Blonde Pijl
is Spanje's meest
prominente werkloze
Di Stefano:
„Niemand wil
me hebben
■INI DE KRANT
In Glasgow
veroverde
Real Madrid
in 1960 de
vijfde Europa
Cup. Jaren
later kwam
de befaamde
aanval weer
eens bijeen
om een par
tijtje te voet
ballen. Dit
zijn de hel-
den-van-wel-
eer: v.l.n.r.
Canario, Del
Sol, Di Stefa
no, Puskas
en Gento.
(Foto boven)
Overal ge
vraagd, over
al bewon
derd en over
al geëerd. Zo
verliep de
carrière als
voetballer
van Alfredo
di Stefano.
De foto toont
hem (rechts)
bij het in
ontvangst
nemen van
een beker
(met cham
pagne) uit
handen van
Monaco's
prins Rainier
toen Real
Madrid in
zijn vorsten
dom een
wedstrijd
speelde ter
gelegenheid
van het vijf
entwintigja
rig rege
ringsjubi
leum van
Rainier.
Naast hem
zijn dochter
Caroline en
vervolgens
Theo Skud-
lapski, die in
AS Monaco
speelde. (Fo
to links on
der)
Verleden tijd
voor Di Ste
fano. Er is
voor hem
geen con
tract meer
om te teke
nen. (Foto
rechts onder)
De „blonde
pijl" in zijn
glorietijd, op
gesteld in
het wereld
elftal tegen
het bngeise
team, waar
van links
Bobby Moo
re. (Foto
links)
Op 49-jarige leeftijd is de „blonde pijl" de
meest prominente werkloze in Spanje. En het
ziet er niet naar uit, dat in die situatie snel
verandering zal komen. Di Stefano: „Ik heb
geen aanbiedingen. Niemand wil me hebben.
Er zijn veel trainers, die, als ze werkloos zijn,
schermen met gigantische offertes. Dat doen
ze om zich interessant te maken. Ik kan dat
niet. Voor mij is het de bittere waarheid, dat
ik niet goed in de markt lig. Ik wil het nog
een tijdje aanzien, maar zie toch gebeuren, dat
ik naar een andere baan op zoek moet."
Alfredo di Stefano maakt er geen geheim van,
dat hij een teleurgesteld man is. En ontkent
evenmin zelf mede schuldig te zijn aan de
situatie, waarin hij thans verkéert. Hoewel hij
financieel minder onafhankelijk is dan na de
vele gouden jaren met Real Madrid voor de
hand zou liggen, weigert hij pertinent te sollici
teren. Hij is te trots om zichzelf aan te bieden.
Die eigenschap is er waarschijnlijk ook de
oorzaak van, dat Di Stefano als trainer niet
behoort tot de categorie vakbroeders, die bij
belangstellende clubs astronomische salarissen
kunnen claimen. Sporting Lissabon was zijn
laatste club. Het verblijf in de Portugese hoofd
stad was echter van zeer korte duur. Het
seizoen 1974'75 was welgeteld veertig dagen
oud toen Di Stefano zijn koffers al weer kon
pakken. Toen had in Lissabon iedereen de buik
van hem vol: de spelers, de bestuursleden, de
pers en de supporters. De voornaamste verwij
ten: Di Stefano is eigenwijs en arrogant, hij
is niet voor rede vatbaar èn eist van de spelers
onmenselijke inspanningen.
Vergissing
De repliek van Di Stefano: „Het kan best zijn,
dat ik de spelers van Sporting hard heb aange
pakt. Maar dat heb ik uitsluitend gedaan omdat
het bestuur van de club me dat had gevraagd.
De discipline was de laatste jaren dusdanig in
verval geraakt, dat een grote schoonmaak
noodzakelijk werd geacht." Bij zijn vertrek uit
Lissabon kreeg Di Stefano niet eens een gou
den handdruk. „Ik kan alleen zeggen, dat het
me niets heeft gekost", merkt hij verbitterd op.
„Er was geen contract opgemaakt. Ik dacht met
heren te doen te hebben, maar dat bleek een
vergissing te zijn."
Er was bij Sporting geen speler, die een traan
liet toen Di Stefano aan de dijk werd gezet.
Tijdens een mislukte tournee door Brazilië had
hij zoveel boetes uitgedeeld voor het te vroeg
verlaten van de eettafel, dat de verwende ster
ren er tureluurs van werden. Dat de man, die
tussen 1955 en 1962 zo nadrukkelijk zijn stem
pel drukte op het Europese bekervoetbal, als
trainer geen tegenspraak duldt kan overigens
nauwelijks verwondering wekken. Toen Di Ste
fano nog voetbalde, was het niet anders. Bij
Real Madrid hadden alleen spelers, die naar
de pijpen van de grote meester wensten te
dansen, een kans van slagen. Ferenc Puskas
en Francisco Gento begrepen dat en werden
zelf sterren. De Fransman Raymond Kopa stel
de zich minder onderdanig op en hield het in
Madrid niet lang uit. De fameuze Braziliaan
Didi en de Zweed Simonsson kwamen bij de
„koninklijke" zelfs helemaal niet aan bod.
Toch zou het onjuist zijn te concluderen, dat
Alfredo di Stefano een onhandelbaar mens is.
Friedrich Donenfeld, ooit een voetbalglobetrot
ter, had hem omstreeks 1950 onder zijn hoede
toen hij speelde voor Milionaros Bogota en het
vertegenwoordigende elftal van de in die tijd
niet bij de FIFA aangesloten Columbiaanse
voetbalbond.
Donenfeld: „Ik was in die tijd bondscoach in
Columbia. In het nationale team, speelden
slechts twee Columbianen, de rest kwam uit
het buitenland. Di Stefano was er een van. Hij
was een bijzonder prettig mens om mee te
werken. Een voetballer, die veel over zijn vak
nadacht. Eentje, die in feite zijn tijd ver vooruit
Dat laatste bleek ook bij Real Madrid het geval
te zijn. Di Stefano, die via River Plate, Hura-
can, weer River Plate en Columbia in de
MADRID Hoewel de laatste jaren steeds meer blijkt dat
voetbaltrainers, die zelf het zweet ,van de kleedkamer
hebben geroken, aan de top de meeste kans van slagen
hebben, is het nog steeds niet zo dat iedere voormalige
klassespeler geschikt is om als technisch leider succesvol
te zijn. Alfredo di Stefano kan daarover meepraten. Ooit
was hij de meest bewonderde voetballer van Spanje en
Europa, tegenwoordig weet hij met zijn vrije tijd bijna geen
raad. Di Stefano's pogingen om op een glanzende spe Iers
loopbaan een geslaagde carrière als trainer te laten volgen
leden schipbreuk.
Spaanse hoofdstad belandde, was misschien
wel de eerste zwervende aanvalsleider ter we
reld. Zoals hij een kleine twintig jaren geleden
speelde, is tegenwoordig de gewoonste zaak van
de wereld. Het is dan ook begrijpelijk, dat Di
Stefano vindt dat hij te vroeg geboren is. „Ik
heb als voetballer altijd goed de kost verdiend,
maar als ik zie wat tegenwoordig aan salaris
sen, premies en handgelden'wordt betaald, dan
betreur ik dat ik niet een jaar of twintig jonger
ben. Wat een Cruyff bij Barcelona verdient, zou
voor mij toch ook mogelijk moeten zijn ge
weest."
Niet alleen in Spanje wordt Cruyff gezien als
een tweede Di Stefano. De meester zelf vindt
echter, dat een dergelijke vergelijking onmoge
lijk kan worden gemaakt. „Vertegenwoordigers
van twee verschillende generaties voetballers
kun je niet tegen elkaar afwegen", zegt Di
Stefano. „Er is geen maatstaf volgens welke je
zo'n vergelijking kunt maken. Desondanks vind
ik het niet onplezierig met een klasse man als
Cruyff in één adem te worden genoemd. Per
slot van rekening'ben ik een aanvaller met de
toevoeging „ex"
Bijblijven
De waardering voor Johan Cruyff betekent
niet, dat Alfredo di Stefano het hedendaagse
voetbal bewondert Hij meent, dat er in zijn
tijd mooier werd gespeeld en dat er toen meer
technische perfectionisten waren. „Neem Real
Madrid. Vroeger was de ploeg beroemd om zijn
oogstrelende spel. Tegenwoordig staat het re
sultaat primair. Ik geef toe, dat het voetbal dat
de ploeg nu speelt, erg doelmatig is, maar of
het publiek er zoveel plezier aan beleeft als in
mijn tijd betwijfel ik."
Dat Di Stefano desondanks realist is, bewijst
het feit dat hij zijn vele vrije tijd vult met het
bestuderen van moderne trainingsmethoden,
het bezoeken van trainingen van Spaanse top
clubs en het aanschouwen van zoveel mogelijk
wedstrijden. Hij wil bijblijven teneinde onmid
dellijk voluit aan de slag te kunnen gaan
wanneer er een baan als coach of technisch
directeur beschikbaar komt. Di Stefano is zelfs
bereid daarvoor naar het buitenland te gaan.
Dat zal hij ook vrijwel zeker moeten, want in
Spanje staat hij bij de clubbestuurderen op een
soort zwarte lijst nadat hij twee jaren geleden
op voet van oorlog leefde met de leiding van
Valencia, dat onder Di Stefano's hoede in 1971
als outsider kampioen van Spanje was gewor
den. Een titel, die het enige hoogtepunt is in
een trainersloopbaan, welke verder uitsluitend
wordt gekenmerkt door dieptepunten. Zowel'
bij Elche (waar Di Stefano begon) als bij River
Plate Buenos Aires en Sporting Lissabon kreeg
de eens verafgode voetballer niet de kans zijn
contract uit te dienen.
Mensen, die menen Di Stefano te kennen,
schrijven die afgang toe aan onvoldoende voor
bereiding op het trainersvak. Hij zou zijn roem
als voetballer te snel te gelde hebben willen
maken als coach. Di Stefano is het daar niet
mee eens: „Ik heb gewoon pech gehad. En
misschien te veel op mensen vertrouwd, die
achteraf onbetrouwbaar bleken te zijn. Ik ben
realist genoeg om in te zien, dat met het
voetbal, zoals ik het gewend was, geen succes
meer valt te behalen. Tegenwoordig is vooral
de conditie belangrijk. Je moet over een onge
looflijk uithoudingsvermogen beschikken om
aan de top te kunnen spelen. Iedereen is con
stant in beweging. In mijn tijd kon je je nog
wel eens een rustpauze veroorloven. Die veran
deringen maken het voor een trainer noodzake
lijk de nadruk op het fysieke gedeelte te leggen.
Daar voel ik me echt niet te goed voor, al vind
ik het jammer, dat taktiek en techniek alleen
niet meer voldoende zijn."
Alfredo di Stefano hoopt spoedig te kunnen
bewijzen, dat hij met zijn tijd is meegegaan en
dat hij niet de boeman is, waarvoor hij in
Elche, Valencia en Lissabon wordt versleten.
De club, die hem wil inlijven, hoeft daarvoor
niet eens te diep in de geldbuidel te tasten.
„Voor mij is het belangrijkste, dat ik de kans
krijg mijn kwaliteiten als trainer te kunnen
demonstreren", aldus de man, die in 1964 als
38-jarige bij Espanol Barcelona nog een jaarsa
laris van 185.000 gulden en een maandelijkse
vergoeding van nog eens 3700 gulden toucheer
de^ maar die nu zonder inkomsten is en de
gekweekte reserves daardoor drastisch ziet ver
minderen.
TON VAN DALEN
Titel Valencia
enig hoogtepunt
trainersloopbaan