MOBACH Pottenbakkers Amsterdams jeugdtoerisme nu normale zaak geworden TACHTIG JAAR EIGENZINNIGHEID GOUDEN HORLOGEKETTING MOEST TWEE KEER UITKOMST BRENGEN Het oudste en nieuwste aardewerk van Mobach. Utrecht Het klinkt bijna ongelooflijk in een tijd dat stilstand per definitie achteruitgang betekent, maar de Utrechtse pottenbakkers Mobach stellen alles in het werk om hun bedrijf maar vooral niet groter te laten worden. „De kunst is niet te groeien, ook al neemt de vraag naar onze produkten toe", wordt in alle ernst gesteld zonder dat men denkt aan een economische zelfmoord. Het is een van de wat vreem de, maar bijzonder charmante trekjes van het familie- bedrijfje Mobach, dat 21 september precies tachtig jaar bestaat. Tachtig jaar, waarin het woord „karak ter" met zeer eigenzinnig gevormde hoofdletters door de pottenbakkers werd geschreven. De stichter Klaas Mobach, gaf daar in 1923 al duidelijk blijk van, toen hem door de toenmalige directeur van het Haags Gemeentemuseum, dr. H. E. van Gelder, gevraagd werd om gegevens over zijn bedrijf te verstrekken voor een boekje over pottenbakkerskunst. Klaas Mo bach weigerde, omdat Van Gelder directeur was van een museum dat op zondag geopend was. Als gelovig man kon Klaas Mobach daaraan geen medewerking verlenen. AMSTERDAM - Het jeugdtoe- risme blijkt voor Amsterdam nauwelijks meer een pro bleem te zijn. De jeugdtoerist, die nog maar enkele jaren ge leden de bevolking en pers in heftige beroering bracht, is een welkome gast in de hoofd stad geworden. Geen wonder, ze komen in grote getale en brengen een flinke som geld in het laatje. Het jeugdtoeris- me maakt tegenwoordig deel uit van het gewone toerisme. Wilde toestanden, zoals enkele jaren geleden, komen haast niet meer voor; aldus Jan Bruin, coördinator van het zo- mer-jeugd-toerisme in Am sterdam (ZJA). Met een staf van medewerkers zorgt hij voor de opvang van jonge toe risten op een camping. Ook verzorgen zij de informatie bulletins voor de jeugdtoeris- ten. Enkele jaren geleden trok een grote stroom jongeren naar Amsterdam, de zogenaamde hippies, die een eigen subcul tuur naar buiten brachten. Dat gaf aanvankelijk enorm veel problemen. Nu komen er jon geren met hetzelfde gedrag als de hippies naar Amsterdam. Het enige verschil is dat ze meer geld hebben dan hun voorgangers en hun vakantie wat meer hebben uitgestip peld. Zij worden nu geaccep teerd. Men heeft bij het Zomerdeta- chement, een speciale politie- groep die is samengesteld uit het vroegere Damdetachement en het Vondelparkdetache ment, dan ook weinig last ge had van de jonge toeristen. „Een heel andere aanblik dan voorgaande jaren," constateert inspecteur J. M. Gombert, bij wie de leiding van het detache ment rust. De populariteit van Amster dam onder de jongeren da teert van het eind van de jaren zestig, toen de flowerpower ra ge vanuit Amerika en Enge land overwaaide naar het vas te land van Europa. Amster dam werd snel het middel punt van deze rage. De Dam- en Vondelparkslapers dienden zich aan. De zaak liep echter uit de hand door gebrek aan sanitaire voorzieningen en doordat een kleine groep jon geren zich bezighield met drughandel en winkeldiefstal. Ondanks alle negatieve publi citeit rond het Vondelpark werd Amsterdam wereldver maard onder de jongeren. Maar het eind hiervan was in zicht: door toenemende criminaliteit en vervuiling liep de hele zaak uit de hand. Het Vondel park had in 1972 zijn topjaar. Deze zomer ech ter heeft men geen enkele Vondelparkslaper waargeno men, omdat het parkslapen aan het begin van dit jaar verboden is. Het slaapverbod geldt ook voor alle andere stadsparken. Inspecteur Gombert is van mening dat over het algemeen het jeugdtoerisme met zijn bij verschijnselen dit jaar zonder al te veel problemen door de hoofdstad is verwerkt. In to taal heeft het Zomerdetache- ment tot augustus, 758 proces sen-verbaal opgemaakt tegen jongeren uit 35 verschillende landen. Het merendeel daar van betrof overtreding van het slaapverbod en de opiumwet. Vooral in het begin van deze zomer was de omgeving van de Damstraat een soort win kelcentrum van verdovende middelen, een furiktie die vroeger door het Vondelpark werd vervuld. Opvallend was dat de verkoop van de geest verruimende middelen steeds agressiever geschiedt. Inspecteur Gombert heeft de indruk dat er sprake is van een „ander" soort jeugdtoerist. Uit het feit dat er deze zomer duidelijk sprake is geweest van een „spits" concludeert Gombert, dat de jongeren de rest van het jaar andere bezig heden hebben: studeren of werken. Het grootste deel van de toe risten dat anders onderdak zou hebben gevonden in het Vondelpark, is dit jaar terecht gekomen in de jeugdhotels, camping of sleepins. Speciaal met het oog op de sluiting van het park heeft de gemeente begin dit jaar op een stukje grasland bij de Schellingwou- derbrug een speciale jeugd- camping uit de grond ge stampt. Samen met de twee sleep-ins aan de Rozengracht vallen deze voorzieningen on der degemeentelijke afdeling ZJAC^Zomer Jeugd Accom modatie). Tot nu toe heett men 64.000 overnachtingen geteld. Bezien in het licht van de slui- Vondelparkslapers: afgelopen. ting van het Vondelpark is dit volgens coördinator Jan Bruin niet opvallend hoog. Toch was het in vergelijking met voor gaande jaren het drukste jaar. De balans opmakend zegt Jan Bruin: „Het jeugdtoerisme is een normale zaak geworden in Amsterdam. Maar ik weet niet - nu het eenmaal geaccepteerd is - of het een blijvende zaak is. Wie weet welke vakantie mogelijkheden door de jeugd in de toekomst zullen worden aangeboord. bij de lommerd zodat hij weer geld had om turf te kopen en de oven te stoken. Met het geld van het nieuwe aardewerk konden de schulden worden betaald en werd de horlogeketting weer uit de lom merd gehaald om als veilig maar lelijk onderpand niet te worden gedragen. Desondanks groeide het bedrijf en daar mee zijn faam: door de eigenzinnige vormgeving en de hoge technische ont wikkeling hadden Klaas en de inmiddels bij hem in dienst getreden zoons en oudste kleinzoon de aandacht getrokken van vooraanstaande ontwerpers. Zo liet architect Rietveld in 1917 bij Mobach een rechte cylindervaas maken, die zo voor uitstrevend was voor zijn tijd dat hij nauwelijks waardering kreeg. De vaas wordt echter nog steeds over de hele wereld gemaakt De geavanceerdheid in vormgeving loopt als een rode draad door de hele geschie den^ van de pottenbakkerij heen. „Wij volgen geen modes, als kunstenaars lo pen we er wel misschien op vooruit", zo luidt een van de steenharde stelregels van het bedrijf. „We gaan onze eigen weg. Natuurlijk worden we béinvloed door de tijd, maar we maken alleen maar dingen, waarvan wij denken dat ze goed zijn. We gaan langzaam vooruit, beslist niet achteruit". De laatste uitspraak lijkt erg voor de hand te liggen als hij niet in strijd was met de commerciële feiten, die uitwijzen dat vooruitziende lieden veel geld verdie nen met terugkijken in de tijd. Zo zou bijvoorbeeld het opnieuw in produktie nemen van de ontwerpen uit de Jugend- stil-tijd financieel gezien ongetwijfeld een zeer groot succes zijn, maar de Mobachs wijzen iedere suggestie in die richting resoluut van de hand: „Wat voorbij is, is voorbij". Ook de rage van het oranje gekleurde aardewerk heeft de fabriek passief over zich heen laten gaan: „Oran je past niet in het karakter van ons aardewerk, daarom beginnen we er niet aan. Wij hebben een traditie in stand te houden". De keuze voor de traditie hebben de Mobachs zeer bewust gedaan toen ze in de jaren zestig voor de beslissing kwa men te staan hun bedrijf uit te bouwen tot een geautomatiseerde aardewerkgi gant of te beperken tot een ambachtelijke pottenbakkerij. De Mobachs kozen voor het laatste, omdat ze zich allereerst Wie nu in het bedrijfje aan de Utrechtse I Kanaalweg naar Mobach vraagt, kan kie zen uit de vijf nazaten van de stichter die als voortzetters van het bedrijf welis waar wat minder principieel zijn gewor den op het gebied van de zondagsrust, maar die wel allemaal diens eigenzinnig heid hebben geërfd. De twee oudsten van hen, die net als de stichter Klaas heten, vieren tegelijk met het tachtigjarig be- drijfsjubileum respectievelijk hun zeven tig- en zestigjarig dienstverband met het bedrijf van hun vader en grootvader. Ter gelegenheid van die jubilea hebben de Mobachs in hun bedrijf een tentoon stelling ingericht, waar ze met vele zeer fraaie aardewerken voorwerpen hun ont wikkelingsgeschiedenis in beeld brengen. Een ontwikkeline die begon toen Klaas Mobach in 1895 uit Friesland naar U- trecht kwam en daar met een paar hon derd geleende guldens in een schuurtje een eigen pottenbakkerij begon, nadat hij zich bij diverse aardewerkfabrieken vooral had bekwaamd in het Friese snij werk. Bij deze vorm van pottenbakken werden in de voorwerpen met speciale mesjes figuren gesneden, waarna de klei werd beschilderd, geglazuurd en vervol gens gebakken. Klaas Mobach zei weldra de Friese tradi tie vaarwel en begon eigen vormen en decoraties te ontwerpen. In de tijd van de Jugendstil bediende hij zich veelvuldig van de engobetechniek, een decoratie- vorm waarbij in het aardewerk motieven worden aangebracht door op de gedraai de vormen een meestal anders gekleurde bouwd, waarbij bijvoorbeeld voor de zo genaamde houtasglazuren de as zelf wordt verzameld in boomgaarden. Het hedendaagse aardewerk van Mobach is van alle markten, technieken en glazu ren thuis Steunend op de langdurige ervaring vertoont het een grote verschei denheid en vooral de voor het bedrijf spreekwoordelijke eigenzinnigheid, die resulteert in een zeer originele vormge ving, die in hoge mate esthetisch is, of het nu een keurig rond vaasje is, een doopvont of een avant-gardistische kan delaar. Bijna vloekend met de vooruitstrevende ontwerpen maar volkomen passend in de ambachtelijke aard van Mobach is de uit 1914 stammende kolen- en turf oven die nog steeds, naast enkele moderne ovens, wordt gebruikt. Totdat hij definitief in stort, zegt de jongste generatie, alsof dat moment binnen een redelijk verschiet ligt „Die stort niet in", is daarentegen de mening van de diamanten jubilaris Klaas Mobach. „De muren komen wel eens door de hitte naar buiten, maar die moet je dan gewoon terugduwen. Met wat cement er op kan hij dan weer een hele tijd mee". Het stoken van de tien kubieke meter grote oven is een inspannend karwei, dat een cyclus van zeven dagen van vullen, stoken en legen vergt Als de oven op zijn heetst is (zo'n elfhon derd graden), straalt hij zo'n bevangende hitte uit dat het bijvullen met turf en kolen een meer dan bloedheet werk is. Bovendien loeien dan de vlammen tot uit de schoorsteen met een angstaanjagende rode gloed, die in het verleden menig voorbijganger heeft aangezet de brand weer te alarmeren. Het stoken van de antiquarische oven, het tegen commerciële belangen in niet volgen van rages, het zelf samenstellen van de glazuren: het zijn slechts enkele voorbeelden van de eigenzinnigheid van de pottenbakkers Mobach. Wie met eigen ogen wil zien, dat ze volkomen gelijk hebben met het vasthouden aan die tradi ties kan tot en met 27 september van 3 uur 's middags tot 10 uur 's avonds en op zaterdag van 10 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds in het bedrijf terecht, dat speciaal ter gelegenheid van de jubilea voor belangstellenden is opengesteld. Het bedrijf is uiteraard op zondag gesloten. De antieke kolen- en turfoven die in een bevangende hitte wordt ge stookt, blijft in gebruik totdat hij definitief instort. Klaas Mobach III (links), die zijn zestigjarig jubileum viert, meent dat moment te kunnen uitstellen door de uitgezette muren terug te duwen. kleipap aan te brengen. Een andere veel door hem toegepaste techniek was die van het ringeloren: met een holle koe hoorn of penneschacht en later met een Koperen bakje met tuitje werd een ge kleurde vloeibare klei op het voorwerp aangebracht om letters en andere decora ties te vormen. Hoe het met de economische resultaten van het bedrijf in die tijd gesteld was, wordt gëillustreerd door het verhaal dat de pottenbakkerij twee keer werd gered door een gouden horlogeketting met een paardekop, die Klaas Mobach had ge wonnen op een kermis in Friesland. Hoe wel hij die nooit heeft gedragen omdat hij hem lelijk vond, wist Klaas hem tweemaal voor twintig gulden te belenen De 82-jarige Klaas Mobach II, die al zeventig jaar in het bedrijf werkt, bij een doopvont, een van zijn talloze werkstukken. kunstenaars weten, wier werk te zien is in onder andere het Rotterdamse mu seum Boymans-van Beuningen, Het Prin- cessehof in Leeuwarden en ui een Duiten- lands museum als het gemeentelijk Mu seum van het Duitse Oldenburg. En wier werk vele malen bekroond is onder meer met het certificaat „gulden vorm". Het resultaat van die keuze is een bedrijf met een personeelsbestand van tweeën twintig, inclusief de vijf Mobachs, dat een jaarproduktie heeft van-ongeveer 115.000 met de hand gemaakte stukken aarde werk. Van déze produktie is ongeveer 35 procent eenmalig werk. De rest van de voorwerpen wordt gerangschikt onder de massaal aandoende categorie „seriepro- dukten". Hoe betrekkelijk dit begrip is wordt duidelijk als wordt verteld om welke aantallen het gaat: bloempotjes zo'n vijfduizend stuks per jaar, kleine vaasjes ongeveer tweeduizend en van een grotere vaas worden er zestig per jaar „in serie" gemaakt De betrekkelijkheid wordt nog versterkt door het feit, dat ieder voorwerp met de hand wordt gevormd, zodat er geen twee exact hetzelfde zijn. Bovendien zijn de klei en de glazuren natuurlijke materia len, die zich tijdens het verwerkingspro ces grillig kunnen gedragen. Als afschrik wekkend voorbeeld daarvan worden de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog genoemd, toen Mobach noodgedwongen een kleisoort uit Winterswijk moest ge bruiken, die bij het bakken slechts een marge van ongeveer tien graden toe stond: vijf graden onder de ideale tempe ratuur bleef het aardewerk poreus; werd het vijf graden te warm dan smolt het onherroepelijk tot een versteende '^ek. De ontwikkelingsgeschiedenis toont dat iedere stijlperiode zijn eigen glazuren en procédé's heeft, die de pottenbakkers zelf ontwikkeld hebben. Daarbij geldt dat met name bij de glazuren de ontwikke ling vanuit de natuur gestart moest wor den. Geen laboratoriumsamenstellingen, maar glazuren die door eindeloos experi menteren beetje bij beetje worden opge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 17