat dit groepje mensen zich beperkt
tot het nemen van foto's voor het familie-album.
In de junglepraktijk komt het namelijk vaker
voor, dat ze op de huid worden gezeten door
stropers, die het gemunt hebben op het ivoor van
hun slagtanden. Onder-minister Clement Lumem-
be. houdt weliswaar vol, dat in zijn land geen jacht
meer wordt gemaakt op olifanten, maar het is hem
aan te zién, dat hij persoonlijk ook danig moeite
heeft met de geloofwaardigheid van zijn woorden.
„Wij hebben de stroperij volledig onder controle",
roept hij hevig zwetend, „ik kan u verzekeren, dat
er per jaar niet meer dan 600 olifanten in Kenia
worden afgeschoten".
Lumembe weet op dat moment, dat hij liegt, maar
hij kan niet anders, want als hij de waarheid
spreekt is het gedaan met zijn comfortabel ambte-
narenleven. De knechten van Kenyatta hebben
bepaald, dat het verspreiden van geruchten streng
gestraft wordt en daarmee is de moed bij het volk
voorgoed in de benen gezakt. In 1974 beschuldigde
parlementslid Martin Shikuku de regering van
corruptie en stelde hij de hofkliek van Kenyatta
•verantwoordelijk voor het vergroten van de kloof
tussen arm en rijk. Enkele dagen later werd zijn
lichaam onder valse naam afgeleverd bij het lij
kenhuis in Nairobi. Zijn horloge werd teruggevon
den in de dakgoot van het hoofdbureau van
politie.
Ook de doorgaans zo mededeelzame Michaela
Denis houdt de tuitmond stijf dicht, als haar
gevraagd wordt naar het lot van de olifanten in
Kenia. Uit de periode, dat ze met haar luipaard
op schoot over de steppen zwierf, heeft ze een wit
landhuis in een buitenwijk van Nairobi overgehou
den, waar ze nu haar uren vult met spiritistische
séances en lijders aan fistels en been verweking
geneest door handoplegging. Ze wil graag praten
over haar boeken en films, maar op het moment,
dat je vraagt, of er in Kenia meedogenloos jacht
wordt gemaakt op olifanten ventileert ze een
verschrikt kirlachje. „Begin daar asjeblieft niet
met mij over", roept ze, „Ik wil hier graag nog
heel lang leven. En u weet het misschien: één
verkeerd woord en ik kan gelijk mijn koffers
pakken. U zou toch ook niet willen, dat ik dit
mooie huis moet opgeven voor een privé -me
ning?"
„Is haar privé-mening dan wellicht, dat de rege
ring van Kenia wel degelijk de moord op olifanten
sanctioneert?"
Ze kijkt de bezoeker glimlachend aan en zegt na
enkele seconden: „Hoe drinkt u de thee eigenlijk?
Suiker en melk erin? Oh, helemaal niets. Dat vind
ik dapper hoor. Dan komt u zeker niet uit Enge
land."
Ze gaat weldoende rond met de theepot en neemt
daarna weer plaats onder het levensgrote portret,
dat ze als huwelijksgeschenk heeft gekregen van
haar tweede echtgenoot Sir William O-Brien Lind
say. Kort na de wittebroodsweken is deze monke
lende oud-rechter van Soedan haar plotseling ont
vallen, zodat ze nu de steen bij het tuinhek met
de naam van haar eerste echtgenoot voorlopig
weer kan laten staan.
Over de olifanten in Kenia kan ze helaas niets
mededelen. „Ik weet er alles van", zegt ze zacht,
„maar u begrijpt het hopelijk. De muren hebben
hier oortjes. Ik raad u wel aan om eens een kijkje
te nemen in de havens van Hong Kong, Genua
en Londen. U kunt zich daarna met mij afvragen,
waar al dat ivoor vandaan komt, dat daar wordt
aangevoerd. Maar u heeft het niet van mij".
Ook Maurice Amoko toont zich weinig mededeel
zaam. Deze 45-jarige reus met het soepel ingevette
lichaam van een Mohammed Ali heeft het toezicht
over een gebied van 150.000 vierkante kilometers
in Tsavo-oost. „Een onbegonnen karwei", geeft hij
grootmoedig toe, „wat moet ik met 40 man en een
handjevol Landrovers beginnen tegen stropers, die
de savanne kennen als hun broekzak? Als ik ze
betrap is het een gelukstreffer. En wat schiet ik
er dan nog mee op? Ik heb niets aan de kleine
stropers. Die krijgen 20 shilling voor een kilo
ivoor, dat in Mombassa grif voor 700 wordt ver
kocht. Het gaat om de grote figuren achter de
ivoorhandel. Maar die zijn onschendbaar".
Amoko noemt geen namen en getallen. Waarom
zou hij trouwens risico's nemen, als de feiten
allang publiek geheim zijn? Van de 120.000 olifan
ten, die in Kenia leven worden er per jaar 20.000
vermoord. Het is een schatting, die betrouwbaar
der is dan het officiële getal van 600 stuks, dat
door het Ministerie van Natuurbeheer en Toerisme
wordt opgegeven. Je hoeft maar door de wildpar
ken te rijden om de waarheid met eigen
zien. Langs de weg liggen tientallen karkass
dode olifanten, ontdaan van hun slagtand
miljoenen opbrengen. De prijs van ivoor is
jaar verduizendvoudigd en de jacht op he
goud woedt dan ook onverminderd voo
'stropers opereren met geweren voorzien v
luiddempers en met in gif gedompelde pijl
de olifant gedood is worden zijn tanden in ij
afgezaagd. Zij zullen daarna voortleven als
ronde biljartbal en als peperduur souv
slagtanden met originele negergong ertusse
gulden. Soms worden ook de poten gedemo
en omgebouwd tot paraplubakken. Ze vorm
gewild verjaardagsgeschenk voor oud-plant
ambtenaren met tropen-ervaring.
Officieel heeft de regering van Kenia de
van ivoor verboden, maar in de praktijk
er nog steeds tonnen verscheept vanuit Mon
Met een vervalste vrachtbrief verdween
maart 1975 nog 4000 kilo ivoor (waarde
joen gulden) vanaf het vliegveld van Nairo
bestemming was opgegeven: Hong Kong. Ui
lijk reisdoel werd Rood-China. In dat lan<
men ook hevige belangstelling voor het slag
van de neushoorn, dat volgens kwakzah
gemalen toestand de potentie niet onaan
vergroot. Het gevolg is, dat er in Kenia bijn
neushoorn meer te bekennen is.
Het overgrote deel van de miljoenen, die
jacht op Afrikaans wild verdiend worde
naar United African Company Limited, d
hoofdkantoor in Nairobi heeft. Grootste a
houdster van deze firma (met 49 procent) is
ret Kenyatta, burgemeester van Nairobi ei
lingsdochter van het oude staatshoofd. Zij
leert de jacht en regelt met haar schoonzus
vervoer en de export.
„Wij weten van niks", zeggen de ambtenai
wie je informeert, „wij weten alleen, dat d
behoort aan de wananchi, aan het volk v
nia".
Zij tonen zich daarmee vlijtige leerlingen
Engelsen, van wie ze de westerse praktijk
de koloniale moedermelk gulzig hebben ing
ken.
De wereld zal er langzaam aan moeten w
dat in Afrika het jumbo-tijdperk voortijl
worden afgesloten.
LEOTHt