Beiroeti's geloven niet meer in dag van morgen Paranoia in het Parijs van het Midden—Oosten 20 modern bewapende organisaties Elke schuilhoek wordt benut door twee of drie guerillastrijders. Ook christelijke tienermeisjes laten zich niet onbetuigd. Meetrekkend met de grote stroom évacués uit Beiroet zijn we terecht gekomen in het bergdorpje Llouésie. Een christendorp, uitkijkend over de Libanese hoofdstad. De toegangsweg, een kronke lend pad vanaf de rijksweg naar Damascus, is geblokkeerd met een rijtje stenen. Een gekantelde tafeltennistafel in de achtertuin van de kruidenier dient als barricade. Het dorp is op het ergste voorbereid. Ernstig kijkende scholieren bewaken het dorpsplein. Zeven spiksplinternieuwe caravans zijn ingericht als hoofdkwartier voor de militia van de Falange. Onder de Libanese vlag houden ze de wacht, de jongetjes en meisjes. De zwarte baret op het onvol wassen hoofd, de Kalashnikov krijgshaftig over de schouder, het plastic kruis om de nek: la défense nationale. De enige mosliminwoner van het dorp is gevlucht. De piepjonge soldaatjes vullen de ledigheid met de vogeltjesjacht. De allerkleinsten houden spiegelge vechten. Pistolen worden razend snel getrokken en de vijand wordt (feilloos), neergelegd onder het slaken van nationalistische kreten. Gestoord in de verdediging van hun vaderland maken ze het v-te- ken. Op zaterdagmiddag houden de vaders exercitie op het schoolplein, onder toezicht van de pastoor. In Beiroet is het een gouden tijd voor de verhuizers. Niemand wil nog langer in „het Parijs van het Midden-Oosten" blijven. Geen wonder, de lol is er af, na acht maanden onafgebroken schietpartijen en plundertochten. Het marktplein is verlaten. De rolluiken voor de winkels hangen half open. Alle etalages zijn leegge haald. Geen winkelier ontkomt aan de angstpsycho se, zelfs de apotheken worden ontruimd. De duizenden straatventers verslepen hun brood winning naar de veilige bergdorpen. De meer dan honderd jaar oude bazaar ligt grotendeels in puin. Prikkeldraad en schuttingen moeten de plunderaars afschrikken. Voor het spiksplinternieuwe Holiday Inn hotel rij den de vrachtwagens af en aan. Een serie mortieren is de afgelopen weken dwars door het 25 verdiepin gen hoge hotel gevlogen. De Kataeb militia van de Falange heeft het ingericht als regionaal hoofd kwartier. De gordijnen van het ronddraaiende dakrestaurant hangen naar buiten, doorzeefd. De Beiroeti's hebben hun lichtvoetige geloof in de dag van morgen verloren. Het „ins'AIlah, boekra", „met Gods wil zullen we morgen wel weer zien" heeft een sinistere bijklank gekregen. Niet verwon derlijk: in de haven van Joenich, even ter noorden van Beiroet, laadt de Kataeb zijn nieuwe wapenaan kopen uit, inclusief 155 mm geschut en napalmbom men. „De Nasseristen waren hier". Honderden opschrif ten op muren, rolluiken en trottoirs getuigen van de aanval, eind oktober, op de westerse zakenwijk, de grote hotels en de ambassades, het bolwerk van de Kataeb. Het mondaine centrum is nu totaal verlaten, geplunderd en in brand gestoken. De Nasseristen (zoals enkele moslimgroeperingen zich noemen) hebben geen meter terrein gewonnen. Dat is ook niet de bedoeling: de sterk onderschatte progressieve militia heeft de rechtse, christelijke partijen getoond dat zij hun alleenheerschappij over de straatterreur kwijt zijn. Met het oog op de naderende parlements- en presidentsverkiezingen een niet geheel onverstandige politieke zet naar Libanese normen. Het zelfvertrouwen van de Kataeb kreeg inderdaad een forse knauw: „we worden de zee ingedreven", een veel gehoorde kreet in het Midden-Oosten, maar het scheelde niet veel. De Kataeb, met hun artillerie verschanst op het dak van het Holiday Inn werd alleen nog door de grote boulevard van Beiroet in de rug gedekt. „Moordenaars, luie sodemieters, plunderaars" was de botte definitie van onze (christelijke) buurvrouw, met wie wij zes angstige dagen ons schuilhoekje op de gang deelden. Gemakshalve gooit ze moslims, - communisten en Palestijnen op één grote hoop omdat ze tenslotte „allemaal Libanon willen ver woesten". Ook zij was verrast door de „Nasseristische" aanval. In 1958 tijdens de burgeroorlog tussen moslims en christenen was het anders. „Toen zat ik in de bergen. Dat was een goede tijd, met dansen, cock- tailparties. We gingen elke avond uit.". Er klinkt zelfs iets van heimwee door in haar stem, naar die tijd waarin Libanon nog niet overspoeld was door „buitenlanders": Palestijnen en communisten. Als we haar moeten geloven, is het leven van de christenen in Libanon één lange strijd voor lijfsbe houd. Na zo'n gesprek zet je wel vraagtekens bij de veel aangehaalde „vreedzame coëxistentie van moslims en christenen", door beide partijen aangedragen als de oplossing voor het Israelisch-Palestijnse conflict. Voor Israël is het antwoord duidelijk als christenen èn moslims niet vreedzaam samen kunnen leven, hoe kunnen joden, christenen en moslims dat dan wel? Daarmee is het Palestijnse ideaal een seculaire staat met gelijke rechten voor alle religieu ze en etnische groeperingen van tafel geveegd. De voorstelling van zaken is tè eenvoudig, of de Israëliërs nou beter weten of niet. Geen windeieren De Libanese burgeroorlog heeft het karakter gekre gen van een sociale en politieke strijd, weliswaar beinvloed door oude religieuze sentimenten, waarbij de scheidslijn tussen de „haves en have- nots" grotendeels samenvalt met de scheiding christenen- moslims. Niet geheel toevallig: de samenwerking met de Franse overheersers in de mandaatsperiode tussen de twee wereldoorlogen, heeft veel christenen geen windeieren gelegd. Koppel dat aan het betere onder wijs dat zij genoten (en nog steeds genieten) en hun traditioneel westers gerichte belangstelling, niet in het minst naar de miljoenen christelijke migranten van wier geldzendingen de Libanese economie voor een deel afhankelijk is, en de voornaamste oorzaken van de christelijke overheersing in de politiek en de economie zijn aangegeven. Net als bij de christenen, wordt ook de moslimge meenschap geleid door feodale landheren en invloe drijke families, die op basis van corruptie, vriend jespolitiek en regelrechte horigheid het openbare leven beheersen. Premier Rashid Karami is zo'n strepen door de straat trekken, staren mijn tafelge noot en ik elkaar aan. Voor mijn gevoel zitten we daar uren. We hebben niets te zeggen. Hij heeft een meswond over zijn wang. Gebronsde huid, kool zwarte ogen, parelwitte tanden, een keffiye (hoofd doek) over het hoofd. En natuurlijk grijnst hij. Hoe diep zit de angst voor de Arabieren? Onbe trouwbaar, moordlustig vals en lafhartig. Dat beeld zit diep en een jaar van bijna louter plezierige ervaringen met Arabieren tijdens mijn verblijf in Beiroet schijnt daar weinig aan te kunnen verande ren. Ze blijven in hun lange jurken lopen, om het minste of geringste bereid je aan hun heilige oorlog op te offeren. Ongestoord Straten van de verwoeste metropool Bei roet. landjonker, net als Kamal Assaad, de voorzitter van het parlement. Christen- en moslimleiders spelen daarbij handje klap. Dat is de beste garantie voor het behoud van hun positie. Mede onder invloed van de Palestijnse commandobeweging heeft „progressief Libanon", een bonte verzameling Nasseristische, Baathistische en communistische splinterpartijtjes, de laatste ja ren de strijd aangebonden met het grootgrondbezit, de corruptie, de uitbuiting, het nepotisme. Vooral onder invloed van commando-leiders als George Habasj en Nayyef Hawatmeh, die sinds het eind van de zestiger jaren het marxisme tot ideologie van de Palestijnse revolutie proberen te maken. Een beeld uit Beiroet. Het is donker, laat in de avond, in de buurt wordt gevochten. Ik sta in de hal van onze flat, gebiologeerd door het geschiet dat steeds dichterbij komt. Als de privé-soldaatjes langs ons portiek sluipen, krijg ik mijn voeten eindelijk van de grond en vlucht het trapgat in. Platgedrukt tegen de ruw-stenen muur wacht ik de onvermijdelijke ontdekking af. Eenmaal ontdekt valt het mee. Er is geen reden ongerust te zijn, verzekert de olijk ogende soldaat met zijn rode kousen, symbool van de Nasseristen. Gekker nog, een tafel en twee stoelen worden aangesleept en een collega-soldaat gaat op zoek naar sigaretten en bier. Unheimisch, terwijl de kogels en raketten blauwe Het beeld keert terug als we een paar dagen later in een wegrestaurant een pizza eten. Het restaurant ligt tegenover de grootste legerkazerne van Libanon en vijfhonderd meter van het ministerie van defen sie. Een van de soldaten bestelt aan het buffet 10 pizza's: om mee te nemen. Over het hoofd, tot op de schouders draagt hij een zwart masker, twee uitsparingen voor de ogen, een voor de mond. op de bovenlip zit zwart dons: Kataeb, la défense nationale. Hij krijgt gezelschap van een vriendje in camouflagepak, de tas met patroongordels op de heup. Een meisje in spijkerbroek en t-shirt, ook niet veel ouder dan 16 jaar, draagt de M-16 (lichtgewicht Amerikaanse mitrailleur) losjes in de hand. Nie mand stoort zich aan de ravitaillering, ook de soldaten niet. Mijn verbazing ontmoet louter onbe grip: het echtpaar aan het tafeltje naast ons werpt mij een ijzige blik toe. Ook zij dragen het Kateab- kruis om de hals. Na acht maanden burgeroorlog is de redelijkheid uit iedere discussie verdwenen. „Laten ze hun kop houden en in hun kampen blijven. Wat willen die Palestijnen? En wat willen die linksen''" Onze dok ter was een toonbeeld van evenwichtigheid. Zei boven de partijen te staan en zich niet met de politiek te willen bemoeien. Nu zijn vrouw al twee dagen opgesloten zit in Beiroet, afgesneden van het hospitaal in de bergen, valt hij terug op de Falangis- ten. Hun motieven voor de strijd kan hij nu delen: „De bescherming van Libanon tegen links en de commandobeweging, die buitenlanders". Van het programma van de progressieven, grotere sociale gelijkheid en afschaffing van het religieus gëorieri- teerde staatsbestel, is hij niet op de hoogte. In Beiroet viert de paranoia onder de christenen al jarenlang hoogtij. De angst voor een Palestijnse staatsgreep, wat de marxistische commandogroepen betreft, misschien terecht, jaagt de Kataeb iedere keer de barricaden op. Zij willen de Palestijnen voor zijn door ze en masse het land uit te schoppen. Ook de gematigde commando's onder leiding van Asser Arafat, die alleen geinteresseerd zijn in de bevrijding van Palestina. Maar de christenen gooien alles op een hoop, linkse en rechtse Palestijnen. Van de gematigde christenen mogen de Palestijnen blijven, maar dan moeten ze dus wel hun kop BEIROET De in Libanon elkaar bestrijdende zwaarbewapende militai re organisaties verrijzen als paddestoe len uit de grond na een warme regen. In dit geval is het een „warme regen" van geld en wapens die het land bin nenstromen, zowel van kanten die te genover elkaar staan op het gebied van de wereldpolitiek als van die welke het met elkaar oneens zijn op het terrein van de Midden-Oostenpolitiek. Er zijn op het ogenblik 20 van dergelij ke organisaties (niet meegerekend de zeker nog een dozijn zeer modern be wapende Palestijnse guerrilla-organi saties). Aan christenzijde zijn het vooral de rechtse falangisten, het Zghorta-bevrij- dingsleger in het noorden en het Zahle- bevrijdingsleger in het oosten van het land. Aan de kant van de islamiti sche linken zijn er drie groeperingen met 14 organisaties: Het „Front van de progressieven en nationalen" omvat: 1) de progressieve socialisten, 2) de communisten, 3) de „organisatie van de communistische actie", 4) de nationaalsocialen, 5) de pro-Iraakse richting van de Baath-so- cialisten, 6) de onafhankelijke Nasse risten, 7) de „Nasseristische beweging correctieve beweging", 8) de Makassed en 9) de door de Palestijnse guerriHe ros van het bevrijdingsvolksfront van George Habbasj gestichte „Arabische socialistische arbeiderspartij", die een panarabisme marxistisch-leninistische dictatuur wil vestigen. De tweede groepering omvat de overige linksen: 1) de Syrië steunende „Nasseristische organisatie"^) een an dere groep die zich ook „Nasseristische organisatie" noemt) 3) de „beweging van de 24ste oktober". De derde groeping betreft Koerdische milities: een onder leiding van de revo lutionaire Koerdenfamilie Mehu staan de militie en een andere met de naam „Szwarkawi". Het geweer aan de voet houden de nationaal-liberale militie, de „Wachters van de ceders" en het „front van de wachters van de ceders". Alle groeperingen beschikken over zwaarbewapende guerrillastrijders. houden. Dat de Palestijnen dit voortdurende ver raad van hun Arabische gastheren aan de Palestijn se revolutie, die door iedereen wel verbaal gesteund wordt, inmiddels goed zat zijn, gaat er ook bij hen niet in. Zij wijzen op de uitspraken van George Habasj voor wie de bevrijding van Palestina pas gerealiseerd kan worden als eerst de feodale Arabi sche regimes omver geworpen zijn. En dan denkt hij inderdaad aan Libanon. Het Duitse hospitaal, vlak bij Llouésie gaat waar schijnlijk dicht bij gebrek aan patiënten. Het blijkt voor de ziekenwagens onmogelijk patiënten uit Bei roet aan te voeren: sluipschutters controleren de uitvalswegen en zij hebben het vooral voorzien op ambulances en brandweerwagens. In de Palestijnenkampen, door de herfstregens om getoverd in enorme modderpoelen, is de situatie wel even anders. Het Gazahospitaal in het Shatila-kamp heeft de afgelopen maanden meer dan 3.000 "patiën ten moeten helpen. Vaak konden de gewonden niet langer dan 2 of 3 uur in een bed blijven om daarna plaats te maken voor de volgend patiënt. Reden tot bitterheid bij dr. Fathi Arafat, de broer van PLO-chef Jasser Arafat en onderdirecteur van het Palestijnse Rode Kruis: „In dezelfde periode hoefden we „maar" honderd gewonden te behande len als gevolg van Israëlische aanvallen op Liba non". In het Quarantina-kamp, de armzalig krottenwijk van Beiroet, zit de bevolking, vluchtelingen uit de omringende landen, gastarbeiders en gestrande ge lukzoekers, zonder geld en voedsel. Volgens de Nederlandse dokter is ondervoeding bij kinderen het grootste probleem. Maar hij durft het kamp eigenlijk niet in om naar zijn ziekenhuis te gaan. Hij is een christen en wordt als zodanig met de Kataeb geïdentificeerd. De strijd en de plunderingen gaan voorlopig nog aan ons dorpje voorbij. Wat niet wil zeggen, dat de defensie niet onder zware druk staat. Op een middag bleek de dienstdoende soldaat het te kwaad te hebben gekregen met zijn vriendjes, twee turven hoog. Ze lachten hem uit en gooiden met kiezel steentjes, niet het minst geïmponeerd door zijn keurig groene uniform. Er bleef hem niets anders over dan de mitrailleur van de grond te hijsen, te ontgrendelen en steekbewegingen te maken: kst, kst. GERARD JACOBS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 9