Engelse invloeden
op het werk van
Vincent van Gogh
Geschiedenis op nieuwe wegen
In de mierenrijken
IN DE TIJDSCHRIFTEN
In het dubbelnummer van Maatstaf,
met een seer curieuze Portfolio van
Arie van den Berg over muizen en
muizenvallen ln de grafiek, wordt
veel aandacht besteed aan de veran
deringen in Frankrijk op weten
schappelijk gebied. RL. Wessellng
heeft het over de Franse Avant-gar
de geschiedenis. Hij ziet daar een
bepaalde omwenteling gestalte krij
gen in de historiebeschrijving om te
komen tot een meer totale geschied
beschouwing.
In het seminaire van Pierre Goubert,
zelf beroemd geworden als een van
de grondleggers van de historische
demografie, kwamen jongeren aan
het woord die zich met veel andere
zaken bezig hielden dan demografie
en economische geschiedenis.
Michel Voveüe sprak er over zijn
grootscheepse poging tot een seriële
mentaliteitsgeschiedenis, d.w.z. een
poging om op het terrein van de
psychologische geschiedenis of men
taliteitsgeschiedenis net zo vaste
grond onder de voeten te krijgen als
in de materiële kwantitatieve ge
schiedenis. Vovelle's vondst komt
hierop neer, dat hij een belangrijke
reeks bronnen ontdekte, de testa
menten uit de Provence, die voor een
lange tijdreeks beschikbaar zijn en
door diverse passages een impressie
geven van de houding t.o.v. de dood.
Door statische bewerkingen van de
ze grote hoeveelheid materiaal komt
hij nu tot vrij vaststaande inzichten
over kwesties als secularisatie en
ontkerstening. Daniel Roche onder
zocht de provinciale akademies in de
18e eeuw om beter inzicht te krijgen
in de verbreiding van de Verlichting.
Geneviève Bollême sprak over de
19e eeuwse „bibliothèque bleue", een
belangrijke bron vóór de geschiede
nis van de volkscultuur. Régine Ro
bin onderzocht met moderne linguis-
tische methoden de cahiers van de
Revolutie, om de politieke mentali
teit van die tijd te reconstrueren.
Kortom wat mij opviel, was dat ver
schillende jongeren zich van de so
ciaal-economische naar de politieke
en culturele geschiedenis keerden,
maar met behoud van het rigoureuze
streven naar wetenschappelijkheid
en methodische zekerheid. Charles
Vergeer bezocht de conferentie van
Cerisy-la-Salle, waar men tien dagen
sprak over Nietzsche aujourd'hui?
Nietzsche vandaag. Terwijl destijds
de Duitse aandacht voor Nietzsche
van extreem rechts kwam, kwam de
Franse aandacht nu van links. Die
aandacht gaat vooral uit naar de
juiste tekst Zoals men weet is daar
mee door de zuster van Nietzsche,
Elisabeth nogal wild en niet zonder
vervalsing omgesprongen. Heel veel
in Nietzsche krijgt door die corrupte
tekst een beslist verkeerde interpre
tatie, die ook tot verkeerde vertalin
gen kan leidea Uebermensch weer
te geven met Surhomme of, in het
Engels, met Superman is er, volgens
Vergeer, „allebei glad naast en
vormt zo een bijna onoverkomelijke
hinders teen voor een goed begrip.
Uebermensch bij Nietzsche is noch
een supermens, noch een opper
mens, een bovenmens of wat ook,
maar de betere mens."
Harry G.M. Prick publiceert in Tira
de Een boeketje vreemde brieven.
De brieven zijn van Lodewijk van
Deyssel en Prick leidt ze in. „Enkele
weken voor zijn overlijden op 26
januari zou Thijm het voor de zo
veelste maal betreuren dat hij in zijn
zevenentachtigjarig leven nauwelijks
iets bespeurd had van de vorderin
gen der climatologie. Zijns inziens
behoorde deze wetenschap verfijnd
en verdiept te worden en dan een
complement te vinden in, zoals
Thijm haar placht te noemen: „De
wetenschap van het mensen-zenu
wen-leven". Thijm is gestorven in de
vaste overtuiging dat hij een aan
zienlijk uitgestrekter en grootser
oeuvre zou hebben nagelaten wan
neer de wetenschap der climatologi-
sche invloeden op de mens verder
gevorderd waren geweest. De betref
fende brief geeft een goede, zij 't
toch hoogst onvolledige indruk van
enkele aspecten van Thijms jaren
lange worsteling met wat, ook in de
termen der climatologie, koude
luchtstromingen worden genoemd".
Lodewijk van Deyssel kon niet tegen
tocht. Rutger Kopland, die psychia
ter en dichter is, neemt in het drie
maandelijks tijdschrift Kreatief een
ander wetenschappelijk verschijnsel
onder de loupe. Hij vraagt zich af
of er raakvlakken zijn tussen psy
chiatrie en literatuur. Hij vindt het
van belang dat psychiaters als Laing
en Cooper de taal van de patiënt de
plaats trachtten te geven die ze ver
dient: onder de mensen, maar wat
er gebeurde was het omgekeerde: de
taal van de patiënt werd heilig ver
klaard. Wat ze duidelijk gemaakt
hebben is dat de onzinnige taal die
krankzinnigen spreken, zin krijgt als
wij de afspraak negeren dat de
krankzinnige geen zinnig woord kan
spreken, maar er van uit gaan dat
hij spreekt in een eigen taal binnen
een eigen wereld waarvan ook wij
deel uitmaken. Dat wil dus zeggen,
als we zijn taal als een produkt van
een communicatieproces opvatten,
waaraan wij zelf deelnemen. En dit
wil weer zeggen dat wij het zelf
mede zijn die bepalen óf we hem
begrijpen en wèt we begrijpen. Een
parallel met de poëzie dringt zich
hier op. Ook poëzie is te begrijpen
als wij de afspraak vergeten dat
poëzie, poëzie en derhalve onbegrij
pelijk en onzinnig is. Het is niet door
taal alléén dat iets poëzie of geschift
is. Dat maakt de lezer uit die de
taalprodukten beoordeelt, met be
grippen die daartoe min of meer
toereikend zijn.
Salomon heeft eens de luiaard
aangeraden om naar de mie
ren te gaan er er bestaat een
goed Nederlandse uitdrukking
die Juist aanraadt om dat niet
te doen. Als we zeggen: lig
niet te mieren, bedoelen we
dat de aangesprokene op moet
houden met de mieren in hun
bedrijvigheid en gezanik te
volgen.
Mensen zijn al gek genoeg zo.
Het kan hun daarom ontgaan
wat er met die talloze mieren
en mierensoorten feitelijk aan
de hand is. De wijze raad van
Salomon blijkt dan al spoedig
vrij bedenkelijk, onder meer
omdat de mieren in sommige
opzichten maar al te veel op
mensen lijken in bestaanswij-
Jos Ruting in zijn jongste
boek: In de Mierenrijken, ver
schenen bij Meulenhoff te Am
sterdam, voert een nogal ei
genwijs meisje, Yvonne, ten
tonele, die van haar oom een
boek ten geschenke heeft ge
kregen, een boek over mieren.
De schrijver van dat boek was
waarschijnlijk bij Salomon te
rade gegaan, want hij heeft
het voortdurend mis. Zijn bij
drage tot de vermeerdering
der dwalingen omtrent mie
ren, krijgt dan ook al gauw de
scheldnaam: het leugenboek.
Op het laatst van haar mier-
kundige onderzoekingen is
Yvonne het zo beu, dat ze het
met een pas gekregen tennis-
raket de kamer door keilt
RUTING ONTSLUIERT VREEMDE TACTIEKEN
Terecht, want ze weet van de
mierenrijken nu heel wat
meer. Ze weet dat sommige
mieren zich tot alles lenen, dat
ze voor deur van de nestin
gang fungeren, dat ze stil, als
honing- zakken, aan het nest
plafond hangen, dat ze zich op
allerlei manieren uit laten bui
ten, dat ze hun eigen larven
doodleuk als gereedschap ge
bruiken om bladernesten mee
te spinnen en dat ze uit hout
papier maken. Ze kunnen ook
muziek maken met hun stridu-
leerorga'an. Die muziek is voor
het menselijk oor onhoorbaar,
maar het windt de andere mie
ren op, want heel veel mieren
zijn erg strijdlustig en doen
niets liever dan vechten. Dat
belet niet dat ze in bepaalde
omstandigheden ook zeer on
derdanig en slaafs kunnen
zijn. Ze worden vaak over
heerst en gekoloniseerd door
andere miers oorten en ze ver
zetten zich daar niet tegen. Ze
verdragen bloedzuigende pa
rasietkevertjes en laten toe
standen toe die tot onheilzame
degeneratie kunnen leiden.
Wat een mierenkoningin zich
soms veroorlooft moest haar
eigenlijk niet zelden doen blo
zen. Yvonne, die in de derde
klas van het lyceum zit, vertelt
daar onbewimpeld over. Zij
opent, in het schoolblad, zelfs
een vraagbaak voor mieren,
waar de mieren gretig op in
gaan in tal van bepaald ont
hullende brieven, waarin al
hun en ons bekende noden
]aan de orde komen. Het is
'toch overal hetzelfde, denkt
men soms. Het is haast niet te
geloven, maar de mieren zijn
ook dol op drugs. Zij krijgen
die onder andere van kevers,
die aromatische stoffen af
scheiden en die door de druk-
verslaafden voortdurend afge
likt worden. Yvonne, in haar
antwoorden op brieven, laat,
geïnspireerd door Ruting, zo
wel eens een schamplicht val
len op menselijke toestanden,
die de mierlijke gelijken. Zij
verdedigt of vervloekt de poli
tieke leiders, de slavendrijvers
en uitbuiters, die nog altijd,
mier of mens, op de aarde
aanwezig zijn, niet, maar ze
stelt ze wel onverbiddelijk te
kijk. In de Mierenrijken werd
zo een leerzaam werk, dat, met
vele tekeningen van de auteur
zelf bekwaam en fraai werd
verduidelijkt, en dat allen die
het juiste omtrent mier of
mens willen kennen, van
dienst kan zijn, al staat er
uiteraard niet alles in. De stof
is immers onuitputtelijk.
JOS PANHUUSEN
Toen Johanna van Gogh-Bonger na bet overlijden
van haar echtgenoot Theo uit Frankrijk naar ons
land terugkeerde had zij in haar bagage niet
slechts de schilderijen en tekeningen van Vincent,
die later van onschatbare betekenis zouden blijken
en de schilderijen van Vincents tijdgenoten
die dikwijls door ruiling verkregen waren. Vincent
was altijd een ijverig verzamelaar geweest en zijn
verzamelingen Japanse prenten om. werden
door zijn schoonzuster en later door haar zoon, Ir.
dr. V.W. van Gogh zuinig bewaard. Zo'n verzame
ling was een grote collectie Engelse prenten waar
van tot bet eind van dit Jaar een flink deel in het
Vincent van Goghmuseum te Amsterdam geëxpo
seerd wordt
Vincent leerde deze prenten al kennen toen hij van
1873-1875 als employé van de kunsthandel Goupil
in Londen werkte. Echt vèrzamelen ging hij ze pas
toen hij later in Nuenen en in Den Haag aan zijn
kunstenaarscarrière bouwde. In brieven aan Van
Rappard en ook aan Theo heeft hij het er steeds
over. Hoe hij weer ingebonden delen van The
Graphic en The London News heeft bemachtigd.
Hij schrijft over zijn tweestrijd: zal hij de prachtige
banden bewaren zoals ze zijn of er de schaar
inzetten om de prenten systematisch te kunnen
opbergen? Hij koos voor het laatste, kon ze daar
door beter bestuderen en vergelijken en dat heeft
geleid tot een onmiskenbare invloed op zijn eigen
werk, vooral uit de eerste jaren.
De tentoonstelling laat dat zien aan de hand van
voorbeelden die deze invloed aantonen. De Engelse
prentenmakers hadden vaak onderwerpen die getui
gen van sociale bewogenheid, scènes uit het leven
van de armen, de hongerigen, de daklozen. Ook
vaak beelden van de gewone man en zijn arbeid.
Van Gogh zocht zijn onderwerpen in die tijd in
hetzelfde genre. Soms kocht hij een Engels tijd
schrift om één enkele prent die er in voorkwam,
zoals „De arbeiderstrein" van King en bepaald
verrukt was hij van een serie als Volkstypen (Heads
of the people), waarin verschillende arbeiderstypen
geportretteerd werden, zoals hij dat zelf zou doen
met boerenarbeiders, wevers en vissers.
Vincent had niet veel op met de Britse schilderkunst
van zijn tijd, maar des te meer met de Britse
literatuur, vooral Dickens. Hij bewonderde de illus
tratoren die met houtgravures de boeken en tijd
schriften versierden. In die jaren ging zijn voorkeur
naar de zwart/wit tekening uit. In een brief aan Van
Rappard schrijft hij daarover dat tekeningen hun
spontaneïteit beter behouden dan schilderijen. Er
zit iets viriels in dat hém aantrekt
Voor Vincent waren de grote drie van de Britse
prentkunst Filder, Herkommer en Holl, al bewon
derde hij vele anderen die soms met heel treffende
bladen kwamen. En hij bewonderde het vakman
schap van de dikwijls naamloze graveurs die razend
knap soms ervoor zorgden dat van de tekeningen
houtgravures werden gemaakt die alle intenties van
de kunstenaars recht deden.
Overigens waren de kunstenaars in Engeland zelf
vrijwel vergeten. Tot Ronald Pickvance van de
universiteit van Nottingham ze in het Van Goghmu
seum ontdekte. Hij haalde een deel ervan naar
Engeland voor tentoonstellingen, eerst in zijn eigen
universiteit, later elders en tenslotte in het Victoria
and Albert Museum in Londen. Hij schreef voor
de catalogus een 'diepgaande studie over de invloed
van de Engelse kunst op het werk van Vincent In
Engeland hebben die tentoonstellingen veel aan
dacht getrokken en bleken ze van belang, niet alleen
voor de kennis van Van Gogh, maai- ook voor die
over een aantal Britse kunstenaars die nagenoeg in
de vergetelheid waren geraakt
Voor de bezoeker van het Amsterdamse museum
zal hetzelfde gelden. Hij kan er zijn kennis over
V Gogh verdiepen, maar tevens kennis nemen van
hier vrijwel onbekende grafische kunst die zeer de
rtioeite waard blijkt Ir. Van Gogh vertelde ons dat
hij als kind al dikwijls met plezier snuffelde in deze
prenten. Dat plezier is er nu onverminderd voor de
velen die dagelijks het Van Goghmuseum bezoeken.
Vg.
M.W. Ridley - Mijnwerker uit de serie Volkstypen.
J. Palmer Het slijpen van vorken uit de serie Ambachten in Sheffield.