Het graven
naar schatten
een passie
Vooral vrouwen hebben
er een fijne neus voor
DEN HAAG - ,3a- hahaaats-
jie...!! Goedemorgen meneer
Graaff'. Zo kwam enige tijd gele
den een geëerde cliënt binnen in bet
gerenommeerde tabakshuis G. de
Graaff Zonen aan de Haagse
Heulstraat.
Proestend en snuivend vroeg hij wat
de inhoud wel mocht zijn van die
nieuwe doosjes die op de toonbank
stonden uitgestald. „Snuiftabak, me
neer Lind", zo werd hem geant
woord. Gezien zijn trieste gezond
heidstoestand werd hem ten zeerste
aangeraden het snuiven eens te pro
beren. Opluchting zou het hem bren
gen. Edoch, een beginnend snuiver
dient de eerste portie snuiftabak in
een zeer bescheiden hoeveelheid bin
nen de trillende neusvleugels te
brengen. Zo niet, dan zal het zachte,
niets-gewende slijmvlies de behande
ling allesbehalve op prijs stellen en
op nogal prikkelende wijze proteste
ren.
Meneer Lind daarentegen, snakkend
naar wat opluchting voor zijn geteis
terde, verkouden hoofd, snoof, vóór
een waarschuwing over'de lippen
van zoon De Graaff kon komen, een
fikse hoeveelheid van de veelbelo
vende tabak naar binnen. Verbijste
ring heerste alom. Vooral bij de heer
Lind. Naast de verkoudheids tranen,
sprongen nog meer vochtdruppels
hem in de spiegels der ziel. Zijn
omfloerste blik werd woedend, zijn
stembanden weigerden dienst en al
dus, zonder een woord te zeggen
stormde hij de zaak uit Paniek in
huize De Graaff. Zo'n goede cliënt.
o jé....
Een uur laten ging het deurtje weer
rinkelend open. En daar stond de
heer Lind. Dol-enthousiast, vrij ade
mend door beide neusgaten.
„Enorm, uniek". En met een paar
sloffen snuiftabak vertrok hij even
later voor de tweede maal, maar nu
bijzonder tevreden.
Dit was een van de eerste ervaringen
met het verkopen van snuiftabak,
die de heer De Graaff opdeed, toen
hij wilde proberen de vergeten ge
woonte van het snuiven weer terug
te brengen in het vaderlandse leven.
Als fel tegenstander van het roken
van sigaretten probeert hij een ieder
die maar ontvankelijk is aan de
snuif te krijgen. En vooral vrouwen
lijken hiervoor nogal „in" te zijn,
ook al gaat dit de eerste keer ge
paard met erg veel aarzeling, gegnif-
fel en gegiechel.
Waarom meer vrouwen? Omdat deze
minder gemakkelijk overgaan op
pijp of sigaar en toch de tabak niet
kunnen missen. Maar ook deze laat
ste misvatting wil de heer De Graaff
gaarne uit de wereld helpen. Een
sigaar hoeft niet zwaar en dik te zijn.
En meteen komt hij met een lekker
zacht, klein sigaartje uit Mexico. Uit
stekend geschikt voor dames.
De heer F. de Graaff, 62 jaar oud,
een van de zonen van Tabakshandel
G. de Graaff Zonen, lijkt zijn
eerste dagen al te hebben dóorge-
bracht in een sigarenkistje in plaats
van in een wieg. Vraag hem naar
sigaren, tabak en aanverwante arti
kelen en een enorme stroom woor
den komt los.
Columbus, zo weet hij te vertellen,
vond het gebruiken van tabak maar
een rare gewoonte. Op zijn ontdek
kingsreizen naar Zuid-Amerika zag
hij de inlanders tabaksbladeren
plukken, oprollen en in brand ste
ken. En het resultaat daarvan was
dat de mensen aanvallen van krank
zinnigheid kregen, wist hij uit dit
verre land te melden. Zo kwam het
dat tabak al voordat het kon worden
ingevoerd, verboden werd. Maar la
ter brachten Portugezen toch een
0 De heer F. de Graaff, met in
zijn handen de meest kostbare
snuifdozen uit zijn collectie. De
ze zijn niet te koop. De snuifdo
zen die hij wel voor de verkoop
beschikbaar heeft, haalt hij uit
een klein dorpje ergens in Fran
krijk, waar nog een klein fami
liebedrijf de kunst verstaat deze
doosjes te vervaardigen.
hoeveelheid mee en overhandigden
het aan de Franse ambassadeur. De
ze bekeek de bladeren eens argwa
nend, rook er aan en was verrukt
over de kruidige geur. Hij bet het
malen en snoof het poeder op. Een
bijzonder aangename ervaring en
bovendien, er gebeurde niets; geen
aanvallen van krankzinnigheid. La
ter kon men dit verklaren.
Tabak, zo van het veld, is gevaarbjk.
Het wordt pas onschadebjk wanneer
het de kans krijgt te fermenteren.
Dat wil zeggen, wanneer het de kans
krijgt te broeien gedurende lange
tijd. Dan verlaten de schadebjke
stoffen de tabak. En daar in die tijd
een overtocht ruim een jaar in be
slag nam, de tabaksbladeren lagen
opgetast in de scheepsruimen, kreeg
het voldoende gelegenheid zo'n
broeitijd door te maken.
Toen men dit in de gaten kreeg werd
er een wet uitgevaardigd, dat tabak
vijftien volle jaren moest fermente
ren. Verlangend denkt de heer De
Graaff aan die tijd. „Men bouwde
toen nog degebjke huizen en nam er
jaren de tijd voor. Men liet de tabak
rustig broeien, draaide sigaren met
de hand. Sigaretten werden voorzien
van onschadebjk rijstpapier. Maar
nu.... De machines moeten zoveel
sigaretten per uur afleveren, dat het
niet meer mogebjk is dit dunne rijst
papier te gebruiken. Wat er nu om
sigaretten zit, is pakpapier".
„Maar om op het snuiven terug te
komen; de hygiënisch toestanden
waren vroeger niet zo enorm goed.
De vrouwen spoten zich zoveel mo
gebjk in met parfum om de stank
te verdoezelen. Maar teveel parfum,
dat was ordinair. Het was Catharina
de Medici, die op het idee kwam om
de snuiftabak te laten parfumeren.
De snuiver rook zelf niet naar par
fum, maar rook evenmin de luchtjes
van anderen omdat de geparfumeer
de snuiftabak deze onwelriekende
geuren blokkeerde. Tegen de tijd dat
Catharina stierf (1589) was snuiven
in Frankrijk een algemeen gebruik.
In Nederland kwam het pas later,
rond 1600, via de Oost- en Westindi-
sche Compagnie. Tot voor kort was
het ook in ons land een volksge
bruik. Vader De Graaff verkocht het
nog. Zo ongeveer tot 1914, 1915. Zijn
snuif-cbentèle bestond voor een
groot deel uit Scheveningse visvrou
wen, die ieder met twee volle man
den vis op weg waren naar de vis
markt in het Haagse centrum. Voor
ze daar aankwamen schoven ze
even, met manden en al, bij De
Graaff naar binnen, om de wekelijk
se hoeveelheid snuiftabak aan te
schaffen. „Want", zo weet de heer De
Graaff te zeggen, „in die tijd snoven
alle vrouwen en bijna alle mannen".
Maar op een kwade dag kwam de
„ijzervreter" van de Haagse ebte, de
heer De Vos van Steenwijk, de win
kel binnen, haalde zijn neus op en
bulderde: „Is het hier een tabakswin
kel of een viszaak". En toen kon
niets, zelfs de tranen van de visvrou
wen niet, vader De Graaff ervan
weerhouden de verkoop van snuif te
stoppen. En dat betekende het lang
zame einde van het snuiven in Ne
derland.
En nu is zoon De Graaff, met op zijn
beurt weer even enthousiaste zonen,
op het idee gekomen om het gezon
dere snuiven er weer in te brengen.
„Er zijn zelfs artsen die het voor
schrijven. Maar, laat ik eerbjk zijn,
er zijn ook artsen die dat niet doen,
omdat snuiftabak geen genezende
werking heeft Het lucht alleen maar
op. Maar in elk geval is dat beter
dan bijvoorbeeld neusdruppels".
Tabakshandel De Graaff heeft over
de gehele wereld grote vermaard
heid verworven. Nederlandse ambas
sadeurs betrekken hun voorraad
rookgerei in Den Haag. Zelfs de
ambassadeurs in Brazibë en Cuba
willen geen andere sigaren. Presi
dent Tito van Joegoslavië is klant.
Maar het meest tekenend is mis
schien het verhaal over die Finse
ambassadeur. De man trok van
standplaats naar standplaats. Overal
waar hij zat in Israël, in Peking of
waar dan ook, werden de sigaren
hem toegezonden per diplomatieke
post. Een aantal jaren geleden ging
de ambassadeur genieten van zijn
welverdiende rust in zijn Finse wo
ning-met-sauna. Vanaf die dag ech
ter moest de man tot zijn grote
droefenis zijn handgedraaide si
gaartje missen. Invoer ervan werd
veel te duur voor een particuber.
Wat de reden ook mag zijn, enige
tijd geleden kwam er in Huize De
Graaff een bestelling binnen uit
Praag. De Fin had zich opnieuw als
ambassadeur laten aansteben en
rookt nu weer elke dag zijn tien
vertrouwde sigaren-
Gezien dit soort klantenkring mag
men er op rekenen, dat ook de snuif
tabak van goede kwaliteit zal zijn.
Snuiven: het is de moeite waard het
te proberen. Want wat is heerbjker
dan de geur van rozen in de neus
te hebben dan die van uitlaatgassen.
Of anders die van sandelhout, helio-
troop, anjers, amandelen of lavendel.
EERBEEK Je verwacht het niet in dit centimeter voor centime
ter omgeploegd land, maar steeds meer mensen duiken in de
romantiek van de schatgraverij. Bij nacht en ontij klimmen
„schatgravers" over hekken en schuttingen van andermans tuinen,
op zoek naar verborgen goud en zilver.
Een teleaccursus over archeologie kluisterde maar befst een mil
joen kijkers aan de buis. In de ogen van beroepsoudheidkundigen
en serieuze amateurs een huiveringewekkende belangstelling die
visioenen van massale graafpartijen naar oudheden oproept.
Daarnaast komt uit Amerika en Engeland een ontwikkeling over
waaien, die de oudheidkundigen met nog veel meer zorg vervult
Het gebruik van metaal-detectoren met geen ander doel dan om
kostbaarheden aan de bodem te ontrukken.
In de Nederlandse bodem liggen miljarden op eerbjke of oneerlijke
vinders te wachten. De buit van de overval op het postkantoor
in Apeldoorn, bijna een miljoen is nog nooit gevonden, maar zou
op de Veluwe verborgen zijn. In Het Gooi zou voor 30.000.000
gulden aan schatten verborgen zijn. Op de stranden bgt voor
miljoenen.
.Mijn naam is een handicap bij de uitoefening van mijn
hobby', vindt de heer Wucherpfennig uit Eerbeek. Zijn
hobby is schatgraven.
„Een schatgraver moet goudeerbjk zijn", zegt schatgraver Alfred
Wucherpfennig uit Eerbeek, maar er zijn er bij die zijn zo link
als een looien deur. Schatgraver De Boer zegt: „Er zijn van die
domme mensen, die altijd braaf aangeven als ze iets hebben
gevonden, want dat ben je als Nederlander verpbcht Zeker
wanneer je bij je schatgraverij op oudheidkundige vondsten stoot
Dan mag je officieel niet eens verder graven. Eerst moet je de
archeologen waarschuwen, en dat doe ik ook wel. Maar als ik
waardevobe voorwerpen heb gevonden die voor het oudheidkundig
onderzoek toch niet van belang zijn, praat ik er niet over".
Hij is niet te spreken over de medewerking van gemeenten: „Om
ergens te mogen graven moet je toestemming van de grondeigenaar
hebben. Wanneer het om gemeentegrond gaat moet je bij de
gemeente zijn. Maar je krijgt van gemeenten nooit toestemming".
Waarom probeert De Boer kostbaarheden aan de bodem te ontfut
selen? „Laten we eerlijk zijn. De mensen die zich met schatgraverij
bezig houden doen dat om zich te verrijken".
Verrijken dus. De Boer vertelt hoe dat in zijn werk gaat „Laatst
kwam er een dame bij me met een gouden armband. Ze vroeg
me wat het ding waard was. Het was een band bestaande uit
gouden munten, gouden dollars, ponden, roebels etc., niet gesol
deerd, want dan zijn ze als munten waardeloos, maar'keurig in
ringen gezet Ik zeg tegen die vrouw dat ik hem wel wil laten
taxeren. Ik geef haar een borg van duizend gulden en ga met dat
ding naar Amsterdam. Daar blijkt dat twee gouden roebelstukken
uit de band een zeer hoge waarde hebben. De hele band komt
op zo'n kleine tien mille. Terug bij die vrouw vertelt ze me dat
ze graag een kleuren tv wil hebben. Ik zeg: ik heb u al duizend
gulden gegeven, nu weet ik het goed gemaakt Wat die band precies
waard is ben ik niet te weten gekomen, maar wat kost die tv?
2800 gulden? Dan krijgt u van mij nog 1800 gulden en dan zijn
we allebei gelukkig. U heeft kleuren-tv en ik heb een leuke
armband".
Wat is schatgraven? Wucherpfenning: „Schatgraven is voor 90
procent inspiratie en 10 procent transpiratie". Schatgraven is
volgens hem een kwestie van archieven bestuderen, het registreren
van geruchten en streekverhalen over verborgen schatten.
De schatgravers vinden de Nederlandse wetgeving op hun gebied
veel te streng. De Boer: „Als je zo'n ding (hij bedoelt zijn detector)
hebt, merk je pas hoe weinig in Nederland mag". Identieke
ervaringen heeft Wucherpfennig. Desondanks blijven beide hun
hobby uitoefenen. De Boer adverteert regelmatig en heeft een
stenciltje gemaakt, dat hij wijks- of dorpsgewijs huis aan huis
verspreidt. Wucherpfennig haalt regelmatig de pers, maar evenals
De Boer krijgt hij weinig reacties en verzoeken om grondonder
zoek.
Onder schatgravers doen uiteraard allerlei verhalen de ronde. De
Boer vertelt het verhaal van een gat in een provinciale weg, dat
gedicht werd met grond waarin zich tientallen achttiende eeuwse
drieguldenstukken bevonden. Die liggen nu allemaal onder het
asfalt Waarde 12 mille per stuk. De Boer had de grond, voordat
ze vergraven werd met zijn detector onderzocht en een paar
drieguldenstukken gevonden.
Wucherpfennig vertelt van een Romeins gebruik: „De oude Romei
nen gooiden bij het passeren van bruggen, munten naar de pijlers,
als dank aan de goden dat de brug het weer gehouden had.
Wanneer je de plaatsen van die bruggen weet maak je een goede
kans Romeinse muntjes te vinden". Vandaar zijn stelling dat je
eerst archieven moet bestuderen. Kostbaarheden liggen op de
raarste plaatsen. Mensen verbergen vaak iets in de grond, maar
kunnen het later niet meer terugvinden, omdat ze niet precies
aangetekend hebben waar ze het verborgen hebben.
Beide schatgravers zijn er van overtuigd dat er in Nederland
mensen zijn die kostbare zaken hebben opgegraven of gevonden,
die ze nooit hebben aangegeven. De Boer kent iemand in Utrecht
die veel meer gevonden heeft dan hij heeft aangegeven en Wucher
pfennig weet van een schooljongen in Loenen die een kostbare
Byzantijnse munt gevonden heeft, die ook niet aangegeven is.
Beroemd is ook het verhaal van de boer die elke nacht een
geldkistje met 100.000 gulden in zijn kippenhok zette en het er
's morgens weer uithaalde. Toen de boer dood was werd er naar
dat geld gezocht, maar er werd nooit meer iets gevonden. De
mensen begraven hun spullen ook vaak meer dan een keer, steeds
weer op een andere plaats. Nooit meer terug te vinden natuurlijk.
Vanzelfsprekend wordt op plaatsen waar de Tweede Wereldoorlog
in alle hevigheid heeft gewoed nog steeds veel oorlogstuig gevon
den. Iemand als Zwanenburg, bergingsofficier van de luchtmacht,
heeft daar veel moeite mee. „U moet niet vergeten dat veel
oorlogstuig na een grote schoonmaakbeurt, nog heel goed bruik
baar is. En dat is tegenwoordig, met zoveel groepen en mensen
die geschillen met wapens willen beslissen, een zeer ongewenste
ontwikkeling".
De schatgravers kunnen er niet mee zitten. De spanning van het
zoeken, het snuffelen in boeken, het beluisteren en beoordelen van
wilde legendes en de schok wanneer een verhaal blijkt te kloppen
en er in plaats van een coladopje inderdaad een kist met goud
aan de oppervlakte komt, willen ze niet missen. Ook als ze daarvoor
een beetje buiten het rechte pad der wet moeten gaan.
GE TOL