Ooievaar
krijgt in
ons land
weer
poot aan
de grond
Welvaart verdreef
vruchtbare steltloper
uit zijn paradijs van
mest en mist
DANKZIJ
GESPREID BEDJE
VAN MOLLIG MOS
EN TWIJGEN IN
GROOT'AMMERS
Groot-Ammers Verheugend
nieuws voor de leden van de
kwijnende Bond van Grote Ge
zinnen: de ooievaar is in onze
moerasdelta eindelijk weer aan
de winnende hand. Een wonder
lijke zaak, want deze vrolijk
klepperende broedvogel, die
eeuwen lang het symbool was
van de onstuitbare voortplan-
tingsdrift van gans ons volk
leek zich namelijk in de na-oor-
logse jaren voorgoed uit de va
derlandse nesten te hebben ge
werkt. In 1939 streken nog 310
paren neer op Nederlandse da
ken en kerktorens om op een
glorieus nageslacht te broeden.
In de herfst van dat jaar ver
trokken ze met 823 nakomelin
gen, die met statige vleugelslag
hun reislustige ouders volgden
naar het Afrikaanse luilekker
land. Tien jaar later wees een
telling uit, dat nog slechts 83
ooievaarsnesten bewoond wa
ren. „Een tijdelijke zaak",
meenden de kenners aanvanke
lijk, „de oorlog zal onze trouwe
ooievaars nog in de benen zit
ten en hun trek in Nederland
hehben verminderd".
In de praktijk bleek echter, dat
steeds minder ooievaars Neder
land uitkozen voor een knusse
copulatie. In 1955 keerden nog
slechts 57 ouderparen terug op
het oude nest, in 1963 was hun
aantal reeds geslonken tot 33, in
1967 tot 19, in 1972 tot 9 en dit
jaar waren nog slechts 14 ooie
vaars honkvast genoeg om 7
nesten te bemannen. In het
Zuidhollandse Oudewater, Leer
dam en Schoonrewoerd, in het
Overijsselse Wapenveld, Graf
horst en Nijeveen en in het
Land van Altena zorgden ze
voor een nieuwe generatie van
15 ooievaars, die inmiddels met
hun ouders de benen hebben
genomen naar zuidelijker stre
ken.
Hoopvolle toekomst
Dat de ooievaar ondanks deze
massale desertie in Nederland
nog steeds een hoopvolle toe
komst heeft is te danken aan de
Nederlandse Vereniging tot be
scherming van vogels. Deze 76
jaar oude club van bos- en
beemd-hobbyisten, die bij voor
keur van onder een waterbe
stendig jagershoedje al wat
vliegt en fladdert observeren
sloeg al in 1969 alarm en startte
een actie voor het behoud van
ie ooievaar in Nederland. Aan
enkele honderden gemeentebe
sturen werd een papieren nood
kreet verzonden, waarin ge
vraagd werd om een geschikt
terrein voor een kweekexperi-
ment Negenentwintig vroede
vaderen reageerden positief. Na
rijp beraad werd ten slotte de
voorkeur gegeven aan Groot-
Ammers, boeren-bedoening in
de moddervette klei van de Al-
blasserwaard. In de luwte van
de Lekdijk verrees daar op een
drassig weiland van vijf hecta
ren het Ooievaarsdorp „Het
Liesveld", waar statige steltlo
pers uit Hongarije, Joegoslavië,
Algerije en Pakistan hun bedje
van mollig mos en twijgen ge
spreid vonden. Niets leek daar
na de glorieuze terugkeer van
de ooievaar in de lage landen
meer in de weg te staan. Maar
door verkeerde voeding werd de
rij der kwekelingen al gelijk in
het eerste jaar van het experi
ment gedecimeerd. Op het menu
prijkte aanvankelijk vis uit de
vaderlandse rivieren, een lek
kernij, die de mens nog steeds
zonder hinderlijke gevolgen
naar binnen werkt, maar die bij
de ooievaars van het Liesveld
onverbiddelijk de dood tot ge
volg had. Toen men begreep,
dat voedzame vis voor de ooie
vaar gelijk zijn galgemaal bete
kende werd overgeschakeld op
minder met kwik geladen ge
dierte, dat de ooievaars zich
sindsdien opperbest laten sma
ken. Hun aantal in de Alblasser-
waard is inmiddels door blijde
geboorten opgelopen tot zestig
en volgend jaar hoopt men, dat
de eerste ouderlingen na een
passende paring de vlucht naar
het zuiden zullen nemen (ui
teraard met medeneming van
het kroost).
In de watten
Boerenzoon C. de Bruin ziet dat
vrijwillige terugtrekken overi
gens nog niet gebeuren. Als di
recteur van de Vereniging tot
bescherming van vogels hoopt
hij uiteraard op het volledig
welslagen van het experiment in
Het Liesveld. Maar voorlopig
wordt hij gekweld door de
vrees, dat de ooievaars door zijn
medewerkers dusdanig in <tó*'
watten zijn gelegd, dat ze geen
behoefte meer hebben aan een
langdurige overwinteringsreis.
In café Lekzicht in Schoonho
ven heeft hij ons al deelgenoot
gemaakt van zijn scepsis. „In
Het Liesveld", zegt hij, „leven
de ooievaars in semi-gevangen-
schap. Ze zijn gekortwiekt en
daardoor kunnen ze niet weg
trekken. De grote vraag is, of
hun instinct straks sterker zal
zijn dan hun gemakzucht. Als je
in de Alblasserwaard prinsheer
lijk leeft, wat zul je je dan
verder druk maken? Zo rede
neer ik tenminste. Hier krijgen
ze de volle maaltijden recht on
der de snavel. Ze hebben een
fijne behuizing en een rustig
leefklimaat. De Alblasserwaard
is tot nog toe ontsnapt aan de
bulldozer van de welvaart. Daar
loop je nog door een stuk van
Nederland, zoals het eeuwen te
rug was. Er is bijna niks veran
derd. Goed, de wegen zijn geas
falteerd en op de boerderijen
staan televisiemasten. Maar de
natuur is goddank de dans ont
sprongen.
Ruige kleding
Nu is de heer C. de Bruin on
danks zijn liefde voor de geve
derde vrienden beslist geen
ooievaar. Hij is weliswaar van
top tot teen gestoken in ruige
kleren, die een mosgroene
schutkleur hebben, maar alleen'
reeds het feit, dat hij ons in café
Lekzicht op twee benen tege
moet treedt maakt duidelijk, dat
zijn kennis van deze broedvogel
slechts berust op aandachtige
waarneming en niet op eigen
ervaring. Als hij later op de
pont over de Lek nog onthult,
dat hij slechts twee kinderen
heeft is het zonneklaar: dit kan
geen ooievaar zijn.
Niettemin kent De Bruin deze
vruchtbare vogel als de binnen
voering van zijn jagershoed.
„Als vader vroeger het weiland
maaide", herinnert hij zich ver
tederd, „liepen er altijd een
paar ooievaars achter hem aan.
Keurige heren waren het, net
diplomaten, die naar het paleis
op het Lange Voorhout schre
den om hun geloofsbrieven aan
te bieden. Ooievaars zijn statige
vogels, die er hun gemak van
nemen. Daarom horen ze ook in
Nederland thuis."
Voor de fatale teruggang van
Op het plaatsje achter
het ooievaars-bestand heeft hij
enkele gegronde redenen achter
de hand. „Elke vogel zoekt een
leefmilieu, waar hij zich senang
voelt. Dat heet met een geleerd
woord het „biotoop". Voor de
ooievaar was Nederland eeuwen
lang het aangewezen paradijs.
Hier kon hij zijn vleugels uit
slaan en kwam hij moeiteloos
aan de kost. Vraag dat maar
aan moeder kikker. Als die de
ooievaar zag komen aanzeilen
verborg ze haar kinderen haas
tig onder het dril en riep ze met
gebroken stem: „daar gaat de
moordenaar van je vader".
De mensen daarentegen be
schouwden de ooievaar als een
geluksbrenger. Die faam had hij
al in de tijd van de Germanen,
die hem Eidebar, boodschapper
van het leven, noemden. Ze
meenden ook, dat hij elke ge
boortegolf op zijn geweten had,
want in het voorjaar nestelde
hij immers boven hun hoofden.
Als bij de vrouw de barens
weeën begonnen stond boven
haar hoofd de ooievaar pein
zend op één poot. Die had zijn
taak volbracht en de gezinsuit
breiding veilig gesteld.
Dat de ooievaar zich na 1945
niet langer gelukkig voelde in
ons land is begrijpelijk. Er was
namelijk een hoop veranderd.
De ruilverkaveling had massaal
toegeslagen, er werden tiendui
zenden huizen gebouwd en over
al verrezen de hoogspannings
masten. Ook de industrialisatie
en de daarmee gepaard gaande
milieuverontreiniging maakten
de leefbaarheid van ons land er
Tïiet beter op. Het is dan ook
de keuken vinden ze hun bordje bijvoeding, die de terugkeer naar de vogel-maatschappij mogelijk maakt.
niet verwonderlijk, dat de ooie
vaar ons land niet meer zo zag
zitten. Daar kwam nog bij, dat
hij op zijn trektocht voortdu
rend gevaar liep om door een
Spanjaard of een Fransman uit
de lucht te worden geknald. In
die landen heeft iedereen een
geweer en daarmee wordt ge
schoten op alles, wat beweegt.
Het gevolg was, dat op de nes
ten in Nederland steeds vaker
één ooievaar terugkeerde. In
Oudewater heeft een mannetje
een seizoen lang eenzaam zitten
tobben. Die was zijn vrouw ook
onderweg kwijt geraakt En er
was geen kijk op, dat hij een
nieuwe partner aan de haak kon
slaan, want in kilometers om
trek was hij de enige aanwezige
ooievaar. s
Monogaam
Een ooievaar is trouwens van
nature zeer monogaam. Hij
kiest een vrouwtje uit en daar
blijft hij aan hangen, totdat de
dood er op volgt. En mocht er
een kaper op de kust komen,
dan is hij bereid om zich dood
te vechten voor zijn Truus.
Een extra moeilijkheid voor ons
is het feit, dat het verschil tus
sen een mannétjesooievaar en
een vrouwtje niet te zien is. Er
lopen in Het Liesveld sinds juni
veertien jonge vogels rond,
maar niemand weet, of het een
complete dameskrans is of een
gemengde kleppervereniging.
We zullen met het vaststellen
van de geslachten moeten wach
ten, totdat ze gaan paren. Dan
gaat één van ons met een peri
scoop bij het hek zitten om de
cijfers op hun poot te noteren.
Elke ooievaar draagt een ring
met een nummer erop en alleen
aan de hand daarvan kunnen
we vast stellen, wie een „hij" is
en wie een „zij". De vogel die
straks met allerlei strijkages een
andere vogel het hof maakt is
geheid een mannetje. Het is een
geluk, dat een ooievaar op dat
punt nog geen afwijkingen ver
toont.
Haagse ooievaar
In Het Liesveld logeren ook
twee ooievaars, die afkomstig
zijn uit het Haagse Zuiderpark.
Ze waren door een gulle buiten
landse mogendheid aan de Resi
dentie geschonken en in triomf
naar hun ere-nest in het park
gebracht. Eindelijk behoefde
Den Haag zich niet meer te
behelpen met de steltloper uit
zijn stadswapen.
De vreugde over het nieuwe be
zit werd echter al gauw getem
perd door het uitblijven van
kinderen. Sterker nog: de ooie
vaars in het Zuiderpark vertik
ten het zelfs om een ordentelijk
ei te leggen en iets moois voor
de gemeente uit te broeden.
Toen de mannen van De Bruin
zich ten slotte over beide
dwarsliggers ontfermden bleek,
dat Den Haag al die tijd tegen
twee vrouwen had aangekeken/
Deze geslachtelijke dwaling was
echter nooit aan het licht getre
den, omdat beide ooievaars uit
voorzorg vleugellam waren ge
maakt en niet op strooptocht
kondèn gaan om zich volgens de
regels der verleidkunst door een
heer te laten versieren.
Eenmaal verhuisd naar Het
Liesveld werden de Haagse da
mes aanvankelijk met de lange
nek aangekeken De reden daar
van was, dat ze geen kans zagen
de hooggelegen nesten te berei
ken. En daarmee was hun aan
trekkelijkheid in de ogen der
mannen tot nul gedaald. Geen
veer op de kop van een ooievaar
denkt er zelfs maar over om
met een dame op de grond te
vrijen. Een stoeipartij in het ho
ge gras laten ze volgaarne aan
de homo sapiens over. Die weet
blijkbaar niet, hoe veel fijner
het is om het met een dame op
het dak of op een torenspits te
doen. _v
Die toestand van totale ongeïn
teresseerdheid duurde tot het
moment, dat Liesveld-beheerder
Smits een speciaal nest liet bou
wen, dat door middel van een
loopplank bereikbaar was. Een
dag later verloofde één van de
Haagse ooievaars zich met een
rondborstige Pakistaan. Eerst
had mevrouw zich over de loop
plank naar het nest begeven en
daarna voegde meneer zich met
een snoekduik bij haar. Korte
tijd later werd het gelukkige
gezin verblijd met vier kernge
zonde mannetjes?, vrouwtjes?
van elk vier en een half ons.
Nestenbouwer Petter
De Bruin wacht nu vol nauwe
lijks bedwongen ongeduld op de
dag, dat de zestig ooievaars uit
de Alblasserwaard op machtige
wieken riillen wegvliegen in de
richting van Afrika. Reikhal
zend zal hij het volgend voor
jaar uitkijken naar hun terug
keer op qlaken en kerktorens,
waar zijn medewerkers dan in
middels de nesten in gereedheid
hebben gebracht. Helaas kan hij
geen beroep meer doen op de
legendarische heer Petter, die
jaren lang de enige nestenbou
wer van Nederland was. Deze
oud-adjudant van de rijkspolitiel
ging op een winterdag in 1974
op zijn bromfiets de polder in
om de vogels te bespieden en
zag op die tocht een geparkeer
de vrachtwagen over het hoofd.
Enkele maanden later overleed
hij op 79-jarige leeftijd. „Geluk
kig", zegt een intens dankbare
De Bruin, „hebben we hem nog
vlak vóór zijn dood het geheim
van zijn nestenbouw kunnen
ontfutselen. Hij wilde er nooit
over praten, hij leek daarin op
een beroemde chefkok, die het
recept van een zwezerik-schotel
met zich meeneemt in het graf.
Pas op zijn sterfbed heeft hij
ons willen vertellen, hoe hij zijn
nesten bouwde. Van dat gesprek
hebben we een rapportje ge
maakt Het is te hopen, dat de
ooievaars straks willen terugke
ren op een nest dat niet door
Petter gemaakt is".
Voor hem is het inmiddels een
uitgemaakte zaak: als de ooie
vaar in de toekomst geen poot
meer aan de grond krijgt is
Nederland tot uitsterven- ge
doemd.
De massale opvoering van de
boerenkool-produktie zal daar
weinig aan kunnen veranderen.
LEO THURING
CeidócSotmwvt