Weerzien
met
Schenk
Ik heb
ooit de
hoop
gehad
weer
mezelf
te kunnen
worden
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1975
LEIDSE COURANT PAGINA 8
nen. Veel tekst, die vaak terug te brengen is tot
een simpel gegeven. De erfenis van de gezamenlij
ke interviews van eèn jaar of twaalf. Via de
superstarwedstrijden („wel leuk, maar ik doe d'r
weinig aan, heb 't veel te druk met m'n werk -
't geld? nee, dat niet, je houdt 'n prikkel om wat
te doen) komen we op z'n huwelijk van drie weken
terug.
„Christien heet ze", laat hij los. Er verscheen 'n
klein berichtje over.
„De mensen vinden dat gauw geheimhouding,
maar ik hou niet zo van dit soort populariteit.
Bladen als Story, die om de hoek van de deur
komen kijken. We hebben 't met de familie ge
vierd. Reuze gezellige dag. Gelukkig heb ik de
publiciteit kunnen weren, 't Is niet altijd gelukt
Kijk, de belangstelling loopt nu terug natuurlijk,
't Gebeurt niet meer, dat het voor de ramen in
'n restaurant waar je zit, steeds voller wordt,
omdat Ard Schenk daar zit. Gelukkig niet. Ik kan
me best voorstellen, dat ze zeggen; nou zie ik je
es in 't echt, dat kan ik best plaatsen, maar ze
kunnen ook irritant reageren. Als mensen je
scherp observeren, dan reageer je toch anders dan
je bent. Je trekt een muurtje op.
Op 't toppunt van m'n succes heb ik me daar ook
steeds tegen ingekapseld. Ik heb 't zo sterk moge
lijk van me afgeduwd. Zoiets blijft 'n roes, dat
moet je niet vergeten. Ik heb het constant gerelati
veerd. De mensen draaien zich zo snel om, als je
buiten beeld bent. Je krijgt momenten van een
directe confrontatie met ze. Ik herinner me 'n
wedstrijd, voor de WISO in Alkmaar. Ik reed daar
'n slechte wedstrijd. Maar ik had van te voren
al gezegd, dat ze van mij niets moesten verwach
ten, omdat ik te weinig getraind had. Ik liet
duidelijk weten; mensen, hier komt heus geen
wereldkampioen. Maar ja, de mensen hadden be
taald en Ard Schenk is er, dus dat zal me wat
worden! Nou, 't werd niet veel, want dat had ik.
al gezegd. Toch hing ik aan de schandpaal bij
hetzelfde publiek, dat voor me in het stadion stond
te hossen. Ik was daar op voorbereid, maar het,
kwam toch als een kouwe douche".
„Jij vraagt nou naar die afgang. Die heb ik wel
degelijk meegemaakt. (Volgens kenners kwam hij
daar niet aan toe, dankzij het profschaatsen, red.).
Bewust meegemaakt. Ik heb de afgang in feite zelf
geleid. Ik had al tegon de jongens van de WISO
gezegd, dat ze niet op mij moesten rekenen, omdat
ik het gewoon gezien had. Ik had het in Inzeil
al bekeken.» Eigenlijk was ik toen al over m'n
hoogtepunt heen. En ik wilde niet abrupt stoppen,
want dan moet je vah de ene dag op de andere
'n nieuwe koers inslaan in je leven. Dat was
gewoon een kwestie van nuchter verstand. Ik
wilde niet stomweg in die sport blijven doorhobbe
len, en steeds achtste of negende worden, alleen
omdat ik zo gek op schaatsen was. Ik wilde niet
achterom kijken van: wat was 't toch allemaal
mooi. Ik was er al los van bij die wereldrecords
in Inzeil. De prikkel om door te gaan was al
verdwenen." r
„En WISO heeft tegen mij gezegd: teken nou,
waarop ik zei, dat er niks van me te verwachten
viel. Maar ze waren-bang, dat als ik niet tekende
de andere Nederlanders ook zouden weigeren. Ik
ben daarvoor overstag gegaan. Maar de moed om
met die Amerikanen nog verder in zee te gaan,
had ik niet meer. Schaatsen was dood voor me.
Ik heb ze ook nooit een kans van slagen gegeven.
Toen ze niet betaalden zei ik: Ik ga niet naar
Zweden, als er niet eerst betaald wordt. Een van
de mannen is toen nog heel het land doorgekard
langs vrienden en relaties om nog wat'geld bij
elkaar te krijgen. Voor mij moest het inderdaad
meer opleveren dan 'n bezigheid die ik in de tijd
dat ik op het ijs stond, ergens anders had kunnen
hebben. Gewoon zakelijk. Die Noren, die gingen
maar door. Als die maar ijs zagen, waren ze al
tevreden. Die jongens moeten nü nóg vangen. Mijn
houding is me door de jongens van de ploeg wel
verweten, maar niet door de WISO. Die mannen
zijn uiteindelijk dógen bij me geweest, om me over
te halen".
De ober had begrepen, dat er ook wat gegeten,
zou worden. Heeft zich al 'n enkele maal dichterbij
gewaagd, om iets vaags te regelen. Er blijkt geen
menukaart. Die wordt gebracht. Maar het gewen
ste, een portie tongvis, is niet voorradig. „Veel te
duur meneer", weet de ober. „Dat z;ou veertig
gulden moeten kosten". „Ja ja, dat krijg je als
de regering vangstbeperkingen gaat opleggen",
weet Ard Schenk. Het wordt stoofaal voor hem.
„Ik kan onder het eten wel doorbabbelen", stelt
hij gerust.
Dan meteen maar eens wat anders op tafel. „Jij
was na je schaatscarrière massagemeester in een
fitheidscentrum te Hilversum, als we dat zo uit
het Engels mogen vertalen.
Het was zuiver therapie. Goed, de leden betaalden
750 gulden per jaar, maar daar hadden ze ook
erg veel voor. Ik vond die prijs niet overdreven.
Als iemand daar binnen ging, had ie constant
begeleiding tot ie weer wegging. Mij hebben ze
voor 'n deel wel aangetrokken als 'n soort trek
pleister. Uiteraard, je zit met je naam maar het
ging op 'n leuke manier. Ik werk er nou niet meer,
maar het was beslist een goeie zaak".
„Waarom ben je weggegaan?"
„De zaak is gereorganiseerd. Er waren te weinig
leden, dus was er te weinig geld. Er was teveel
personeel om op die voet verder te kunnen gaan.
Ik heb gezegd: ik stap wel op".
Waarna we opnieuw belanden bij zijn schaatste-
ven. De periode Amsterdam waar hij in z'n eentje
'n kamer bewoonde, maar niet verstoken was van
gezelschap. De tijd voor de grote successen, zijn
studie fysiotherapie. („Ik liep constant een paar
maanden achter, maar de jongens namen de cita
ten voor me op"), Kees Verkerk, de big-boss, de
prater. („Kees was door zijn café gewend te
praten. Ik heb dat moeten leren. Hij kon op alles
inspelen, ik was de jongen uit de polder, de
stugge, nou ja, noem alle kreten uit de kranten
maar op. Ik was introvert, dat ben ik nu nog.
Daar wen je aan").
Leen Pfrommer, schaatscoach. („Pfrommer heeft
mij goed gestuurd. Hij heeft niet m'n karakter
veranderd. Dat kan niet. Dat krijg je bij je
geboorte mee. Je kunt er wel aan poetsen, maar
veranderen? nee"). Andermaal schaatsverhalen.
Zijn formule voor het succes. „Toen ik er alles
aan deed, won ik steeds net niet. Toen ik langzaa
maan van het uitgestippelde pad afweek, toen ik
me d'r niet meer op fixeerde kwamen de eerste
plaatsen wel". Spreekt over het fenomeen van de
verering. De toestanden, die fans teweegbrachten:
„Die zijn voorbij, gelukkig. Dat is gesleten, weer
normaal geworden. Het gebeurt niet meer, dat
moeder in winkel kind vooruit duwt voor een
handtekening. Of andersom. Dat er zich in een
auto ineens vier met open mond omdraaien, omdat
je langs de straat loopt. Dat ik weer gewoon
ergens aan kan leggen, als ik ga zeilen, zonder
dat ze meteen om je heendraaien". Over zijn
reputatie, van stapper, en de vele geruchten die
in samenhang daarmee na zijn schaatscarrière de
ronde deden. „Ach, dat zijn van die verhalen. Dat
krijg je nou eenmaal. Vooral bij de weekbladen
is dat lekker opgedist. Dat vinden de mensen mooi,
natuurlijk. Ik was homofiel, want ik woonde met
een KLM-piloot samen op m'n flat in Amstelveen.
Ik zou 'n verhouding hebben met z'n vrouw. D'r
zouden in Noorwegen wat kinderen van mij rond
lopen. Ach, ik vind 't zinloos om daar op te
reageren. Dat soort geruchten moet je doodzwij
gen, volkomen negeren. Dat is de enige houding,
die ik er tegenover wil stellen. Kijk, ik ben een
gezonde jongen uit de polder. Ik ging als jongen
van zestien liever naar drie, dan twee kermissen
op 'n avond. Er is altijd veel vertier geweest. En
als je in Amsterdam gaat stappen, dan weten ze
dat een dag later'ook allemaal. Daar gaat dat net
zo snel rond als op een dorp. Vandaar ook dat
gelul over je, ik kan het niet anders zeggen."
Is over z'n baantje als commentator bij de NOS
even wat feller als er gewag wordt gemaakt van
kritiek op die bijverdienste. „Dat tv-werk was in
het begin erg wennen, maar ikzelf vond 't later
toch wel geslaagd. Jij zal het in je vak toch ook
niet meteen zo vlot hebben gedaan. En uiteindelijk
heeft Bob Spaak mij gevraagd. Ik heb niet gezegd:
nou moet ik maar es wat voor de teevee gaan
doen, al is dat misschien zo uitgelegd. De mensen
zullen altijd blijven "zeggen: hij moet zo nodig,
omdat hij ééns naam heeft gemaakt. Als je dat
wil voorkomen, moet je ergens stil in 'n hoekje
gaan zitten en je mond niet meer opendoen. Pas
dan zouden, ze niks meer te zeggen hebben. Trou
wens, ik mag toch wel aannemen, dat een bepaald
aantal mensen met belangstelling naar die com
mentaren heeft geluisterd."
„Kijk, ik heb ooit de hoop gekoesterd, dat ik na
m'n schaatstijd weer gewoon Ard Schenk kon
worden. Ik heb het idee gehad, dat al die toestan
den weer gewoon over zouden gaan. Dat ik
gewoon weer mezelf kon worden. Er komt 'n
moment dat je beseft, dat 't nooit za! gebeuren.
De mensen laten dat niet toe. Op 't moment, dat
ik 't door had vond ik dat erg, maar niet zó erg
dat ik er onderdoor ging."
„Dat is bepaald niet het geval. Ik heb het zien
aankomen, en ik dacht, dat ik het er redelijk heb
afgebracht. Ik maak het verder uitstekend. Ik heb
veel plezier van m'n werk als fysiotherapeut in
Purmerend. En ik wil daar dingen bij blijven
doen."
„Je komt met een boek, straks"?
„Ja, ik ben 'n beetje verrast, dat het al in de krant
heeft gestaan. Het gaat over de winterspelen. Voor
'n deel is het autobiografisch. Het wordt in een
aantal landen ook uitgegeven. Verder kan ik er
niks over zeggen. Ik weet niet wanneer het uit
komt.
Kortom: jij gaat settelen?"
„Wat 'n eng woord is dat. Nee, nee. Ik ga echt
niet tevreden wegzakken in de massa. Ik heb m'n
uitdaging niet gevonden, nog, maar ik zal best nog
eens wat tegenkomen. Ik kan niet tegen een leven,
waarin je alles maar laat doorsudderen. Trouwens
ik zou me wat in m'n nek gekeken voelen. Je krijgt
er toch een veeg van mee. Ik bedoel: de mensen
kennen je. Als je verschijnt moet er iets gebeuren.
Want jij bent Ard Schenk. Die sportjongen. Als
ik een voetbalwedstrijd speel, zie je dat. Of als
ik - ik noem maar wat - polsstok spring. Dan
zeggen ze: „Ik dacht, dat jij dat wel beter kon,
Bas van Kerkhof.
Ruim een kwartier voor het afgesproken tijdstip>
is Ard Schenk al neergestreken in een hoekje van
een restaurant langs de E-10 ter hoogte van Edam,
comfortabel gezeten achter een eerste drankje.
Wat hem betreft kan er terstond van wal worden
gestoken.
Lichtelijk verbaasd was hij geweest, over het
verzoek van gedachten te wisselen over zijn per
soon. „Als jullie daar nog wat in zien?", had hij,
gezegd, „dan vind ik 't best Maar wat is dan de
bedoeling?" Waarop wij geopperd hadden, dat het
wellicht aardig zou zijn om te praten over de
periode, na het rumoer rond Ard Schenk. Daarbij
verwezen we keurig naar een interview, dat eer
tijds nogal stof deed opwaaien, en waarin hij had
beweerd „ook de afgang" te hebben willen meema
ken.
De verbazing is niet helemaal geweken. Af en toe
licht er iets van waakzaamheid op in de staalblau
we kijkers. Het blondgelokte hoofd is nog immer
dat beeldhouwwerk van koele abstractie, gevernist
met een laag nuchtere levenskijk, dat hem elk
schaatsseizoen opnieuw in de media het predikaat
„stug" opleverde. Scherp waren dan de contrasten.
Wanneer de roemruchte sportverslaggever Theo K.
op de zaterdag en zondagmiddagen - schaatsmin-
nend vaderland aan de buis geklonken - ten leste
uitzinnig voorging in het massaal gebed: Ard en
Keessie, Ard en Keessie, enzovoorts. Zelfs dah
lukte het Ard Schenk nauwelijks het ijs eens en
voorgoed te breken. Hij reed er op („prachtige
lange krachtige slagen", Theo allitereerde hevig)
en was zelf in hoge mate ondooibaar. Hij had zo
zijn eigen stijl. Toonde hier en daar 'n verrassende
zelfspot („het zilveren mannetje", in de dagen dat
Kees Verkerk hem nog achter zich wist te houden)
en werkte zich verbeten naar de top. Daar kwam
de dag, dat het ene wereldrecord na het andere
brak, nadat hij de avond tevoren in Inzeil was
doorgezakt, de kritiek negerend, zoals hij altijd
had gezwegen bij verhalen en geruchten en het
scherm niet liet zakken.
De roes ging over. Verser in het geheugen liggen
nog de proftoestanden rond de failliete WISO, de
„superstarwedstrijden" in Amerika, die over
woeien naar dit land en waaraan voor de grote
sportjongens toch nog aardige bedragen vastzaten.
En onderwijl waren daar de vruchten van de roem
te plukken. Ard Schenk in de rol van commentator
bij schaatswedstrijden, als lintend oorknipper, le
zingenhouder, als trainer van de jeugd op de
Alkmaarse kunstijsbaan, maar vooral als gevestig
de autoriteit, wiens gedragen oordeel nog zo vaak
welkom was.
Hij heeft het tweede drankje laten aanrukken,
doet wat afwachtend. Er volgen snelle lange zin