Herr Direktor Jos Mullens INSPECTEERT NOG ELKE OCHTEND HET RESTANT VAN ZIJN CIRCUSDROOM «Mijn portiers, jongen, dat waren generaals" Joseph Mullens, bijgenaamd Sjefke, oudste der vijf zonen van professor Henry Philippus Mullens, legendarische hof goo chelaar van Koning Willem Drie: hij is niet dood, hij leeft. En hoe! De 72-jarige zaagsel-ko- ning heeft inmiddels 2 hart aanvallen en een lichte beroer te achter de rug, maar die onef fenheden in zijn leven weerhou den hem er niet van om zijn tanden gretig in elke nieuwe dag te zetten. Zij stem heeft nog steeds de kracht van een verdragende raket met spring lading, zijn overvloedig ge plaatste lachsalvo's dalen nog altijd als knetterende donder slagen op de bezoekers neer. Hij converseert in modieus Neder lands, dat hij afwisselt met Franse volzinnen, die gramma ticaal wat rammelen, maar gloedvol als vers van Molière worden geplaatst. „Dit menne- ke", brult hij strijdvaardig, „heeft niet voor niets zijn eer ste Heilige Communie gedaan in Rouaan. Dat was de winter- standplaats van de Bougliones, jongeman. De grootste zigeu ners van Frankrijk, maar cir cusmensen van klasse. Daar mag meneer Boltini niet ééns naast staan. Dat Is ook geen zigeuner. Dat is een zwerver, die vuiligheid in de piste brengt. Meneer Boltini had au tosloper moeten blijven, dan had hij het Nederlandse volk tenminste een dienst bewezen. Ik zit tijdens een matinee met mijn vrouw in zijn tent en wat denk je, wat meneer ons presen teert? Dames met blote borsten. Topless girls. Ja, mijn Engels mag er ook gerust nog wezen. Ik zeg tegen mijn vrouw: „hoe durft ie in een tent vol kinde ren? Dat is toch geen circus". Hij schudt driftig zijn grijze ma nen en slaat met gebalde vuist op de cafétafel. Onmiddellijk schiet een bleke ober in motten- ballen-frak toe, die behulpzaam informeert of meneer wellicht iets wenst te gebruiken. „Wis en waarachtig niet", roept hij, „of wil je me soms op dit uur van de dag al dronken zien? Een lallende oude man, wil je dat meemaken? Nou vader, dan kan ik je zeggen, dat die vlieger niet opgaat. Ik bestel, wanneer ik dat wens. Ik bepaal toevallig, wat hier gebeurt". De aangetrouwde dame, die hem op deze middag vergezelt zendt een tedere glimlach over de tafel en zegt zacht: „Maak je nou niet druk Jos. Denk om je hart". „Om mijn hart", schreeuwt hij, „wat hart? Als magere Hein me wil hebben zal hij met deugde lijker middelen moeten aanko men dan een beroerte of een hartaanval. Daar wordt dit men- neke toevallig niet koud of warm meer van". Grove korrel Uit zijn tas diept hij een album op met vergeelde foto's, waarop de verrichtingen van de Mul lens-dynastie in grove korrel zichtbaar worden. Een vracht wagen met de hele familie in de open laadbak, verzameld ron dom professor Henry Philippus, rijk besnorde patriarch, illusio nist, marionettenspeler en direc teur van het Théêtre Pittores- que Mecanique. Op de treeplank met pet en slobberende crisis broek oudste zoon Jos, die als boniseur het publiek de tent in smoesde. „De oude Henry", roept hij, was ook een donder steen. Als die vloekte, begonnen de olifanten spontaan te trom petteren. Maar wel een heer. Wel een mens in every inch. In 1916 verloor hij bij Verdun zijn hele hebben en houwen en moest hij met ons door de ge vechtlinies heen naar Nederland vluchten. Ik was veertien, toen hij mij met mijn broer de piste injoeg als „Les frères Vitalo", de jongste clowns ter wereld. En wee ons gebeente, als we er naar zijn smaak niks van bak ten. Dan konden we mooi het spek van het avondeten verge ten. Natuurlijk was de oude Henry geen echte professor. Die titel had hij zich gewoon toegeëi gend, omdat hij een keer voor Koning Willem Drie heeft ge goocheld. Maar hij had wel de wijsheid van een professor. Pro fessor word je alleen, als je een studiehoofd hebt en een pa met centen. De oude Henry had geen van beiden, maar hij is wel ge promoveerd aan de universiteit van het leven. Parbleu, c'est vrai mon ami. Moffenhords Professor Henry Philippus Mullens, hofgoochelaar van Koning Willem Drie met vrouw en vijf zonen. Links van hem nestor Joseph, bijgenaamd Sjefke. In onze paradetent gaven we voor het betere publiek voorstel lingen, waarin het Duitse leger bij Verdun in de pan werd ge hakt. De hele familie Mullens rende onder het toneel heen en weer om de legers in beweging te houden. „Hooggeëerd pu bliek", riep mijn vader dan be wogen, „let u op hoe de moffen- horde zich zelfs niet ontziet om de mooie kathedraal in brand te schieten". En hup, daar ging weer een dot Bengaals vuur in de hens, terwijl mijn jongere broer de spits van de kathedraal trok. Tsjonge, dat waren gebeurtenis sen, waar het volk niet over uitgesproken raakte. We hadden ook de schipbreuk van Pierrot op de woeste Noordzee op het programma. Om het zo leven secht mogelijk aan het publiek te presenteren had vader golven in elkaar geknutseld, die echt bewogen. Pappelepap, dat was niet mis. Het ThéStre Mecani que van Mullens gold in die dagen als een wereldwonder. Niet in het minst, omdat het publiek schipbreukelingen zag, die waarlijk scheurbuik hadden. Om dat te bereiken droegen we een varkensblaas met een rits er in onder de schipperstrui. Als je die open trok leek het, of je van top tot teen leegliep. De oude Henry heeft me ge leerd, wat werken is en wat je met zelfdiscipline kunt berei ken. Reizend volk is hard voor zichzelf en leert incasseren. Je repeteerde je gek en kreeg 's avonds als loon aardappelen met spekvet. Voor mij is er al tijd maar één ding belangrijk geweest: mijn circusspul. Ik heb nooit getaald naar een maatpak. Dat vind ik trouwens nog zonde. Ik kan het nu royaal betalen maar voor zo'n lijf als ik heb is confectie goed genoeg. Maar mijn personeel droeg de mooiste pakken van de wereld, met volle gouden tressen. Ik wil de, dat mijn publiek zich sjiek voelde, als het in mijn tent kwam. Geen zigeunertroep, maar alles keurig en korrekt. Mijn portiers jongeman, dat wa ren generaals. Toch kan niemand beweren, dat ik mijn circus cadeau heb ge kregen. Hoeveel keer ben ik niet van de grond af aan weer op nieuw begonnen? Eerst deed de crisis me de das om. Ik had als vent van 25 het Grand Cirque National, een mooie tent, goede artiesten, beste beesten. In één seizoen was ik het hele spul kwijt. Failliet, uitgeschud door de overheid. In 1934 had ik een nieuwe tent, waarin ik het Circus Rausch presenteerde. Ik dacht, dat ik eindelijk eens op fluweel zat, maar één windhoos blies in Heemstede mijn hele zaak van de aarde. In 1950 kwam de grootste klap. Ik zat zelf in Parijs om kontrak ten met artiesten af te sluiten en toen ik terug kwam bij de Nederlandse grens zei een doua neman: .Meneer Mullens, ik heb een naar bericht voor u. Uw hele circus is afgebrand". Ik heb staan brullen van de pijn. Daar had ik nou dag en nacht voor geploeterd: Vijf ton kwijt en geen cent verzekerd. Drie en twintig van mijn mooiste paar den levend verbrand. In de auto heb ik tegen mijn vrouw gezegd: „Dat wordt weer jaren speklap pen eten moeder". Oude kous Zes weken later draaiden we alweer in een gehuurde tent en met gehuurde paarden. Ik had zestig mille van de bank ge haald en in de oude kous zaten ook nog dertig lappen. De rest kregen we van de staat als ren teloze lening. Dat was een uni cum en dat is het nog. Ze leen den me een ton en elke week heb ik een mille of zes, zeven aan de regering terugbetaald. Op een gegeven moment zeiden ze op het ministerie: „Het gaat slecht in de circuswereld, me neer Mullens. We verwachten echt niet, dat u het hele bedrag afbetaalt". Ik heb geantwoord: „Ik heb het weten te halen en De Mullens-family in de laadbak van de vrachtwa gen, waarmee ze het hoog geëerd publiek afreisden. Op de treeplank met pet en crisisbroek Jos Mullens. Zoon Henri heeft met zijn verblindend mooie Engelse vrouw Valery Cottrel een wereldberoemd acrobatennum- mer te paard. ik zal het terugbrengen ook. Tot de laatste cent". Ze mogen me gerust een harde rot vent vinden. Ben ik ook. Ik heb een grot muil en ik kan niet tegen orders van anderen. Maar ik voel me te groot om bij ie mand in het krijt te staan. Om dankjewel te moeten spelen. Dat doe ik niet tegenover mijn eigen kinderen en zeker niet tegen over de staat. Later heb ik nog een officiële dankbetuiging van de regering gekregen, waarin ze me complimenteerden met de keurige wijze, waarop ik het geld had terugbetaald. Zo is Muilen^'. Met wit geschminkt hoofd werd Jos Mullens op veertienjarige leeftijd al de piste ingestuurd als Vitalo, de jongste clown ter we reld. In 1960 ben ik voor het laatst op tournee gegaan. Het kostte me tienduizend gulden per dag, maar ik geloofde erin. Hier, be kijk zelf het programma, dat we toen brachten. Allemaal klasse- nummers. Mijn dochter José was in die tijd één van de beste hogeschool-rijdsters van de we reld. En mijn zonen konden er ook wat van. Willy en Henri zijn trouwens nog stees topnummers in elk circus. Allebei rasechte Mullens. Dat kan niet missen. Toen kreeg ik die beroerte. Ik lag voor oud vuil in het Joodse ziekenhuis in Amsterdam. Ik was half verlamd en kon mijn bed niet uit Op een dag kwa men Willy en Henri op bezoek. Ik zie ze nog binnen komen. „Pap", zeiden ze, „u bent nou al 55 mille kwijt. Kunnen we even met u praten". Ik was com pleet overdonderd. Praten? Dat was helemaal nieuw voor me. Ik was gewend, dat er maar één man sprak en dat was Jos Mul lens. De rest moest zijn grote mond houden en doen, wat ik ze had opgedragen. Zijn ze nou helemaal beduveld. Ik zeg: „Jullie zijn toch hoop ik niet van plan te gaan muiten. Jullie zijn toch geen communis ten geworden. Kom op, wat voe ren jullie in je schild?" „Pap", zegt de oudste, „u moet er mee ophouden. Het kan zo niet langer. U hebt een prachtig circus, drie pistes, het mooiste circus van Nederland. Maar u moet het toch vergeten". „Welallemachtig", schreeuw ik terug, „en moet ik dat van mijn bloedeigen zoons koren. Gaan jullie je vader plotseling de les lezen. Wat is dat voor gedon der". Ja sorry hoor, als ik het me nou zo aan een café-tafeltje hoor vertellen, klinkt het in mijn oren ook overdreven. Maar denk je even de situatie van toen in: half verlamd in een ziekenhuisbed en dan horen, dat je je levenswerk voortaan kunt vergeten. Janken jongen, ik heb gejankt als een klein kind. Ik kon niks anders dan janken. En verdomd als het niet waar is, ik krijg nou weer de tranen in mijn ogen. Laten we asjeblieft over wat anders praten. Hier, hoe vind je deze foto? Die is genomen, toen José in Maastricht trouwde met Henri Strassbu^er. Ze zijn in een op tocht met alle dieren en arties ten naar het stadhuis gereden. En langs de wegen stonden hon derdduizenden mensen. Ik over drijf niet. Ze hingen zelfs uit de ramen. Wat zeg je? Dat Maastricht in die tijd niet eens honderdduizend inwoners had. Kun je nagaan hoe geliefd mijn dochter was bij het publiek. Ze waren voor d'r trouwen uit het hele land naar Maastricht ge reisd. Weer de reis op Zwijgend bladert Herr Direktor Mullens verder in het album. Foto's van Friese hengsten, springende Arabieren, de mees ter zelf in het galapak. „Drie pistes", roept hij, „we hadden op het laatst drie pistes, waarin we de beste circuskunst brach ten. Dat is toch geen kattedrek". Naast zijn boerderij in Brabant staat het restant van zijn oude droom onder de bomen. Acht tien wagens, trekkers, een piek fijn rijdénd toilet, kassawagen, 350 kostuums, pisteranden en kooien voor de roofdieren. Als hij thuis is houdt hij elke ochtend een inspectieronde door zijn stille, verlaten rijk. Zijn vrouw heeft al enige keren ge vraagd, tegen wie hij op die tochten eigenlijk praat. „Je roept allerlei woorden", zei ze, „net, alsof je iemand een bevel gaf'. Mullens stoot een betonnen lach over de lippen en roept: „Ze had gelijk. Als ik langs mijn wagens loop, gaat alles weer voor me leven. Dan zie ik echt iemand in de kassawagen zitten en dan roep ik: „Loopt het een beetje. Hoeveel kaarten zijn er al ver kocht". Dat doe ik automatisch, ik heb er niet eens erg in, dat ik dingen zie en hoor, die er niet zijn. Ik zal het wel niet meer beleven, dat Mullens weer de reis op gaat. Zie je het vóór je, die fris geverfde karavaan op de weg. En de mensen elkaar aanstoten en zeggen: „Zie je dat, Mullens is terug". Ik heb al mijn hoop gezet op mijn jongste zoon. Die moet het gaan maken. Als hij een echte Mullens is vecht hij terug. Hij hoeft maar één kik te geven. Op een avond belt hij aan bij de boerderij en dan zegt hij zoiets als „U weet zeker al waar ik voor kom". En dan zeg ik: „De wagens staan naast het huis onder de bomen" Als Magere Hein dan nog trek in me heeft mag hij me daarna komen halen". LEOTHURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 13