...de dag dat de wereld scheen te vergaan ...de zon scheen die avond over een Borculo, dat nog maar drie bewoonbare huizen telde 10 AUGUSTUS 1925 le stammen. Hoe we daar doorheen gekomen zijn (twee grote mensen, ieder met een huilend kind onder de arm) wist geen van ons na te vertellen. We weten alleen dat we eindelijk, doodop, enige beschutting vonden achter de steile rand van een zandafgraving, zonder noemenswaardig letsel." Na de ramp kwamen de hulp en het herstel. Jhr. De Muralt luidde op spectaculaire wijze de nood klok voor Borculo. Het stormrampmuseum ach ter het VW-kantoor laat daar de onmiskenbare bewijzen van zien. Hij begon met het boven weergegeven telegram. Nooit eerder of later is er in Den Haag zo een ontvangen. In Borculo zelf, waar op die avond van de tiende augustus tal van mensen verdwaasd tussen het puin ronlie- pen, had de burgemeester van stonde af aan leiding gegeven. Met behulp van arbeiders, die in de buurt voor de Heidemij werkten en op aanwijzing van gemeentearchitect G. J. ten Raa (nu als 86-jarige in het bejaardencentrum J. W. Andriessenhuis) werd nog dezelfde avond begon nen aan het slopen van muren die op invallen stonden en aan het opruimen van wegversperrin gen. Ook brandweerkorpsen uit Zutphen en Lo- chem boden directe hulp. De volgende dag kwam de hulp van buiten al op gang. Terwijl slachtoffers in de rest van het rampgebied voornamelijk op burenhulp waren aangewezen, organiseerde Borculo's burgemees ter een nationale hulpactie voor zijn gemeente. Koningin Wilhelmina en haar dochter prinses Juliana bezochten het rampstadje, prins Hendrik, die later kwam, keek ook verder rond. Maar Borculo was de grote trekpleister, niet alleen voor leden van de koninklijke familie. Het getrof fen stadje werd zelfs een toeristische beziens waardigheid. Er kwamen zelfs toerbussen uit het westen. Voor vijftig gulden (zie een advertentie in het museum) kon je naar het „verwoest ge bied". De burgemeester, die de caféhouders op riep hun prijzen niet te verhogen, voegde daar aan toe, geen prijsbeperking te vergen voor „de vreemdelingen, die bij wijze van interessant uit stapje thans ons stadje bezoeken". Maar er werden ook in heel het land hulpacties voor Borculo op touw gezet. Een zangersdemon stratie in Amsterdam, een nationale collecte op 2 september, aanbiedingen om kinderen te huis vesten. Wie een pijp kocht bij een bepaalde firma, droeg door middel van de koopprijs vijf, cent bij aan het steuncomité...de sightseeing werd die eerste weken beperkt tot de zondagen. De vele honderden, die voor het „interessante uit stapje" kwamen, liepen de wederopbouwers te veel voor de voeten. Hoewel twee jaar later ook Neede door een cycloon voor een groot deel verwoest werd, is de omvang van de stormramp van Borculo alleen te vergelijken met de windhoos, die in 1674 in Utrecht enorme schade aanrichtte en onder meer een deel van de domkerk vernielde. Weerkundigen hebben vastgesteld, dat Zuid-Lim burg en de Gelderse Achterhoek het onweerrijk- ste gebied van Nederland zijn. Dat hangt samen met de hoge temperaturen die hier bereikt kun nen worden. In een echte zomer, zoals we na zoveel jaar ditmaal eentje beleven, met hitte, wolkbreuken en windhozen, kan dat tot een cycloon leiden zoals ook deze zomer hier en daar gebleken i" ADRIAAN BUTER BORCULO Met veel gevoel voor het histori sche detail heeft burgemeester jhr. De Muralt de volgende ochtend het telegram opgesteld, waarmee hij de regering op de hoogte stelde van de ramp, die zijn gemeente Borculo getroffen had. In het stormrampmuseum boordevol herinneringen aan de ernstigste windhoos, die bij mensenheugenis ons land getroffen heeft is de in potloodschrift gestelde tekst te lezen, compleet met doorhalingen en toevoegingen, geschreven op de achterkant van een bladzijde uit de handelingen der Staten-Generaal. „Mijn gemeente Borculo gisteravond circa zeven uur door orkaan grootendeels vernietigd", zo begint dit telegram. Een dramatische zin, waarvan vijftig jaar later alleen oudere mensen, die het zelf hebben meegemaakt, de achtergrond kun nen beseffen. Want in het herbouwde, vriendelij ke Borculo van nu herinnert niets meer aan die vreselijke ogenblikken op de tiende augustus 1925, de dag dat de wereld scheen te vergaan. Hendrik 7J illem Heuvel, schoolmeester, vereni gingsman, historieschrijver en natuurlijk ook correspondent van het KNMI, heeft later zijn bevindingen aldus naar De Bilt gestuurd: „Er zat in het noordwesten en noorden een lucht, die al dreigender werd. Eerst dacht ik, dat de bui nog langs zou drijven, maar al gauw zag ik, dat ze overkwam. Als een draaikolk kwamen de wolken aanwentelen. Om zeven uur, toen ik in huis kwam, heb ik voor het laatst op mijn horloge gekeken. Het was vreselijk donker in de woonkamer, waar we angstig bijeenzaten. Buiten alles in vreselijke horizontale bewegingen: de regenlaag 17,5 mm viel er de afgerukte boombladeren, stof en allerlei voorwerpen: één grijze muur. Grote bomen zwaaiden neer, ruiten waaiden in,, zodat de voordeur opensmakte. De huisgenoten stonden in een nis voor een kelderdeur, dicht opeen als om elkaar te beschermen. Buiten het huilen van een orkaan, binnen het gerinkel en gerammel van vallende glasscherven, dakpannen enz. Ieder ogenblik een helle bliksem, waarvan de donderslag verstierf in het stormgeloei. Waren wij angstig? Ik weet het niet meer. Welke gedachten gingen er door ons hoofd? A,an de dood, aan het einde van de wereld? Ik weet het niet meer. 't Werd lichter, goddank. Het gaat over. Hoe lang het geduurd heeft? Naar mijn schatting was het 10 15 minuten. Maar anderen spraken van 5 8 minuten. We gingen naar buiten. De storm was bedaard en de regen was over. Na enige minuten scheen de zon weer". De zon scheen die avond over een Borculo, dat nog maar drie bewoonbare huizen telde. Wonder lijk genoeg waren er ook maar drie doden. Verhalen van wonderbaarlijke reddingen zijn er vele. De wieg, die opgenomen en neergekwakt werd, vlak nadat angstige ouders er hun baby uitgehaald hadden. Een heel gezin, behouden onder het enige stukje plafond in huis, dat niet ingestort was. En zo meer. „Mijn zusje van vijf heeft nog een stuk baksteen op haar hoofd gekregen, toen wij de kamer uitvluchtten over vallend puin de gierende storm tegemoet, omdat ons huis aan diggelen ging. Later bleek een dik brok steen een gat te hebben geslagen in de zitting van de stoel, waar mijn vader nog geen kwartier eerder op gezeten had". Een ooggetuige van de ramp vertelt: „Wij woon den niet in Borculo, maar de cycloon, die naar het Berkelstadje genoemd is, heeft op veel meer plaatsen toegeslagen. In een strook van honderd meter breed en een lengte van meer dan vierhon derd kilometer raasde de windhoos van de Belgi sche kust via Brabant, Achterhoek en Twente naar noordwest-Duitsland. Alles wat op zijn weg lag, werd vernield. Op die weg lag toevallig een heel stadje Borculo. Maar ook het Brabantse plaatsje Zeeland (waar zes doden vielen), ook de oude standaardmolen op de Needse Berg, ook het schoolmeestershuis in de buurtschap Lochui zen". „De school was die dag juist weer begonnen. Veertien dagen lang (zo kort was toen de zomer vakantie op het platteland) had mijn vader in de tuin geploeterd. De cycloon had maar een paar minuten nodig, om al dat werk teniet te doen, evenals het strijkwerk, waaraan mijn moe der het laatste deel van die maandag besteed had. Het lag keurig opgevouwen op de divan'. Maar het moest naderhand uit omgewaaide bo men worden geplukt. De wind voerde alles mee. Zelfs aardappelen werden uit de grond gerukt Met stof, papier (het stormrampmuseum vertoont een Borculose vrachtbrief, die dertig kilometer verder in Deurningen teruggevonden werd) kle dingstukken, maar ook stenen, dakpannen en houtwerk, werd het één grijze brij, die een hels kabaal maakte, veroorzaakt door het op elkaar stoten van de harde voorwerpen." Wij zaten tegen zeven uur aan de avondboterham in de achterkamer van het grote, ouderwetse huis, dat door een gang in tweeën was geschei den. Kort tevoren had de buurtschap elektriciteit gekregen en omdat het buiten ongewoon donker werd, draaide mijn moeder het knopje van het licht om. Mijn ouders maakten opmerkingen over het zware onweer buiten, terwijl wij kinderen rustig onze boterham aten. Totdat er enkele keren achtereen grote steekvlammen uit de lamp sloegen. Mijn ouders vonden het toen raadzamer om naar de voorkamer te verhuizen. Inmiddels trilde en kraakte het hele huis onder de enorme rukwinden." „Voor de ramen van de voorkamer stonden twee grote lindebomen, elk meer dan twintig meter hoog. De wind speelde er mee, alsof het riethal men waren. Beurtelings links en rechts raakten hun toppen de grond, totdat plotseling met een geweldige klap beide gevaarten neergekwakt werden, gelukkig niet op het huis. Diezelfde klap bleek later ook alle andere bomen in de omge ving geveld te hebben." „In een strook van honderd meter breedte, de baan van de cycloon, stond geen enkele boom meer. Het leek of een reus met een enorme zeis door het bos was gegaan. Als lucifershoutjes waren ook de dikste bomen afgeknapt, nee: afgedraaid, terwijl vlak ernaast, net buiten de cycloonbaan, dunne dennetjes overeind waren blijven staan" De cycloon van Borculo heeft geen kans gezien de dikste boom van Twente, een duizendjarige eik in Oele bij Hengelo, te vellen, maar de oude gigant werd wel dusdanig toegeta keld, dat hij twintig jaar later het leven liet. „Toen de bomen lagen, barstte het geweld van de wervelstorm eerst recht los. De ruiten vlogen uit de ramen, de kamerdeur naar de gang sloeg open, want het bleek, dat de "voordeur openge- waaia was. Uit alle macht probeerde mijn vader die voordeur weer te sluiten en nog zie ik mijzelf naast hem staan om met mijn kinderkracht te helpen aan het natuurgeweld het hoofd te bieden. Het was zelfs voor een volwassene teveel. Er viel niets meer te houden. De wind loeide door de gang en drukte van binnenuit de muur van de achterkamer stuk. Stenen, kalk en houtwerk vlogen ons om de oren en mijn ouders hadden nog maar één gedachte: met ons naar buiten te komen. Door het vallend puin sleurden zij ons eerst naar een zijdeur, die klem bleek te zitten, toen maar dwars over de half ingestorte gang muur naar de achterkamer en vervolgens door een gat, waar tevoren tuindeuren in gezeten hadden, naar buiten." „Het anders keiharde sintelpad achter het huis was één modderbrij geworden, waar je decime ters diep in wegzakte. De grote kippenren van ijzergaas was finaal weg. De boomgaard was één wirwar van wortelstronken, takken en horizonta

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 14