Morgenster Juniorhoek BOEKENTIPS BOEKENTIPS BOEKENTIPS BOEKEN Kinderboeken DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD Lucky Luke - „Met Escorte" ZATERDAG 11 OKTOBER 1975 LEIDSE COURANT PAGINA 3S tbben ©PM» IC Er was eenseen jongen, die van zijn moeder de naam MORGEN STER had gekregen, omdat hij geboren was bij het eerste mor genlicht. De opkomende zon had juist de nacht verjaagd, maar één ster was nog aan de hemel blijven blinken. Toen Morgenster DRIE JAAR was, praatte hij niet zoals ande re kinderen met zijn speelgoed, met beesten en bloemen, maar hij sprak wel met de sterren. En wéér drie jaar later, toen hij ZES was, begon hij uren aaneen te dromen met open ogen. Eens zat hij een hele dag lang te dromen, 's Avonds vroeg zijn moeder hem ongerust: „Waar was je vandaag met je gedach ten?" „Ik ben ver weggeweest," zei hij, „niet in gedachten, maar echt waar. Ik viel in eendiepe bron en zakte naar de bodem. De geest van de bron heeft me meegenomen naar zijn volk in een onderaardse grot. Het was daar zo mooi, met tapijten en dunne gordijnen en zachte kus sens. En er werd prachtig ge zongen". Wéér gingen drie jaar voorbij. Morgenster was NEGEN JAAR en opnieuw zat hij eenhele dag met open ogen te dromen. Hij gaf geen antwoord als zijn moe der iets vroeg. Maar 's avonds kwam hij tot zichzelf en zei: „Ik speelde bij een rode zee, maar mijn kleren werden rood van dat water. Toen ging ik naar een meer, waar de zon elke avond in gaat slapen. Er lag een eiland met wonderbloemen in het midden. Een waternimf leende mij haar muiltjes. Daar mee kon ik op het water staan en ik waste kleren. Ze werden dadelijk schoon, en droog, kijk maar." De moeder keek naar zijn kleren. Ze waren bijzonder schoon en droog. Maar hij had dan ook de hele dag zitten dro men, waarvan zouden ze vuil geworden zijn. Toen de jongen TWAALF JAAR was, bleef hij weer een hele dag in dromen verzonken en hoorde niet dat iemand met hem sprak. Pas de volgende morgen kon hij vertellen: „Gis teren heb ik een tocht over de halve wereld gemaakt op de rug van een zwarte tijger. Ik ben voorbij de bron, de rode zee en het meer gekomen. De panter heeft mij het geheim van die wonderbloemen verteld". De moeder keek bezorgd; zij be greep de dromerijen van haar zoon niet." Toen Morgenster VIJFTIEN was, werd hij in dienst genomen door een Heer, die van tover kunsten hield. Deze meester was bijzonder blij met zijn jonge dienaar, van wie de moeder had verteld over zijn wonderlijke dromerijen. Op een dag zei de meester: „Mijn grootste wens is, dat mijn lieve vrouw altijd even jong en mooi zal blijven als zij nu is. Weet jij niet een middel daarvoor te vinden?" Morgenster dacht na over de reizen van zijn dromen en zei; ,In het noordoosten van de we reld groeien mensenhoge bloe men, waarvan de kelk wel een meter wijd is. De bloem eet alles wat leeft: vliegen en vogls, mui zen en slangen, vissen en vos sen. Maar wie zelf kan eten van die felrose bloembladeren, blijft eeuwig jong". „Hoe weet je dat", vroeg de meester. En Morgenster ant woordde: „Toen ik zes jaar was, heb ik een verre reis gemaakt naar een bron. Ik viel erin en zakte naar de bodem. Daar wachtte de brongeest mij op. Hij nam me mee naar zijn volk, dat woonde in een onderaards gewelf. De rotsbodem was er bedekt met kleden, die de bron- geesten zelf hadden geknoopt uit zilveren draden met parels en diamant: dat waren gestolde waterstraaltjes en druppels. In hun zalen hingen gazen gordij nen, die zij hadden geweven uit vleugels vanwaterlibellen. En zij zaten op kussens van het zacht ste wier met kwasten van veel kleurig koraal. Zij zongen een lied dat verhaalde van felroze, mensenhoge bloemen met won derkracht" Daarop vroeg de meester: „Weet je waar die bloemen te vinden zijn"? „Toen ik negen jaar was, reisde ik naar een purperrode zee," antwoordde Morgenster." Van het water werden mijn kléren. rood en ik wilde ze uitwassen in een helder meer. Daarvan was het water zo licht dat een veertje er onmiddellijk in weg zonk. Maar de waternimf leende mij haar muiltjes, zodat ik over het water lopen kon. Terwijl ik mijn kleren waste, zag ik mid den in het meer een eilandje liggen, met mensenhoge, felroze bloemen; de geur trok mij aan en ik zou erheen gelopen zijn, als de nimf niet had geroepen dat zij haar muiltjes weer wilde gebruiken". „Hoe weet je dan het eten van die bloem eeuwige jeugd schenkt?" vroeg de meester. „Dat weet ik van de zwarte tijger," antwoordde Morgenster. „Toen ik twaalf jaar was, heb ik de halve wereld rondgereisd op de zwarte tijger. Hij snelde met mij langs de bron, langs de purperrode zee, langs het helde re meer waarin ik het eiland zag liggen. De tijger zei: wees maar blij dat je daar niet heen gegaan bent, want zo'n bloem zou je verslonden hebben. Maar wie van die bloem eet, blijft eeuwig jong. De meester had geluisterd naar de dromen van Morgenster. En hij smeekte: „Ga op weg om een roze blad van zo'n bloem te plukken. Je zult zeker de zwarte tijger tegenkomen en hij zal je naar het heldere meer brengen." Morgenster zei: „Maar de tijger zal in het meer verdrinken, de waternimf heeft maar twee muiltjes en die passen hem niet eens" „Zwarte tijgers kunnen spron gen maken van een halve zee," antwoordde de meester. „Maar de bloem zal mij met haar bla deren omarmen, mij vasthouden en verslinden," weerde Morgen ster af. De meester trachtte hem over te halen: „Tegen de tanden en klauwen van een zwarte tij ger is niets in de wereld opge wassen"... Toen Morgenster ACHTTIEN JAAR was, nam hij afscheid van de meester, die hem vroeg: „Ga je nu op zoek naar de bloem die eeuwige jeugd schenkt?" Morgenster zei: „Ik ga een verre reis maken. U zult mij terugzien." En hij vertrok. De dag verstreek, de nacht ging voorbij en de zon begon op te komen. Bij het eerste morgen licht doofden alle sterren, maar er verscheen één blinkende ster aan de lichte hemel. De meester, die van tovenarij hield en dus vaak naar de sterren keek, was verbaasd en zei:" Het is achttien jaar geleden dat ik voor het laatst deze morgenster heb ge zien".... Toen schoot hem te bin nen dat zijn dienaar MORGEN STER heette. En hij was er zeker van, dat de jongen nu als ster aan de hemel stond. Vanaf die dag raakte hij zo verdiept in dit wonderbaarlijk verschijnsel, dat hij zich geheel en al wijdde aan het bestuderen van de sterren. Hij vergat de wonderbloem die eeuwige jeugd schenkt, en merkte niet dat zijn jonge vrouw wel lang mooi en jong bleef, maar niet eeuwig. OPLOSSING VORIGE WEEK De artikelen met de nummers 6. 8 en 16 kun je niet in een speelgoedwinkel kopen. 1 2 4 8 32 512 Je hebt vast geleerd dat Columbus Amerika heeft ontdekt. Maar hij ontdekte ook de hangmat. Hij zag ze voor het eerst in 1493 in West - Indië De inwoners daar sliepen in eigenaardige „halve bananen" die ze van katoen hadden gemaakt. Ze noemden deze hangende bedden Hamaca. In het Engels kun je dat nog terugvinden want daar heet een hangmat Hammock. De Westindiërs makten hurv hangmat vast aan twee bij elkaar staande bomen. Laterging men ze gebruiken aan boord van schepen. Er sliepen twee matrozen in want één hangmat voor één man vond men toen wel wat te overdreven omdat er toch maar een mocht slapen want de ander had wacht. Een moeilijk cijferraadsel is dit. Als je goed kijkt, zie je dat de cijfers op een bepaalde manier achter elkaar staan. Kijk eerst naar de eerste vier. Heb je het door? Uit stekend, dan vul je het cijfer in de lege ruimte rechts op de eerste rij in. Vervolgens zie je dat op dezelf de manier het cijfer links onder op rij twee. is ontstaan en dan moet het niet moeilijk meer zijn om de drie ernaast in te vullen want het laatste cijfer is weer op precies dezelfde manier tot stand geko men. 1BE&- Dat rare dier wordt heel gewoon als je de te kening uit knipt en vouwt zoals bij het num mertje BA35B is te zien. Eerst vouwen bij letter A, dan bij B. Je krijgt dan een kat. Vriendjes en Sprotje Als je maar vriendjes hebt. Au teur Friedrich Karl Waechter. Uitg. Lemniscaat. Sprotje. Auteur Jaqueline Held. Geschilderd door Arnaud La- val. Uitg. Lemniscaat. Heel mooi en vindingrijk zijn de tekeningen die Waechter maak te voor „Als je maar vriendjes hebt", waarin vis Flip, varkentje Babs en vogel Piet met elkaar kennismaken en een mogelijk- heid vinden om met elkaar te spelen. Een verhaal dat nauwe lijks is na te vertellen, omdat het gegeven volmaakt onzinnig is, maar met de plaatjes, hele werkstukken, tot leven komt De dieren blijven beest eenzame jonge beestjes die per tekening net wel kunnen, wat gewoonlijk niet kan. Schommelen op je va- der-vogel, bijvoorbeeld. En een vis die een vogel zwemles geeft en een varkentje dat fijn mee doet. Achterin het boek zijn knip-plaatjes aangebracht, voor het kind dat met de dieren wil spelen. Erg aardig. In „Sprotje" is de tekst belang rijker dan in bovengenoemd boek, maar weer overheersen de prenten. In „Sprotje" is de hu mor wat minder duidelijk aan wezig, en zijn de tekeningen ar tistiek bedoeld. Heel kleurig en charmant zijn die tekeningen rond de jongen Sprotje, die zo graag vis wil worden en dat ook wordt tot zijn vader be looft geen vissen meer te van gen. Dan wordt hij weer jongen, Torens van februari griezelig goed De torens van februari. Auteur: Tonke Dragt. Uitg. Leopold. Griezelig goed plaatst Tonke Dragt een jongen op een vreemd strand, in een vreemde wereld die hij niet kent, waarbij nog komt, dat hij zijn geheugen heeft verloren. Wat hij daarna meemaakt, wordt normaal in zijn geheugen opgeslagen: de ontmoeting met Tom de toren wachter, Téja en haar vader. Maar hij weet niet meer, wat die hoge torens zijn, met een cel in het binnenste, hangend aan ka bels; trouwens, niemand weet hoe die torengebouwen er kwa men. Gaandeweg maakt Tonke Dragt haar geheim bekend: er zijn we relden waarvan tijd en omstan digheden elkaar kunnen raken, op tevoren te berekenen tijdstip pen. Wanneer op het juiste mo ment een woord wordt uitge sproken, kan van de ene wereld naar de andere worden gereisd. Zo kwamen Tom (en anderen) en die torens in een andere we reld. Van een lopend verhaal is nau welijks sprake. De lezer - en die moet toch wel ouder zijn dan 12, 13 jaar - krijgt een dagboek in handen met onderbroken ge beurtenissen die geen verhaal vormen, maar steeds duidelijker maken wie Tom (soms Tim) is en waar hij vandaan komt. Aandoenlijk onderdeel is Toms kennismaking met Téja, van wie hij zich de schaduw herinnert, wanneer hij terug is in zijn ei gen wereld. Heel knap gecon strueerd, boeiend geschreven, maar geen „kinderboek". Nieuwe jeugdboeken gids Samengesteld door en onder verantwoordelijkheid van de dienst Bureau Boek en Jeugd van het NBLC is uitgegeven Boek en Jeugd, jeugdlektuur- gids voor gezin en school, uitga ve 1975. Zoals Henk van Ker kwijk in zijn voorwoord aan voert: een nuttige wegwijzer naar heel veel onnuts. Kompleet is het naslagwerkje niet, want het is samengesteld uit een keuze uit titels die door de uitgevers zijn aangeboden in 1974 en voorgaande jaren. Wie bewust naar een bepaald genre boeken zoekt of naar werk van bepaalde schrijvers, kan met deze lectuurgids handig aan het werk. Op de achterkant van het boek staan de genres opgesomd en de laatste bladzij den worden gevuld met de na men van auteurs en specifieke boekwerken. Daardoor wordt bij de auteursnaam in het regis ter soms verwezen naar meer bladzijden. Alle opgenomen boeken worden kort besproken, waarbij de kor te inhoud wordt verteld, soms aangevuld met enige kritiek, die spaarzaam wordt gegeven. Bruikbaar is deze gids ook, om dat bij alle titels ook de eventue le vertaler wordt genoemd, de illustrator, de uitgever en - ook wel belangrijk - de prijs. Moord-race Dick Francis is een tijd lang jockey geweest. Hij weet daar alles van en het is dan ook geen wonder, dat Slay-ride of Moord- race, zijn twaalfde thriller, weer in de wereld van de joc keys speelt. David Cleveland, rechercheur bij de Jockey Club, wordt aan gezocht om het verdwijnen van een jockey in Noorwegen na te gaan. Het blijkt al spoedig dat Bob Sherman niet met de recet te van een wedstrijd gevlucht is. Zijn lijk wordt namelijk gevon den. Hij moet vermoord zijn. Hoewel David Cleveland zijn beperkte taak volbracht heeft, blijft hij toch verder speuren. Arne Kristiansen helpt hem daarbij. David Cleveland wordt verliefd op diens vrouw, maar heel veel komt er van dat ero tisch avontuur niet terecht Het lijkt ook dat zijn onderzoek naar de moord op niets zal uitlo pen. Hij wordt steeds meer be dreigd, hij loopt steeds meer kans zelf vermoord te worden en de nadere gegevens willen maar niet komen. Maar David Cleveland is een doorduwer, die bovendien gauw achterhaalt waartoe zijn tegenpartij in staat is. Hoog in de bergen vindt hij wat, of liever wie, hij zocht. Het begin van het boek is wat om slachtig, maar als men verder leest, stijgt de spanning. Dick Francis: Moord-race. Ar- beidspers Amsterdam Paulus de Boskabouter De Uitvinder T-1 Het werd schemerig in het grote bos. De eerste nachtkonij nen kwamen al uit hun holen kijken. Een enkele merel mijmerde nog wat na over de zomer, die alweer voorbij was: een zacht weemoedig fluiten. In de kabouter boom brandde al licht. Daarbinnen liep Paulus bedrijvig heen en weer, terwijl zijn vriend Pieter van achter de tafel nogal somber naar hem zat te kijken. Paulus deed net of hij dat niet merkte en floot een opgewekt deuntje. Maar juist toen hij van de bovenste plank een paar pannetjes pakte, stond Pieter opeens op, schraapte zijn keel en zei toen verlegen: ,Doe voor mij geen moeite, Paulus, ik eet toch niet meer mee" Suske en Wiske De vinnige Viking Dargaud S.A. -1975

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 18