(li)
/v\i JIILa
Sprekende vossen en dieren
Potsdam, de verloren vrede
Juniorhoek
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
A
ri
bh e,„
Archief bij Donemus nodig
Paulus de Boskabouter
DE BOEBOMEN
Lucky Luke Rails door de prairie
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1975
LEIDSE COURANT
PAGINA 18
a*z>A
Tegen de helling van de berg
staan de bossen die 's zomers
groen en 's winters wit be
sneeuwd zijn. Daarin wonen
vossen met ruige rode vacht. Op
verspreide open plekken liggen
kleine, eenzame dorpen. Vanuit
de verte lijken ze tegen de berg
geplakt als zwaluwnesten, maar
in werkelijkheid staan de oude
boerderijen, de huisjes en kerk
jes op vlakke grond van langge
rekte richels in de bergwand.
Het is er goed wonen tussen
smalle weiden en velden, met
bomen rondom.
In één van de dorpen ligt achter
de kerk een groot, diep hol.
Oude mensen vertellen dat daar
vroeger sprekende vossen heb
ben gewoond, geen rode, maar
witte. Die zijn er nu niet meer.
De rode, die er wèl zijn, kunnen
alleen maar blaffen en janken
als honden. Ze kunnen ook krij
sen dat het klinkt als „huju-
juuu" en als „hoeijoei".
Toen iedereen al begreep dat
sprekende vossen maar sprook
jes waren, woonde in dit dorp
een oude vrouw die een beetje
zonderling was. Zij rookte graag
een pijp tabak en zat daarbij te
mompelen of te knikkebollen.
Maar wandelde zij langs een
steile rotswand, dan zag ze wel
eens een vos op een rotspunt
zitten en teruggekomen in het
dorp, vertelde ze: „Daar zat
weer een sprekende vos. En wat
zei hij tegen me? Kom vrouwtje,
zei hij, rust een ogenblik uit en
steek je pijp op. Ja, dat zei hij."
De mensen knikten goedig alsof
ze haar geloofden. Maar onder
elkaar lachten ze. Die verzinsels
van sprekende vossen waren al
honderd jaar oud. En toch, als
zij een vos hoorden blaffen, en
vooral als zij er een hoorden
krijsen „hujujuuu" en „hoeij
oei", dan schrokken de mensen
en liepen vlug weg.
Een jonge boer was eens bezig
met ploeg en paard op zijn land,
dat een eind buiten het dorp
tegen de helling lag. Toen hij
naar boven keek, zag hij iemand
op een rotstop zitten. Het leek
een man, maar een grote cape
omhulde hem en de strohoed
met brede rand hield zijn ge
zicht in de schaduw. „Kom ke
rel," riep de onbekende met
krassende stem, „rust een ogen
blik bij me uit en steek je pijp
op bij een praatje, dan zal ik
je straks helpen met ploegen.
Hujujuu, hoeijoei!" Dat laatste
klonk als het gekrijs van een
vos. De boer kneep zijn ogen
half dicht om beter tegen de zon
in te kunnen kijken. Hij zag dat
onder de cape een dikke vosses-
taart uitkwam, een witte...
Wat moest hij hiervan denken?
Wilde een jonge snuiter een lelij
ke grap met hem uithalen? Of
probeerde een slimme oplichter
hem schrik aan te jagen, zodat
hij de ploeg in de steek zou
laten en zijn mooie paard een
gemakkelijke buit was? Of
moest hij aan een sprekende vos
geloven?
Al ploegend naderde hij de
vreemdeling met de vossestaart
en hij berekende het goede
ogenblik. Toen gaf hij hem plot
seling een snerpende slag met
zijn zweep! Dat kwam hard aan.
Vloekend sprong de gedaante
overeind en verdween. Hoed en
cape vielen op de grond. De
boer zag dat een oude paardede-
ken tot cape had gediend en dat
een witgekalkte vossestaart
daar onderaan was gehecht In
het dorp vertelde hij hiervan
niets, maar hij verwachtte slech
te dingen.
Er zwierven in die streek juist
drie dieven rond die brutaal,
vlug en handig waren, zodat
zelfs goochelaars en acrobaten
er nog van hadden kunnen le
ren. Zij leken tegen muren op
te klimmen als hagedissen, over
daken te vliegen als vleermui
zen, en zij lieten kostbaarheden
in him zakken verdwijnen met
een snelheid dat de wakkerste
toeschouwer het niet had kun
nen volgen. Deze drie hadden
het kerkje van dit kleine dorp
op het oog, want dat kleine hei
ligdom bevatte gouden en zilver
en kandelaars en kruisen, wie
rookvaten en schrijnen met el-
delstenen bezet. De drie boos
wichten kenden de verhalen
over de sprekende vossen en zij
besloten de dorpelingen eerst
schrik aan te jagen dooor 's
nachts te blaffen en te krijsen.
Nu en dan riepen ze er ver
staanbare woorden tussendoor.
Bange mensen begonnen toch
weer aan de oude vertellingen
te denken. In elk geval waagde
niemand zich 's nachts nog bui
tenshuis. Daar was het de drie
om te doen.
Op een nacht klommen zij vlie
gensvlug tegen de muren van
het kerkje omhoog, snel scho
ven zij naar de nok van het dak
en legden dakpannen opzij.
Door het gemaakte gat lieten zij
zich aan een touw naar beneden
zakken. Dóér stopten zij hun
zakken vol met gouden en zil
veren schatten. Zwaar beladen
klommen ze weer langs het
touw naar boven, en staken het
hoofd door het gat. Maar er zat
op de nok van het dak een grote
rode vos, doodstil als een stand
beeld, maar zó levensecht dat
zijn ogen flitsten en zijn adem
floot De drie durfden zich niet
meer te verroeren. De vos stak
zijn snuit omhoog naar de maan
en krijste: „Hujujuuu! Hoeij
oei!" Zijn staart zwiepte daarbij
langzaam heen en weer.
Zo zaten zij daar boven op de
nok van het dak, de dieven bij
het gat de vos een eind verder,
totdat eindelijk de morgen aan
brak en de eerste mensen naar
buiten kwamen. Toen liep de
vos kalm van het dak af, sprong
naar beneden en verdween door
het struikgewas naar de bossen.
Haastig lieten de dieven zich
van het dak glijden, maar zó
vlug konden ze niet wezen, of
de dorpelingen hadden hen ge
zien. Met hooivorken en knup
pels, met buksen en bezems sto
ven ze naar buiten toch nog
te laat: de handige rovers waren
iedereen te vlug af. Iedereen?
Nee.
De boer met de zweep, die al
dadelijk begreep wat zich hier
afspeelde, sprong op zijn paard
en haalde de vluchtelingen in.
„Hèm ken ik en zijn zweep
ook!", riep er één naar zijn mak
kers. „Genade!" smeekte hij.
Maar de boer had het verstaan
en wist nu zeker wie hij voor
zich had. Hij sloeg hun kleren
aan flarden en striemde hun vel
tot bloedens toe, totdat ze alle
schatten uit het kerkje terugga
ven.
Vanaf die tijd is er een nieuw
verhaal bijgekomen in die
streek: over dieven die deden of
ze sprekende vossen waren, in
de val liepen door een gewone
echte vos en door een koelbloe
dige boer werden afgestraft
Den Haag Er dient in ons land een
nationaal archief van elektro—akoestische
produkties te komen. De meest aangewe
zen instantie voor de oprichting en het
beheer ervan is de stichting Donemus. Dit
idee is gelanceerd en uitgewerkt door de
werkgroep Coördinatie Electronica van de
commissie radio en televisie van de Raad
voor de Kunst
Het archief moet alle produkties van elek
tronische en elektro—akoestische muziek,
die op beeld— of geluidsdragers kunnen
worden vastgelegd, opnemen en zoveel mo
gelijk toegankelijk maken. Het archief zal
ook als een akoestische bibliotheek moeten
fungeren, waarvan geïnteresseerden, met
name componisten, uitvoerende musici,
muziekdocenten en studenten gebruik kun
nen maken.
De technische consequenties zijn onder
meer, dat het archief alle binnenkomende
informatie, van mono—band tot videoregi
stratie,op technisch volmaakte manier kan
registreren en ter beschikking kan stellen.
Binnen Donemus zal het archief een be
trekkelijk zelfstandig apparaat dienen te
zijn, dat over zijn éigen technische appara
tuur en technici beschikt
Donemus acht het zijn taak het archief
onder zijn, hoede te nemen. Daarmee kan
ook dit onderdeel van werk van Neder
landse componisten worden opgenomen in
de activiteiten voor promotie Donemus
kan zijn documentatie-afdeling met het
archief een nieuwe en ruimere inhoud'
geven. De werkgroep Donemus, alsook het
Genootschap van Nederlandse Componis
ten en het Instituut voor Sonologie van de
Rijksuniversiteit in Utrecht zijn het er over
eens, dat een centraal bandenarchief met
verschillende functies de voorkeur ver
dient.
Het verhaal van Charles Mee over de confe
rentie van Potsdam is een bijzonder leven
dig stuk geschiedschrijving. Aan de hand
van Britse en Amerikaanse documenten,
dagboeken van de aanwezigen is hij in staat
geweest van uur tot uur een verslag te
leveren van de bijeenkomst die de grenzen
van het napoorlogse Europa heeft getrok
ken. „Potsdam, de verloren vrede" verhaalt
over drie bijkomende gebeurtenissen die
hun invloed op de conferentie hebben ge
had: het succesvolle testen van de atoom
bom, de dreiging van Chrichill van de
algemene verkiezingen en Trumans vernuf
tige en onvolledige wijze om Stalin over
de bom te informeren, op een manier dat
de Russen later de Amerikanen niet konden
beschuldigen van gebrek aan vertrouwen
maar tegelijkertijd de Russen geen aan
spraak meer konden maken op de eer in
de overwinning in het verre oosten te kun
nen delen. Hoofdzaak was natuurlijk de
opdeling van Duitsland en het verdelen van
Europa in invloedsferen. De rest was van
minder belang, zoals de diplomatieke er
kenning van de Oosteuropese regeringen en
Churchills pogingen met Stalin zaken te
doen over de Duitse vloot.
In feite bracht Potsdam niet veel meer dan
een herhaling van wat Roosevelt, Churchill
en Stalin al in Teheran en Jalta overeenge
komen en waren: een verdeling van Duits
land in bezettingszones en het opschuiven
van de grenzen van Polen naar het westen. -
Aan de andere kant was de ontmoeting van
Truman, Stalin en Churchill flater Atlee, dat
„schaap schaapskleren" zoals Churchill hem
noemde) minder vriendschappelijk. Er werd
meer ber amd, Churchill zat op zijn praat
stoel en probeerde punten te scoren, Tru
man was harder dan Roosevelt, maar hij
had dan ook de bom, zodat hij wist de
Russen tegen Japan niet nodig te hebben.
Volgens Charles Mee is Potsdam ook het
begin van de koude oorlog, drie jaar voor
de communistische machtsovername in Ts-
jecho-Slowakije, de blokkade van Berlijn en
het uitstoten van Joegoslavië uit de Komin
tern in 1948 de gebeurtenissen die altijd
officieel als het begin van de koude oorlog
hebben gegolden. Potsdam zorgde voor de
aanzet, het totstandkomen van het ijzeren
gordijn.
Tegen het eind van de conferentie van Pots
dam wenste niemand zelfs meer te spreken
over een eventuele toekomstige hereniging
van Duitsland. Charles Mee citeert Stalins
woorden op de slotzitting woorden die
door Truman en Atlee met instemming wer
den aangehoord dat „de Sovjet-delegatie
het gehele westelijk Duitsland zal beschou
wen als te behoren tot uw invloedssfeer en
oostelijk Duitsland tot de onze". Truman
strekte vervolgens deze opmerking uit over
geheel Europa door Stalin te vragen of het
zijn bedoeling was „een lijn te trekken van
de Baltische Zee naar de Adriatische Zee",
-en Stalin antwoordde dat hij dat inderdaad
beoogde. Dertig jaar later is deze toestand
op Joegoslavië na nog net zo. En, zoals
Charles Mee stelt, het was de kwestie van
de herstelbetalingen door Duitsland die de
verdeling van Duitsland bezegelde.
Charles Mee <s het best wanneer hij verhaalt
over de „bijkomende zaken". Hij komt tot
adembenemende beschrijvingen van bij- j
voorbeeld minister Stimson van defensie die
het atoombomgeheim koestert maar geen
gehoor vindt bij Truman en zijn pokerspe-
lende vertrouwelingen aan boord van de
Missouri; van de vermoeide en verwarde
Churchill die bezorgd is over de verkiezin-'
gen, onhandige interventies plaatst, maar j
toch een gevoel van verlies nalaat als hij
vervangen wordt door Atlee; en ook van
Truman die Stalin terloops meedeelde over
een wapen te beschikken „met een ongewo- j
ne vernietigingskracht", waarop Stalin geen j
bijzondere belangstelling toonde. De Russi
sche bronnen spreken elkaar tegen over de
vraag of Stalin de mededeling heeft door
zien. Volgens maarschalk Zjoekov gaf Stalin
direct bevel „haast te zetten achter de din
gen", waarmee hij het Russische atoomon
derzoek zou bedoelen.
Maar ook in de behandeling van de grote
bijeenkomsten blijft het verhaal van Charles
Mee uitermate boeiend. De uitgave, in een
uitstekende vertaling, had echter een regis
ter niet mogen missen.
Charles Mee, Potsdam, de verloren vrede.
(Uitg. Elsevier documentair, prijs 17,50).
0-71 Nu had Pieter iets opgevangen
wat hem nieuwe moedverschafte. 'De
bijl,' riep hij uit, 'dat ik daar niet
eerder opgekomen ben. Ze zijn bang
voor de bijl!' De Boebomen lieten
een benauwd gekreun horen en za
gen er opeens aanzienlijk minder
ondernemend uit. Des te onderne
mender werd Pieter. „Ik zèl jullie",
dreigde hij, „ik ga de bijl halen".
„NEE", riep Paulus hem toe, „ik heb
dat dreigement niet ernstig gemeend,
door
JEAN
DULIEU
ik liet het bij ongeluk uit mijn mond
vallen!" „Maar Ik meen het wel ern
stig", schreeuwde Pieter, „ik zal ze
laten voelen dat een veldkabouter
ook wel wat aandurft!"Hij rende
voort naar de kabouterboom, ge
volgd door een wanhopige Paulus.
Het mannnetje op de
tekening speelt golf.
Maar er komt een bal
aan en die heeft HIJ
niet geslagen. Wie dan
wel? Als je van 1 naar
2 gaat en zo verder
tot en met 58, weet je
het
Suske en Wiske De vinnige Viking
7<S£é-
Nog een spelletje met
een dobbelsteen, zoals
ook de vorige weken.
We gaan van de duik-
plank springen, dan
maar snel zwemmen.
Ieder van de vier spe
lers neemt een baan,
om de beurt met de
dobbelsteen gooien en
dan zoveel hokjes ver
der gaan als de steen
aangeeft Wie het
eerst precies aan het
eind is, heeft gewon
nen. Als je op het
voorlaatste hokje
staat en je gooit bij
voorbeeld een vier,
dan moet je dus te
rug.
Drie Amerikanen zijn we
reldkampioen in het sprin
gen. Tenminste, als hun re
cords intussen niet zijn ver
beterd. Het zijn Bob Sea-
gren, Robert Beamon en
Dwight Jones. Waarin zijn
ze wereldrecordhouder?
Seagren in het polsstrok-
hoogspringen met 5.63 m.,
Beamon in het verspringen
met 8,90 m. en Stones in
het hoogspringen met 2.30
Oplossing
vorige week
De voorwerpen die in de tijd
van Robinson Crusoe niet
bekend waren, zijn: vliegtuig,
tv-antenne, petje met klep
van Vrijdag, sigaret, sigaret
tenaansteker, zonnebril, foto
toestel, armbandhorloge,
blikje met eetwaar, de jeans
van Vrijdag en de transistor
radio.
Dargaud S.A. -1975