ROTTERDAM De klap in de Limburgse DSM-naftakraker is hard aangekomen. De doden zijn inmiddels ter aarde besteld, de gewonden hebben vrijwel allen de ziekenhuizen verlaten. De klap echoot nog wel wat na. In het Limburg se wordt geroepen om een rampenplan, een samenspel van te nemen maatregelen bij een nieuwe explosie. Maar met de uitvaart van de overledenen is de schrik weggeëbd. De vraag „Mag een dergelijke industrie wel in een dicht bevolkt gebied actief zijn" is nog onbeantwoord gebleven. Men beperkt zich vooral tot het den ken aan een rampenplan, een plan waarmee alleen de gevolgen van een explosie snel kunnen worden opgeruimd. Voor milieugecommitteerde Arie van Dijk (29) van het openbaar lichaam Rijnmond is die ontwikkeling niet nieuw, en zeker voor wat de Limburgse klap betreft, niet opzienbarend. „Want laten we de zaak even objectief bezien. De klap in Limburg was geen ramp. Het was een gewoon ongeluk, een soort bedrijfsongeval. Er vielen immers slechts veer tien doden en dan nog wel allemaal op het fabrieksterrein. We kunnen pas over een ramp spreken als er duizenden doden zouden zijn gevallen. En dat kan in het Limburgse bijna niet gebeuren. Zoiets zal hier gebeuren. In de Rijn mond. Hier zullen de slachtoffers vallen. Met duizenden tegelijk. Het is onvermijdelijk". Milieugecommitteerde Van Dijk is een vriendelij ke, wat bedachtzaam formulerende jongeman, gekleed in een donkerblauw krijtstreeppak dat een concessie moet zijn aan zijn vroegere periode als milieu-activist van het Centraal Actiecomité Rijnmond (CAR). Vanuit die actiegroep is Arie van Dijk terecht gekomen in het openbaar li chaam Rijnmond als milieugecommitteerde en heeft thans de beschikking over een bij de functie aangepaste werkkamer in het Rijnmond gebouw aan het Rotterdamse Vasteland 96. In die werkkamer grijpt Van Dijk even terug naar de explosie in Limburg'Tn Nederland hebben we negen naftakrakers. In Temeuzen staan er twee, in Limburg stonden er drie, bij Shell in Moerdijk staan twee krakers, terwijl in de Rijnmond nog een kraker staat van Shell en een van Gulf. Maar laten we nu niet alle aandacht richten op de kraakinstallaties. De gevaren van een naftakra- ker zijn zeker niet groter dan de gevaren van andere drukkolommen. De Rijnmond heeft er daarvan verreweg de meeste van heel Neder land". Om de woorden van gecommitteerde Van Dijk wat te illustreren een kort en incompleet over zicht van wat er zoal in de Rijnmond aan chemische industrieën bestaat: Shell/Pernis. Een honderdtal Shell-bedrijven samengeprangd op een flink fabrieksterrein. Daar staan krakers, raffinaderijen, fabrieken voor kunstrubber, ethyleen en tal van andere chemische produkten. Ook zijn er aanzienlijke opslagplaatsen, bij voorbeeld van het gevaarlijke fosgeen. Esso Chemie. Een aromatenfabriek. Uit nafta wordt benzeen gewonnen, alsmede andere halffa brikaten die als grondstof dienen voor andere chemische industrieën. Akzo. Het Akzo-concern produceert onder meer vinylchloride. Dit is een bedrijf waar de chemische processen uitermate gevaarlijk zijn. Er is onder meer een geweldige opslag van zeer giftig chloorgas. Oxirane. In deze fabriek wordt onder meer propyleenglycol en -oxide vervaardigd. Dit zijn produkten die dienen als „weekmakers" voor plastic. De eigenschappen zijn vergelijkbaar met antivries. ICI. Dit bedrijf vervaardigt onder meer ple xiglas. Er is een kolossale fosgeenopslag. Gulf. Een raffinaderij en een chemische fa briek waar etyleen, styreen en cumeen wordt gemaakt. Er is onder meer een opslag van twee keer honderdduizend ton etyleen. Voor wat de gecommitteerde Van Dijk betreft is niet alleen de aanwezigheid van deze indus trieën gevaarlijk. „Het gaat niet zozeer om het gevaar van elke opslagplaats en elk chemisch proces afzonderlijk. Het is meer de kwestie van de enorme omvang. Als er hier een klap komt, dan wordt dat een goede klap. Dan is er een ramp". Voor wat het explosiegevaar betreft noemt Van Dijk het chemische complex van Oxirane het meest gevaarlijk. „Dat is een soort kernreactor op chemisch gebied". Ook zijn de verouderde industriecomplexen zoals dat van Shell/Pernis een explosiegevaar. Daar kan een gigantische klap vandaan komen, doordat alle verschillende fabrieken op en in elkaar zijn gebouwd, waardoor bij een relatief klein ongeval een kettingreactie kan ontstaan". Niet minder gevaarlijk dan mogelijke explosies bij Oxirane en Shell kan het vrijkomen van giftige gassen zijn. Gecommitteerde Van Dijk noemt voor wat de giftige gassen betreft in dat opzicht vooral de Akzo-vestiging als de plek vanwaar het meeste gevaar kan komen. „Men heeft daar ontzagwekkende hoeveelheden chloor in huis. Enkele weken geleden kwam er zo'n giftige chloorwolk vrij. Hij ging precies tussen Hoogvliet en Geervliet door, net zoals enkele jaren geleden". De bedrijven in de Rijnmond zijn verplicht de centrale meldkamer van het openbaar lichaam Rijnmond in te lichten wanneer er 'n bedrijfs ongeval is. „Vroeger meldde men alleen als men vreesde, dat een ongeval als het ontsnappen van wat gas of een gevaarlijke vloeistof, niet binnen het bedrijf zou kunnen worden gehouden. Sinds het geval Oxirahe, waarbij het bedrijf werd beschuldigd van een te late melding en daarvoor door de gemeente Rotterdam in eerste instantie werd „beboet" met een bedrag van 4,5 miljoen gulden, een som die overigens snel door de rechter is afgeslankt tot een fractie daarvan, melden de industrieën ongevallen sneller. De kwartaaloverzichten van Rijnmond tonen aan, dat de zaak Oxirane de meldingsplicht een duw in de goede richting gegeven heeft. In het eerste kwartaal van 1974 werden 135 gevallen gemeld. Na de Oxirane-zaak in het laatste kwartaal van 1974, begon in de eerste drie maanden van dit jaar de stroom te verdubbelen: 495 gevallen, in het tweede kwartaal 1975 zelfs 850 gevallen. „Laten we uit die cijfers niet concluderen, dat de gevaren thans groter zijn dan in andere jaren. De stijging is zeker niet symptomatisch. Het is niet zo dat we snel op weg zijn naar die ene grote klap, die het einde van Rijnmond bete kent", voegt Arie van Dijk toe aan de schrikba rende cijfers. Schrikbarend, want elk bedrijfson geval had in principe kunnen uitgroeien tot een landelijke ramp waarbij de DSM-explosie in het niet zou zinken. „Wij zijn bezig met nieuwe veiligheidseisen. Over enkele maanden komt er een veiligheidsnota, waarin we aantonen dat we naar een ander beleid moeten. Vroeger keurde men een aan vraag voor de bouw van een installatie goed als deze installatie aan de veiligheidseisen voldeed. Men vergat echter te kijken naar de plaats van die installatie. Het is immers niet alleen het risico dat gelopen wordt bij een explosie of een defect bij die ene installatie. Er kan een kettingreactie ontstaan, en dan wordt de klap alleen maar harder. Ons beleid moet er in eerste instantie op gericht zijn elke klap zo'n gering mogelijke omvang te geven. Pas als we zover zijn kunnen we meer gaan letten op de veiligheidsfactoren bij de diverse installaties. Eerst het opdelen van een groot risico in allemaal kleine risicootjes. En daarna pas de veiligheid van die kleine zaken aanpakken". In Limburg ontbrak een gemeenschappelijk ram penplan. In Rijnmond met al zijn gevaren die een veelvoud zijn van die bij DSM, is een dergelijk plan eveneens niet voorhanden. De gemeente Rotterdam heeft een organisatie die in werking treedt bij een ramp. Die organisatie is volgens gecommitteerde Van Dijk goed. Maar wat de overige 22 gemeenten in de Rijnmond hebben opgesteld is volgens Van Dijk vrijwel niet het noemen waard. En van een geïntegreerde aanpak is helemaal nog geen sprake. De coördi natie ontbreekt. „De rampenbestrijding is een taak van elke autonome gemeente. Ieder voor zich. Alleen de commissaris van de Koningin in Zuid-Holland heeft de formele bevoegdheid om iets aan de coördinatie te doen. Hij laat dit echter na. Er is een ambtelijke werkgroep van de Rijnmond-gemeenten die een coördinatie voorbe reidt. De commissaris van de Koningin dient hierin vertegenwoordigd te zijn. Vanaf januari van dit jaar werkt die werkgroep en sindsdien zijn steeds uitnodigingen verstuurd. We hebben echter nog niemand gezien". „Dat gedrag van de commissaris van de Konin gin is verklaarbaar. Het aanwezig zijn bij die vergadering impliceert de erkenning van de ge varen. En dat is iets wat nog niemand wil doen. CeidóeSoiwcmt Men probeert de gevaren naar het onderbewust zijn te dringen. Men durft zelfs geen uitspraak te doen over de vraag: „Wat is een aanvaardbaar risico?" Daarom is het onze taak de risico's in beeld te brengen. We moeten duidelijk laten weten wat de gevaren zijn. Niet dat we zeggen dat die installaties moeten verdwijnen, maar wel om te bereiken dat de risico's zo klein mogelijk worden gemaakt. Het uitbannen van de extra-ri sico's zoals het verbieden van drukopslagplaat- sen van gasvormig koolwaterstof en deze instal laties te doen vervangen door koelopslag voor vloeibaar koolwaterstof. En daarbij een beleid ten aanzien van de ruimtelijke opslag, het ver spreiden van de gevaren". „Maar een dergelijk beleid is een lcwestie van de lange adem. Het zou wel in een keer kunnen gebeuren. Daarvoor is echter een collectieve actie nodig. Nederland zou massaal op moeten staan. Er was immers ook een watersnoodramp nodig om een Deltaplan te kunnen laten uitvoeren. Zo'n ramp zal ook eerst in de Rijnmond moeten gebeuren voor er daadwerkelijk iets verandert. Die klap in Limburg is snel vergeten. Die was niet hard genoeg WIM BUIJTEWEG BEEK De lucht boven het wijde gebied rond D.S.M. in Beek begint weer de waterig-blauwe kleur van de naherfst te krijgen. De dikke zwarte omhoog kolkende wolken van een week geleden zijn weggetrokken. Als een decor van een oorlogsfilm staan de gigantisch verwrongen staketsels van de zës nafta-tanks en wat loodsen tegen die lucht afgetekend. Vlak ernaast de twee immense, witte stalen voetballen, vol met giftig en uiterst brandbaar gas. Ze zijn nog net niet ontploft, waardoor heel de mijnstreek aan een ontzettende ramp is ontkomen. Op enige afstand braakt het stikstofbindingsbedrijf wol ken uit. Op dat griezeldecor na lijkt alles weer gewoon in het verre zuiden van ons land. Van glasschade is nauwelijks meer iets te merken. De carnavalsvoorbereidingen spelen weer een hoofdrol. Maar het spontane is er af. Het is stiller geworden. De stilte na de klap. De rumoerige stilte zou men zeggen, want onder de oppervlakte gist het. Al is het dan ditmaal geen chemisch proces. In Stein tracht de raads fractie Coumans tot verzet op te roepen tegen de onveiligheid van D.S.M. De KWJ en „De rooie reuzen" sluiten zich hierbij aan. In Elsloo werd een actiecomité opgericht onder de naam „Ui terst verontruste burgers", een initiatief van het jongerencentrum Utopia en van het comité oud mijnwerkers. Al moet gezegd worden dat deze actiecomité's weinig weerklank vinden bij de bevolking, vooral bij de werknemers van datzelf de gewraakte DSM, die op die manier hun boterham, hoe zuur of giftig dan ook verdiend, in gevaar gebracht zien. „In Geleen kan dit niet gebeuren", zei in juni 1974, toen in het Engelse Flixborough de Capro- lactam-fabriek de lucht invloog, wat 28 doden kostte, drs. Bogers, president-directeur van DSM. De klap kwam toch. Dat is de reden waarom niet alleen enkele actiegroepen uit de Zuid-Lim burgse bevolking de koppen hebben opgestoken, maar ook vele politici zich zijn gaan afvragen of het zo wel langer kan. Hun grootste bezwaar is dat bij de ramp niet duidelijk is geworden of er nu wel of niet een rampenplan voor de streek rond DSM is, en zo ja, waarom, populair gezegd, er dan zo'n paniek kon ontstaan. Het PvdA-kamerlid M. J. Konings uit Maastricht wil een interpellatie over deze kwestie. Hij wijst erop dat er in de zeven gemeenten rond het rampgebied „een grote chaos" heerste. „Ik heb bij verschillende gemeentebesturen een totale chaos aangetroffen. Er was geen enkele coördi natie tussen de gemeenten, Telefoonlijnen waren bezet, men gebruikte het openbare telefoonnet en niet het net van de B.B., aldus het Kamerlid. PPR-kamerlid dr. H. Waltmans wil meteen de zaken in Zuid-Limburg hard aanpakken. Hij vindt dat de woonwijken in Beek, in de onmid dellijke nabijheid van DSM, moeten worden af gebroken en dat de autoweg E39 maar moet worden omgelegd. Waltmans heeft de betreffen de ministers schriftelijk vragen gesteld. De PSP in Limburg heeft zich eveneens hard opgesteld. Dit onder het motto: „Het sussend gepraat van DSM-technocraten en de braaf volg zame colleges van B. en W. en G.S. op kritische vragen vanuit de bevolking, hebben niet kunnen voorkomen dat er een ramp is ontstaan en dat de onrust ondej de werkers bij DSM en de bevolking sterk is toegenomen." Er is inderdaad veel sussend gepraat. Vooral over dat rampenplan. „Er was wel een rampen plan", zegt premier Den Uyl. „En er is óok gebruik van gemaakt". Maar ook hij dringt aan op nader onderzoek. De burgemeester van Geleen, mr. Th. Elsenburg, pleitte vorige week voor een snelle verbetering van het bestaande rampenplan. Met overheids gelden. Dat wijst dus ook weer op het bestaan van zo'n plan. Burgemeesters wens zou zijn een verbetering van de communicatiemiddelen. „Het was juist het gebrek aan verbindingen dat de grote paniek rondom het rampterrein deed ont staan. Iets waarin het eventueel uitvoeren van een mogelijk bestaand rampenplan had kunnen voorzien door het onmiddellijk inschakelen van de B.B. die daarvoor klaar stond". De burgemeester van Beek, jhr. mr. P. van Meeuwen, zegt wel een rampenplan klaar te hebben, samen met de gemeente Geleen. Wat ontbreekt is coördinatie met de andere gemeen ten. Hij ziet het bij DSM gebeurde overigens niet zo zwaar, omdat er naar zijn mening geen gevaar voor de omgeving bestond. Burgemeester Van Meeuwen vergat hier even de twee met giftig en uiterst brandbaar gas gevulde bollen, die op slechts enkele meters van de brandende nafta- tanks stonden en die slechts met moeite, door constant nat houden, konden worden gered. Vraag blijft of, zelfs al zou er een goed gecompo neerd rampenplan zijn geweest, dat wel in werk ing gesteld zou zijn. Gezien het feit dat president directeur Bogers zegt: „We hadden geen behoefte ,aan inschakeling van Bescherming Bevolking. DSM heeft gedacht dat het geen ramp was in de zin van het rampenplan. Daarin zou de B.B. hebben moeten werken". Uit de DSM-explosie zijn er een paar duidelijke conclusies te trekken en niet alleen voor Zuid- Limburg maar voor al die plaatsen in Nederland waar chemische bedrijven van enige omvang staan. Het is onveilig leven met chemische fabrie ken, maar omdat ze niet weg te denken zijn uit onze samenleving, moeten er goede plannen zijn voor als er iets gebeurt Dat heeft ontbroken bij DSM. Want vorig jaar stelde, de Bescherming Bevolking in Gulpen nog vast dat er aan de veiligheid, zowel intern als extern bij DSM nog heel wat ontbreekt. Dat ontbreekt ook bij andere, dergelijke bedrijven. In Europoort bijvoorbeeld. In het hoge noorden misschien. In Zeeuws-Vlaanderen. De klap in Limburg is ver gehoord. Ver genoeg? Het is stil geworden erna. Een stilte gevuld met het rumoer van nog vele vragen. GERARD CRONE i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 9