Elke ambtenaar
kan hetzelfde
overkomen als
Daey Ouwens
SU Groenoordhaldirecteur nu 2 jaar thuis
Leiden
aktueel
PAGINA 3
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1975 LEIDSE COURANT
Burgemeester Vis
4 1 J
LEIOEN Groenoordhal-dlrecteur T. C. Daey Ou-
wens zit nu bijna twee jaar thuis, te wachten op
de beslissing van het Leldae gemeentebestuur om
hem al dan niet te ontslaan. Wat is er In die twee
jaar gebeurd?
11 Januari 1971. De heer T. Daey Ou wens wordt
benoemd tot directeur van de Groenoordhal. Hij heeft
er dan een periode van twee jaar opzitten waarin hij
waarnemend directeur is geweest. In die periode heeft
hij erop gewezen dat het gemeentebestuur geen
duidelijk beleid voert met betrekking tot de Groe
noordhal. En dat de relatie met en het optreden van
de restaurateur Milikan problemen veroorzaakt. Op 17
juni spreekt Daey Ouwens er tegenover het gemeente
bestuur zijn twijfel over uit of het zinvol is, zijn functie
van waarnemend directeur voort te zetten. Het ant
woord van b. en w.: „Wij hebben integendeel alle
waardering voor uw energieke aanpak van de taak
die zo onverwachts op uw schouders is gelegd."
4 januari 1974. De Groenoordhaldirecteur neemt onder
druk van het gemeentebestuur vrijwillig verlof. Burge
meester zegt Daey Ouwens dat een onderzoek naar
zijn functioneren noodzakelijk is. Waarom? Het waar
om hiervan is niet eenvoudig te geven, is zelfs ietwat
diffuus, maar wordt gevormd door een veelheid van
facetten. Enkele van die facetten zijn de incomptabili-
tés d'humeur met de groep Milikan, informaties van
gebruikers van de hal die klachten uitten; het feit dat
de heer Daey Ouwens de veemarkt aan de heer De
Jong overlaat maar dan soms onverwachts plotseling
besluiten neemt. In de gemeenteraadsvergadering van
4 februari 1974 wordt voorgesteld een nieuw gesprek
met Daey Ouwens te arrangeren om na te gaan of
een soepele oplossing van de moeilijkheden mogelijk
is. Burgemeester Vis ziet in een dergelijk overleg geen
heil. Hij acht de kans op succes klein als opnieuw
in antwoord op de vraag van de heer Daey Ouwens
„Over welke gegevens beschikt u eigenlijk?" zal
moeten worden geantwoord: „Nog vrijwel niets, maar
wij gaan het misschien onderzoeken".
20 februari. Daey Ouwens ontvangt een brief waarin
het college naar zijn zeggen alle klachten heeft
neergelegd waarover het op dat moment beschikt. B.
en W. blijken alleen een oordeel over het functioneren
van de Groenoordhal-directeur te geven. Informatie
over de concrete door Daey Ouwens begane misstap
pen blijft geheel en al achterwege. Enkele zinsneden
uit de brief: „Het kernpunt van alle bezwaren is vrijwel
steeds het contactuele tekortschieten uwerzijds in alle
bedoelde relaties." „De onderlinge verhoudingen, juist
ook met uw directe medewerkers worden regelmatig
verstoord zonder dat uwerzijds daarin duurzame ver
betering wordt gebracht."
5 maart 1974. De Groenoordhaldirecteur wordt ge
schorst. Een onafhankelijke commissie onder voorzit
terschap van het oud-gemeenteraadslid mr. C. Woud
stra gaat een onderzoek instellen naar de wijze
waarop Daey Ouwens tot dusverre zijn functie van
directeur van de Groenoordhal heeft vervuld. De
commissie weigert bij zijn onderzoek de totale organi
satie van de Groenoordhal van b. en w. te betrekken.
Zij gaat niet in op een verzoek van Daey Ouwens
om een 20-tal getuigen te horen van wie hij verwacht
dat ze een voor hem gunstig licht op de problemen
werpen.
9 december 1974. De commissie Woudstra brengt
haar rapport uit aan b. en w. Zij heeft 12 conflicten
tussen Daey Ouwens en anderen in zijn werkmilieu
boven water gebracht. Daey Ouwens wordt verweten
dat deze contactueel tekort schiet. De commissie
adviseert het college hem eervol te ontslaan op grond
van ongeschiktheid voor de functie en anders dan
vanwege ziels- of lichaamsgebreken. Met toekenning
van een wachtgeld als ware hem ontslag verleend
anders dan als gevolg van aan hem te wijten feiten
of omstandigheden. Met daarbij de bepaling dat als
er binnen het gemeentelijk apparaat een functie vrij
komt waarvoor hij geschikt is, hij die functie moet
vervullen.
December 1975. Het Leidse gemeentebestuur besluit
dit advies al dan niet op te volgen.
T. C. Daey Ouwens
„Intussen gaat de betrokken overheidsinstantie zich nader bera
den op de geuite bedenkingen. Natuurlijk zijn er dan altijd wel
mensen die met genoegen de bezwaren kracht bijzetten. Perso
nen die er belang bij hebben dat de aangevallen ambtenaar
van het toneel verdwijnt en meehelpen een klimaat te scheppen
dat tegen de man is.
Deze kan niet anders dan machteloos toezien. Hij weet met
waarop hij wordt aangevallen en kan zich dus ook niet wape-
„Dan verstrijkt de aanvankelijk gestelde onderzoekstermijn en
blijkt dat de overheidsinstantie, in dit geval b. en w. nog steeds
niet over harde feiten beschikt waarop een beslissing kan
worden genomen.
Wat om bij de kwestie Daey Ouwens te blijven op dat
moment duidelijk is, behelst niet meer dan dat het vermoeden
bestaat dat handhaving van de betrokkene in zijn functie het
risico inhoudt van herhaling van wrijvingen met anderen in zijn
werkmilieu".
,,jProcedure in hoge mate
vergelijkbaar met de
mjze waarop achter het
IJzeren Gordijn de
protesterende intelligentia
wordt aangepakt"
„De volgende fase treedt in. Er komt een onafhankelijke
onderzoekscommissie die licht in de zaak moet brengen. Wat
een dergelijke commissie die licht in de zaak moet brengen.
Wat een dergelijke commissie zou moeten doen is een onderzoek
instellen naar het functioneren van dat totale milieu. Alleen in
dat kader kan immers duidelijk worden hoe de betrokkene
daarin functioneert en op welke punten hij in gebreke blijft
In kwesties als de zaak Daey Ouwens gaat het om het vermoe
den dat de ambtenaar tegen wie bezwaren zijn ingebracht
cntactueel tekort schiet. Welnu dat kan onmogelijk worden
onderzocht als men niet het totale relatie-net in het onderzoek
betrekt".
„Dat gebeurt niet. Wat er wel gebeurt is dat een commissie
die niet de bevoegdheid heeft verklaringen onder ede af te
nemen, allerlei personen laat antwoorden op de volgende vraag
stelling: „U weet dat er klachten zijn gerezen over de heer Daey
Ouwens. En nu zou ik graag eens van u weten welke klachten
u heeft".
„Dat is natuurlijk puur suggereren. Daarbij komt dan dat de
aangevallen ambtenaar niet het recht heeft getuigen te laten
oproepen die voor hem belastende verklaringen kunnen bestrij
den. Ook mag hij zelf niet mondeling op het te berde gebrachte
reageren.
Hij kan niet anders dan thuis blijven zitten en machteloos
toestaan dat de commissie voortgaat met alles wat belastend
is uit te zeven".
„Ondertussen is de manier waarop de man door zijn vrienden
kennissen en ook door zijn gezin tegemoet wordt getreden gaan
veranderen. Niemand acht het na zoveel maanden nog mogelijk
dat er werkelijk niets aan de hand is.
Iedereen denkt dat het uitgesloten is, dat er niets wezenlijks
is gebeurd.
Terwijl er niets bewezen is".
„Dan tenslotte trekt de commissie uit al het belastende materiaal
dat is uitgezeefd, haar conclusie. In het geval Daey Ouwens
is er in dat stadium bijna een jaar verstreken. Het oordeel dat
over hem wordt geveld: eervol ontslag, op grond van ongeschikt
heid voor de functie, anders dan wegens ziels- of lichaamsgebre
ken".
„Goed krijgt de man dan ontslag? Nee. De betrokken ambtenaar
in de opperste onzekerheid latend, besluit men met het oog op
de zorgvuldigheid eerst nog een medisch onderzoek in te
stellen".
„Waarom? Niet omdat de indruk bestaat dat hij wel eens ziek
zou kunnen zijn, maar uitsluitend om het risico uit te bannen
dat voor de ambtenarenrechter de ontslagzaak eventueel zou
worden verloren. Want, zo wordt geredeneerd, straks ontslaan
we de man en zegt hij: ja, ik ben wel ongeschikt maar dat
komt omdat ik ziek ben. Een volkomen oneigenlijke en onethi
sche aanwending van medisch onderzoek dus".
„Uiteindelijk neemt het gemeentebestuur dan toch een beslis
sing. In het geval Daey Ouwens is het tijdstip van die beslissing
gepland in december van dit jaar. Tegen die tijd zijn er sinds
het begin van de procedure twee jaar verlopen".
„Pas op dat moment kunnen de beroepsprocedures beginnen,
die als ze tot bij de Centrale Raad van Beroep worden voortge
zet nog eens jaren en jaren kunnen vergen. Onder de cliënten
wier belangen ik behartigde op het moment dat ik de advoca
tuur verliet, is 'er één van wie de procedure nu acht jaar duurt".
„De vraag kan worden gesteld hoe het komt dat een dergelijke
gang van zaken aanvaardbaar wordt geacht. Mijn antwoord is:
doordat er bij de toepassing van het ambtenarenrecht strict
formele criteria worden gehanteerd en elke sociologische bena
dering taboe is. Om daarin verandering te brengen is het naar
mijn oordeel noodzakelijk dat de samenstelling van het ambte-
narengerechtverandert. Alleen de voorzitter van het ambtena
rengerecht zou een jurist moeten zijn. Voor het overige zouden
er andere disciplines in vertegenwoordigd moeten zijn. Er zou
een bestuursdeskundige deel van moeten uitmaken en een
arbeidsdeskundige. Ik ben er van overtuigd dat een dergelijke
wijziging in de benadering van arbeidsconflicten in de ambtelij
ke sfeer een grote verandering zal brengen. Voorop moet in
die benadering komen te staan dat men bij het onderzoek naar
de oorzaken van een arbeidsconflict uitgaat van het arbeids-mi-
lieu als geheel".
„Van groot belang vind ik verder dat het ambtenarengerecht,
in meerdere mate dan momenteel het geval is, het beginsel
toepast van de gelijkheid van partijen. In de huidige situatie
heeft de doorsnee ambtenarenrechter daarmee de grootste
moeite. In de meeste gevallen accepteert het ambtenarengerecht
het niet dat een ambtenaar in beroep beschuldigend de vinger
naar zijn superieuren wijst Op dit moment acht ik beslist een
bezinning noodzakelijk op de vraag of het ambtenarengerecht
niet functioneert als in de eerste plaats een instantie die het
aanzien van de overheid moet beschermen".
„Tenslotte is de duur van een procedure natuurlijk veel te lang.
Veel langer ook dan nodig is. Het zou in dit verband denkbaar
zijn dat er middels een koninklijk besluit aanvullingen komen
op het ambtenarenreglement, waarin richtlijnen worden gegeven
voor de te volgen procedures en een die procedures tevens
termijnen worden gesteld. Bijvoorbeeld zou kunnen worden
voorgeschreven dat overheidsinstanties bij een arbeidsconflict
in beslotenheid een hearing moeten houden waar alle betrokke
nen worden gehoord. Aan de procedure-gang in zijn geheel, alle
beroepsinstanties meegerekend zou gemakkelijk een maximum
van twee jaar kunnen worden gesteld".
Willem Scheer
„Kan mij hetzelfde overkomen als met Daey Ou
wens is gebeurd?" Die vraag is de afgelopen twee
jaar steeds meer Leidse ambtenaren in steeds
sterker mate gaan beklemmen. Het antwoord moet
zijn: ja. Aan de gang van zaken in de affaire Daey
Ouwens is in formele zin niets mis. Hij wordt
volkomen gedekt door de jurisprudentie van de
hoogste beroepsinstantie voor ambtenarenrecht, de
Centrale Raad van Beroep in Utrecht. Dat bete
kent dat het elke Nederlandse ambtenaar kan
overkomen dat de overheidsinstantie waaronder
hij ressorteert op grond van onduidelijke vermoe
dens een procedure tegen hem in gang zet die met
grote mate van waarschijnlijkheid leidt tot zijn
persoonlijke en maatschappelijke ondergang. Dat
de vermoedens achteraf onterecht kunnen blijken
doet daaraan niets af. Is dat niet verschrikkelijk
raar?
opzij, men stelt hem buiten functie. In het belang van de dienst,
zoals de term in dat soort gevallen luidt en evenzeer in het
belang van de betrokkene zelf. Want er moet een objectief
onderzoek komen en daarvoor is rust en distantie nodig. Op
die wijze en met die bedoeling is begin januari 1974 ook de
heer Daey Ouwens „even" opzij gezet.
Voor de duur van twee maanden, zo was de bedoeling. Zonder
dat hij op de tegen hem geuite beschuldigingen mocht reageren.
Zelfs zonder dat hij van de tegen hem ingebrachte bezwaren
mocht kennis nemen
„Wat is nu het gevolg van zo'n beslissing voor de betrokkene?
Dat er, terwijl er helemaal niets is bewezen, een sfeer wordt
geschapen waarin iedereen die hem kent gaat gissen wat hij
mogelijkerwijze misdreven kan hebben. Zijn collega's gaan hem
mijden, hij wordt sociaal geïsoleerd. Ook aan zijn gezin gaat
de gebeurtenis niet ongemerkt voorbij. Zijn vrouw en kinderen
vragen wat er dan toch in hemelsnaam is gebeurd. Hij kan
daarop niet antwoorden, kan zich niet verweren omdat hij
domweg niet weet welke klachten er over hem bestaan".
„Wat b. en w. als het probleem in een gemeente speelt
zich in een dergelijke situatie moeten afvragen is natuurlijk:
van welke zijde komen de bezwaren, hebben de indieners van
het schotschrift er belang bij de aangevallen ambtenaar te
benadelen, in hoeverre is er reden om aan te nemen dat de
vermoedens gegrond zijn? Uitgaande van die vragen moet er
dan een confrontatie plaats vinden van degenen die bedenkingen
hebben geuit met de aangevallen ambtenaar. Maar dat gebeurt
meestal niet. Integendeel, men zet de verdachte persoon even
Het is niet alleen raar, maar ook onaanvaardbaar en onnodig,
zo menen meerdere deskundigen op het terrein van het ambte
narenrecht in ons land. Onder hen mr. N. J. Geleijnse, een man
die na tweeëntwintig jaar in de advocatuur werkzaam te zijn
geweest, zich daaruit recentelijk heeft teruggetrokken om een
werkkring als algemeen directeur te aanvaarden van het giganti
sche zwakzinnigen-instituut De Hooge Burch in Zwammerdam.
Mr. Geleijnse: „De gang van zaken in de kwestie Daey Ouwens
is helemaal niet uitzonderlijk. Per jaar lopen er in Nederland
enkele tientallen soortgelijke zaken. Mijn stelling is en ik
ben bereid die overal te verdedigen dat de procedure die
daarbij wordt gevolgd in hoge mate vergelijkbaar is met de
wijze waarop men achter het IJzeren Gordijn de protesterende
intelligentia aanpakt. Weliswaar gebeurt het niet met dezelfde
intentie als daarginder, maar in hun resultaat komen de proce
dures in veel gevallen op hetzelfde neer.
Kern van de zaak is dat de ambtenaar tegen wie de procedure
loopt in materiële zin altijd verliest Hij kan na doorgaans vele
jaren van strijd formeel in het gelijk worden gesteld, maar de
kans dat hij de gevolgen daarvan in zijn maatschappelijk en
prive-leven weer volledig te boven weet te komen is bijzonder
klein".
Aan de hand van de affaire Daey Ouwens, wiens belangen hij
tot het tijdstip waarop hij de advocatuur verliet heeft behartigd,
geeft de heer Geleijnse een toelichting op deze aanval op de
Nederlandse ambtenarenrechtspraak in Nederland.
„Hoe begint zoiets? Op een gegeven moment bereiken de
verantwoordelijke overheidsinstantie ernstige bedenkingen te
gen één van de ambtenaren. Bedenkingen die zo zwaarwichtig
zijn dat ze, als ze waar zijn, het aanzien van de betrokken
overheidsdienst ernstig kunnen schaden".