„Ouwe, je deed het geweldig" NIET VOOR IEDER SCHRAMMETJE NAAR 'POLI' HEELKUNDE AZL HOLLEN Plaats bij eerste vier is mogelijk" patiënten JOHAN KWESTROO, TRAINER GEMINI/KANGEROES: iLAGIM 4 Het hechten van een wond in de polikliniek Heelkunde van het Academisch Ziekenhuis Leiden: de behandeling is up to date, maar de outillage laat te wensen over Van een onzer verslaggevers LEIDEN Het doolhof van gebouwen van het nu al weer „oude" Academisch Ziekenhuis bestaat uit vele bedrijven, die in de voorste linie der geneeskunde opereren. Op een grote afstand zou je het kunnen vergelijken met de praktijk van een autodealer. Ddér steven je op af als er een plotselinge storing in het mechanisme optreedt, als je oliedruk wegvalt, de remkabel het begeven heeft. Voor je servicebeurt ben je ook op die dealer aangewezen. Maar voor de meeste te verrichten handelingen dient de autobezitter eerst netjes een afspraak te maken, anders kan hij wachten to-ie een ons weegt. Sterker nog: je komt niet eens aan de beurt, als je geen datum hebt laten vastleggen. Wel, iets dergelijks op genees kundig niveau tref je aan bij de poliklinieken van het AZL. Eén daarvan, de „poli" Heelkun de, is een „eerste hulp" bij kwa len en ongemakken, een vitale post bij acute ongevallen. Geen rustig bedrijf, ook niet erg op beurend sorns. Hier komen de bezoekers (in totaal 50.000 per jaar) tussen paniek en de routi nebehandeling: de nerveuze va der met het kindje dat met het vingertje tussen de deur heeft gezeten, maar ook de dronken automobilist die zojuist twee mensen heeft doodgereden en ook zelf in de kreukels ligt als de politie achter hem heenzit en bij de polikliniek komt infor meren wordt ze daar niets wij zer: om ethische motieven zal de arts die de eed heeft afgelegd geen inlichtingen verstrekken. In de wachtkamer zitten heel gewone chirurgische patiënten met spataderen, verstuikte en kels of die van een bobbeltje afwillen. De „poli" Heelkunde van het AZL heeft een naam; niet zelden komen de mensen van heinde en ver, tot van Texel of uit Deventer. Omdat de be handelend arts of specialist dat heeft bepaald of op eigen ver zoek. „Dat zijn wensen, die wij moeten inwilligen", vertelt dr. H. A. Verbeek, hoofd Polikli niek; „als universitair zieken huis hebben wij een regionale, zelfs landelijke functie, maar vooral hebben wij hier de pa tiënten die elk lokaal ziekenhuis heeft: mensen met ongevallen, acute zaken en ook patiënten „op herhaling", voor de nabe handeling van de gevolgen van die ongevallen. Een „massabe- drijfdat niet tot op de minuut kan functioneren". Dr. A. P. Varekamp, chef de polikliniek: „Per jaar krijgen we hier 13.000 tot 14.000 nieuwe pa tiënten, vanaf de kleine onschul dige tot de zware ongevallen. Dat zijn er rond 1200 per maand. De acute ongevallen maken daarvan ca. 50 pet uit Dit aantal zou nog veel hoger liggen als de overige plaatselijke ziekenhuizen niet hun mede werking zouden geven". Prof. dr. M. Vink, hoogleraar Heel kunde: „Daarom is de samen werking tussen het regionale ziekenhuis en de ongevallen- dienst hier (nieuw in den lande) zo toe te juichen. De huisartsen zijn hier al helemaal op inge speeld en weten welk ziekenhuis op een bepaalde dag in aanmer king komt om polikliniekpatien- ten op te vangen. We zijn erg gelukkig met deze kanaliseren de samenwerking". „Een polikliniek als de onze", aldus dr. Varekamp, „is een continu-bedrijf dat alles te ver werken krijgt en waar niet steeds onmiddellijk een ant woord op een vraag gegeven kan worden. Hoor en wederhoor vergen tijd. Als een patiënt on geduldig wordt omdat hij niet direct geholpen kan worden, is dat niet zijn schuld noch de onze. Er is een toeloop die vaak vermeden kan worden, als men eerst de huisarts zou inschake len en als men eerst een af spraak (buiten de acute gevallen om, natuurlijk) met ons zou ma ken". „Wij weten niet, wat iedere huis arts nu precies wil. Adviseert hij z'n patiënten direct „met iets" naar de poli te gaan, of zegt hij: kom eerst bij mij, want dan kan ik óók doen", aldus dr. Varenkamp. Dr. Verbeek: „Een ideale toestand zou zijn als een goede huisarts juist als huis arts zou beoordelen als vak man of een verwijzing naar de polikliniek noodzakelijk is. Ei genlijk zouden wij alleen maar verwezen patiënten moeten krij gen bij niet-acute ongevallen. In het nieuwe ziekenhuis, dat ooit gebouwd gaat worden, zal het allemaal, naar wij mogen aan nemen, beter verlopen. Daar zou een algemeen opvangcen trum moeten komen waar een selectie wordt toegepast, van ge val tot geval via de geëigende kanalen". Wat dr. Verbeek maar zeggen wilde, zagen we bij een bezoek aan de „poli" duidelijk 'geïllus treerd. Ruimte is er wel, binnen de huidige polikliniek Heelkun de, maar de opzet met nauwe gangen, kamertjes met overal leidingen langs de muren, hoge plafonds. Het lijkt een beetje op een schoolgebouw uit de twinti ger jaren. De rustig wachtende „knobbeltjespatiënten" kunnen elk moment een zwaar gewonde binnengebracht zien worden: al les moet door één toegang. En bovendien, zoals dr. Verbeek stelt, „op zo'n groot terrein als een academisch ziekenhuis is een gedetailleerde selectie eigen lijk noodzakelijk. Er wordt nu nog te veel versnipperd, er treedt tijdverlies op". Volgens het meest voor de hand liggende systeem van de polikli niek Heelkunde behoort iede reen een telefonische afspraak voor een behandeling te maken. Dr. Varenkamp: „Dan weet men ook waar men zich moet mel den, welke papieren moeten worden meegenomen. Nu gaat er te veel tijd verloren, met die kleine 50 nieuwe patiënten per etmaal (waarvan de helft onge vallen); 15 hebben een correcte afspraak gemaakt, maar deze zouden toch de dupe kunnen worden van de „ongecontroleer de" andere gevallen". Volgens dr. Verbeek krijgt iedere huis arts, die zonder verwijzing een patiënt naar de „poli" Heelkun de laat gaan een vriendelijke herinnering aan de bestaande regeling: eerst even bellen om een afspraak te maken Dr. Verbeek weet overigens, dat de opleiding van de huisarts ook gericht is op het verrichten van „kleine chirurgie", de gevallen die een huisarts vakkundig kan behandelen. Prof. dr. Vink: „Het kanaliseren, daar gaat het om. Niet alles op een grote onover zichtelijke hoop. Je moet een redelijke dam oprichten tegen een stroom die heus wel ingebed kan worden. Zoals het nu te vaak gaat: lang wachten, onze kerheid, dat is werkelijk niet nodig. Ondanks nog niet opti maal werkende afspraakrege ling blijven de wachttijden nog niet onredelijk zoals onlangs bleek uit een door het bureau organisatie en efficiency inge steld onderzoek". De polikliniek Heelkunde is dag en nacht bemand. Overdag een bezetting van een stuk of vier vaste assistenten en 's nachts drie mensen, met een staf ach ter de hand tot 5 krachten en het hele geneeskundige appa raat van het AZL uiteraard. Menselijkerwijs gesproken kan men elke situatie aan, maar soms is de belasting van „het kunnen" erg groot Prof. dr. Vink: „De polikliniektijd is een zware periode voor wie daar werkt. Dat is 60 tot 80 uur per week. Ach, het is lastig soms, maar geen overbelasting; nee, dat mag ik niet zeggen. De vaste bezetting kan altijd terugvallen op een deskundige achterban. Maar door „de mensen bene den" de poliklinische beman ning moet er hard aan ge trokken worden. De polikliniek is ons visitekaartje. Dat moeten we zo zien te houden, door zo goed mogelijk te werken. De efficiënte „pre-screening" later, zal veel bespoedigen. Maar ja, misschien zijn dat wensdromen die nooit werkelijkheid zullen worden Het „kostenaspect". Dat is er nu eenmaal. Dr. Varekamp zegt daarover: „Als opleidingszieken huis moet je soms meer onder zoek verrichten dan wellicht strikt noodzakelijk was geweest. Een patiënt verwacht „zeker heid" van ons die proberen wij hem op academisch niveau te geven". Prof. Dr. Vink: „Dit is ons grote probleem: een te nauwe behui zing. We werken in dezelfde ruimte als bij de stichting van de polikliniek in 1933. Nu eerst een goede coöperatie met de huisarts en kanalisatie. Daar schieten we al veel mee op. Kijk maar eens rond hier: hoe wring je 50.000 patiënten per jaar door dit gangenstelsel heen? En toch moet je ze hun optimale behan deling kunnen geven. Tot de laatstfe vierkante meter is hier gebruikt. Op de kliniek zelf zit ten we nu tot aan de zolder, met elke vierkante centimeter benut. Maar dat is een verhaal op zi ch". Ton Pieters LOF VOOR LDWS-SPELER PIET GUBLER NA WEDSTRIJD TEGEN LFC Van onze sportredactie LEIDEN/VOORSCHOTEN- Hoewel de competitiestart van Gemini/Kangeroes niet bepaald al te succesvol kan worden genoemd afgelopen zaterdag verloor de Voorschotense volleybalvereniging zijn eerste wedstrijd in Heerlen met 3—0 van Paulus en Petrus is Johan Kwestroo toch optimistisch gestemd over de eindnotering die hij dit seizoen met zijn team hoopt te bereiken. Kwe stroo, die nu z'n vierde jaar als trainer bij de Leids-Voorschotense combinatie is ingegaan: „We moeten bij de eerste vier kunnen eindigen. Ik zou persoon lijk ook erg teleurgesteld zijn als we dit jaar weer in degradatiemoeilijkhe den zouden komen". Kwestroo vervolgt: „Het team als geheel is dit seizoen duidelijk sterker dan vorig jaar. Toen moesten we de competitie in met een paar spelers die eigenlijk niet in de eerste divisie hoorden. Iedereen verwachtte dan ook dat we het niet zouden redden; met hard werken en nog harder trainen slaagden we er toch in ons te handhaven. Maar dit jaar ziet het er aanzienlijk rooskleuriger uit. Er zijn zes spelers over- (of terug-) gekomen naar Gemini, waarvan drie inmiddels een plaats in het eerste hebben vervoerd. En in de oefenwed strijden hebben we gezien dat het spel er zonder meer op is vooruitgegaan." Over de desondanks matige start: „Petrus en Paulus eindigde vorig jaar op de tweede plaats, dus een zwak team is het beslist niet. Daarbij komt nog dat wij in verre uitwedstrijden, na zo'n drie uur in de trein, maar zelden goede resultaten boeken." Moeilijk De 22 wedstrijden tellende competitie kent ook voor dit versterkte Gemini/Kangeroes een moeilijk begin. Kwestroo (27), nu derdejaars student psy chologie nadat hij eerder de sportacademie door- liep: „Vandaag moeten we tegen Maastricht en de derde en de vierde wedstrijd spelen we tegen Excellent en Van Houten. Excellent was vorig jaar derde en Van Houten degradeerde dat seizoen uit de eredivisie. Als we die ploegen hebben gehad weten we waar we aan toe zijn. Of die hoge notering waar ik op hoop er echt in zit Overigens is de Voorschotense vereniging ook nu weer zonder sponsor gestart. En dat terwijl Kange- roes in 1973 „bestuurloos" en zonder achterban gefuseerd met Gemini al vijf jaar terug als een der eerste verenigingen de sponsoring in de Leidse sportwereld introduceerde. Kwestroo: „En een sponsor mag je als sub-topvereniging, die tenslotte tegen de Nederlandse volleybaltop aanhangt, toch echt wel hebben. Niet zo zeer om spelers te kopen, maar wel om de opbouw van de vereniging goed gezond te kunnen maken. Gemini bijvoorbeeld, is dit seizoen met een begrotingstekort van zesdui zend gulden ingegaan. Zeker voor een volleybal vereniging een erg groot bedrag." Uitkomst Dieper ingaand op die sponsoring: „Voor ons zou een sponsor natuurlijk een uitkomst zijn. Een volleybalvereniging die landelijk speelt hikt tegen dergelijke hoge reiskosten aan, dat de toch al aanzienlijke bedragen die aan contributie worden gevraagd geen voldoende tegenwicht meer vor men. En als je dan ook nog bedenkt dat Gemini/- Kangeroes geen kantine heeft waaruit de nodige verdiensten komen, zoals bij veel voetbalverenigin gen wel het geval is, dan is het toch wel duidelijk dat een „sub-topploeg" als Gemini eigenlijk niet buiten een sponsor kan." Kwestroo onderkent echter ook de gevaren die er aan sponsoring kleven. „Bij het basketbal is het de laatste jaren wel helemaal uit de hand gelopen. Als je ziet wat voor bedragen een topclub daar nodig heeft om aan de top te blijven dan ga je je toch afvragen of dat nu wel de goede manier van sponsoring is. Gelukkig ligt het bij het volley bal wel iets anders. Die sport trekt niet zo ver schrikkelijk veel publiek, waardoor de bedragen lager blijven, en de echte topspelers, uit het Oost blok, zijn nauwelijks te „kopen". Maar dat ook in de volleybalwereld voorzichtigheid geboden is, is natuurlijk een duidelijke zaak." GERT-JAN ONVLEE Johan Kwestroo: „Voor ons zou een sponsor een uitkomst zijn." de tweede klasse, daarmee iede reen logenstraffend die in de veronderstelling verkeerde, dat er nu toch wel eens een eind zou komen aan de schier eindeloos lijkende reeks overwinningen en triomfen. Tenslotte speelde LDWS verleden seizoen echt niet zo imponerend, werd de basis verder smaller en lopen er een aantal jongens angstig dicht naar de vijfendertig. Piet Gu- bler haalt er zijn schouders voor op. „Men vergeet, en vandaar dat iedereen zo verrast was zon dag, dat wij anders zijn gaan voetballen. Moesten we het in voorgaande jaren vooral hebben van de individuele kwaliteiten van enkele jongens, dit jaar wordt er van alles aan gedaan om het geheel tot een hecht team te smeden. De verdienste van onze nieuwe trainer, Melbi Raboen, die de tweede klasse op zijn juiste waarde weet te schat ten. Je redt het inderdaad niet met enkel solisten. Je zal de juiste man op de juiste plaats moeten posteren en dét lijkt mo menteel aardig te lukken. Tegen LFC kwam het er helemaal uit, ook al omdat Melbi de kunst verstaat de jongens op hun ei gen manier te benaderen en te motiveren. Het is wel eens an ders geweest, maar nu heeft ie dereen alles voor elkaar over. Genoeglijk gniffelend over die wedstrijd zegt hij: „Ja, ik had natuurlijk een dubbele reden om me het vuur uit de sloffen te lopen. Ik wilde ze best laten zien, dat die ouwe zak het nog niet verleerd is. Maar", vervolgt hij serieuzer, „alles zat wel mee ook. Vorig jaar speelde ik kant- half met een verdedigende taak. Nü sta ik in het midden met de bedoeling om als schakel te fun geren tussen verdediging en aanval. Ik heb de vrijheid om te gaan en staan waar ik wil en dat ligt me wel. De conditie is momenteel uitstekend en wan neer je dan geconfronteerd wordt met tegenstanders die ruimtedekking toepassen en het lukt om je een paar keer vrij te spelen, ja, dan wil het wel eens gaan lopen", glimlacht hij, bescheidener dan nodig. Overigens meent Gubler, dat de nu al gehoorde optimistische ge luiden van de buitenwacht, geen invloed hebben op de spelwijze of mentaliteit van de spelers. „Elke zege betekent, dat wij we derom twee punten van de on derste plaats weglopen. Zó, en niet anders, zien wij het nu. Overdreven optimisme in dit vroege stadium van de competi tie is volkomen misplaatst Ons eerste uitgangspunt is handha ven. Pas op de helft van de competitie gaan we kijken of er soms meer in zit Mellji wil het zo en wij zijn het er volkomen mee eens. Maar het gaat goed, dat is onmiskenbaar" geeft hij toch wat toe. Over stoppen piekert „dertigenc zoen ben ik van plan om daar voor een cursus te gaan volgen. LDWS is een prettige club om in te spelen en ik zie geen reden om weg te gaan. Waarom zou ik? Het gaat toch goed". Wat heet goed: het gaat steeds beter. AD VAN KAAM LEIDEN Bouk Pijnacker, voormalig elftalbegelei der van LFC, had afgelopen zondag weinig reden om in een jubelstemming te verkeren. Toch klaarde zijn gezicht op, toen hij Piet Gubler, nota bene een speler van de tegenpartij, in het oog kreeg. „Ouwe, je deed het geweldig", complimenteerde hij de kleine man! En daarna, tegen ieder die het weten wilde, verklaar de hij: „Met zo'n voetballer zou LFC in één klap uit de zorgen zijn. Wat die jongen op zijn eentje presteert kan LFC nog niet met elf man. Doodzonde, dat hij bij ons weg is". „Dertiger" Piet Gubler: „Ik ga door zo lang als ik kan". Opvallende woorden. Komend uit de mond van iemand die zijn sporen in de Leidse voetbalwe reld zeker verdiend heeft en ge richt aan het adres van een man die hard op weg is eenzelfde predikaat te verkrijgen. Piet Gubler, 31 jaar, begonnen bij LDWS jawel op vijftienja rige leeftijd vertrokken naar LFC om zich hogerop ook waar te maken en sedert drie jaar weer terug bij zijn oude club. Een vereniging die in de afgelo pen seizoenen furore maakte en niet in het minst dank zij de capaciteiten van onder andere Piet Gubler. „Echt niet alleen door mij", weert hij af. „Dat ik bijvoorbeeld afgelopen zondag zo'n rol van betekenis kon spe len is uitsluitend te danken aan het hele team. Op je eentje be reik je heus niet veel". LDWS debuteert, buiten ver wachting overigens, erg sterk in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 4