De jongen die een beste grootmoeder vond DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD Juniorhoek Boekentips Boekentips Boekentips Boekentips Boekentips Jjyjss Lucky Luke Rails door de prairie ZATERDAG 26 JULI 1975 LEIDSE COURANT PACINA 16 iiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiinnt iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiuiiiiiiiiiiniiiiiiunii Anthony Trollope De Victoriaanse schrijver Ant hony Trollope schreef altijd op een bepaalde tijd van de dag, in de ochtend. Als hij weer een roman klaar had en er was nog tijd over, dan nam hij een nieuw vel en begon aan een andere. Hij heeft dan ook heel wat ge schreven. Over het schoolleven, het leven van geestelijken, het leven van politici en de meeste van zijn romans zijn, evenals die van zijn tijdgenoot Dickens, omvangrijk. De zes romans die hij over het parlementaire leven schreef tellen een kleine drie duizend bladzijden. Wie de En gelse samenleving van destijds en ook nog wel van nu wil leren kennen, kan nergens beter terecht dan in die bladzijden. Maar het zijn er zoveel. Michael Hardwick heeft daarom een bewerking van de parle mentaire romans gemaakt en die bladzijden tot op ongeveer een tiende van het origineel te ruggebracht. Bepaald niet zon der reden zullen de talloze fans van Anthony Trollope dit te bar vinden en dat zal Trollope in het hiernamaals ook. Toch heeft Hardwick, Trollope zoveel mogelijk zelf aan het woord latend, zijn werk met be kwaamheid volbracht, ook met het oog op de televisie. De in één omnibus bijeengebrachte romans blijken wel niet de vol ledige Trollope in al zijn nuan ceringen, zijn mensenkennis, zijn levenservaring en zijn hu mor te bevatten, maar er bleef toch opmerkelijk veel daarvan t behouden. Wie Trollope zelfs zo in *t kort en zelfs maar in een Nederland se vertaling onder de titel De Pallisers leest, zal niet alleen geïnteresseerd en geboeid wor den, maar waarschijnlijk ook een wat wijzere dame of heer. Anthony Trollope: De Pallisers L. J. Veen Wageningen De rode pimpernel De Arbeiderspers heeft „De Ro de Pimpernel" weer eens nieuw leven ingeblazen. Het ongeloo flijk populaire verhaal van ba ronesse Orczy heeft in vele ta len via een indrukwekkend aantal herdrukken menige huis kamer bereikt. Voor hen, die misschien niet weten waar en wanneer de avonturen van de Rode Pimper- nel plaatsvonden het volgende: leen man uit de hoogste adel van j Engeland zet zich in voor de ontvoering van adellijke colle ga's uit Frankrijk, waar tijdens de Franse revolutie de honger j van de guillotine niet te stillen was. Op verbluffende wijze wrist hij steeds te ontkomen aan de valstrikken, die Franse agenten en spionnen voor hem hadden uitgezet. Een kleine romance geeft het verhaal nog wat extra charme. De vertaling van J. Schalekamp is vlot, maar hier en daar wat geforceerd netjes. De Rode Pimpernel Arbeider spers, Amsterdam. Paulus de Boskabouter DE BOEBOMEN Suske en Wiske De vinnige Viking 035 .Bossen zijn veel veiliger dan je denkt,' betoogde Paulus. .Kijk maar naar de dieren. Die voelen zich allemaal era op hun gemak. En de vogels! Dacht je dat die zo zorgeloos zouden fluiten als er gevaar dreig de?' Dat was natuurlijk allemaal waar. Pieter luisterde naar de vogels en het scheen dat hij zich minder ongerust maakte. ,Er is hier een boel te genieten.' hernam Paulus. terwijl hij Pieter naar een plekje voerde waar bosanemoontjes bloeiden. .Als je deze heerlijke geur opsnuift dan denk je helemaal niet meer aan geva ren.' .Dat zal best,' zei Pieter, .maar ik ontdek hier toch maar een raar holletje. Wie zou daar in zitten?' Het zoontje van de gestorven veerman woonde samen met zijn moeder in het veerhuis langs de rivier. Natuurlijk miste hij zijn vader, maar hij miste nog méér. Want dikwijls zei hij tegen zijn moeder: „Al mijn vriendjes hebben een grootmoe der die verhaaltjes vertelt, al leen ik heb er geen." Tenslotte antwoordde de moeder: „Dan zullen we er een voor je zoe- Niet lang daarna kwam er bij het veerhuisje een oude vrouw met een bundel hout op de rug om te verkopen. Het jongetje vond haar dadelijk zo lief, dat hij vroeg: „Hier is een best grootmoedertje, mag ze blij ven?". Dat mocht en het vrouw tje wilde dat ook graag. Maar ze was heel verwaarloosd en vuil. Daarom waste de moeder haar, kamde de witte haartjes glad en trok haar schone kleren aan. De lompen waarin het mensje was aangekomen, moes ten maar meteen in de rivier gegooid worden. Maar de nieu we grootmoeder waarschuwde: „Doet dat niet! Mijn zwarte jurk met witte nopjes is wel ge scheurd en mijn mantel met roestige knoopjes is bemodderd en kapot, maar gooi ze niet weg. Stop ze in een kistje en begraaf •ze in je tuintje." De kleine jon gen begroef de lompen onder een rozenstruikje: dat plekje zou hij nooit vergeten. De grootmoeder kon mooi ver tellen. Haar liefste verhaal ging over een kening die overwonnen werd door een machtige vijand en moest vluchten met zijn hele familie. In een vreemd land werd hij tóch weer gelukkig. Alleen zijn oude moeder kon er niet wennen en op een dag ver dween ze en kwam nooit weer om. „Zeker weer naar haar ou de land teruggegaan!", riep het jongetje dan. „Dat zou best waar kunnen wezen," mijmerde het oudje. Op de oever langs de rivier lag het oude vlot van de vroegere veerman te vergaan. De groot moeder spoorde het jongetje aan dat vlot weer op te knappen met het mooie hout dat zij had meegebracht, zodat het als va nouds op de rivier kon drijven. De jongen toog aan het werk. Na lange tijd was hét klaar en hij vroeg zijn grootmoeder sa men met hem de rivier op te gaan. Maar zij zei: „Ik ben te oud om met een open vlot over het water te varen. Bouw er eerst een hutje op." De jongen ging dus verder met zijn werk en er verrees een kleine hut met een dakje op het vlot. Moeder en grootmoeder stonden ver baasd over het werkstuk van hun jongen. Juist terwijl zij het bewonder den, begon het vervaarlijk te regenen en vanuit de verte klonk een aanzwellend gedruis. „De rivier gaat wassen, er komt grote overstroming, net als hon derd jaar geleden toen ik nog maar een klein meisje was!" riep de oude vrouw. „Haal vlug mondvoorraad, kleren en de kens. Maar graaf ook gauw mijn kistje op, vergeet het niet, haast je. We zullen ons op dit vlot moeten redden." De moeder .en de jongen deden wat zij gezegd had en nauwe lijks waren ze met alle spullen terug of de rivier trad al buiten haar oevers en het vlot werd met het drietal door de stroom meegenomen. Daar zwalkten zij op de golven. In de omtrek lie pen huizen onder water, mensen klommen op de daken, bomen knapten af... Terwijl ze zo gedrieën voortdre ven, haalden ze êen hond in, die van uitputting dreigde te ver drinken. „We moeten hem red den," zei de jongen, strekte zijn armen uit en trok de hond aan boord. Nog verder voeren ze voorbij een mol, die met zeven piepende kleintjes worstelde in het water. „We moeten de mol len redden", zei de jongen, strekte zijn armen uit en bracht de mollenfamilie op het vlot Zij dreven voort, rakelings langs de spits van een toren, waarop een poes in doodsnood zat te ker men. „We moeten die poes red den," zei hij, strekte de armen uit en tilde de kat van de toren spits. Wat later vloog een ekster rond het vlot en nu er nergens meer een puntje boven het wa ter uitstak, streek de vermoeide vogel neer op het dakje van de hut op het vlot „Nu kan er werkelijk niemand meer bij," zei de moeder. Maar toch kwa men zij nog één levend wezen tegen: er zwom een man in het water, luid roepend om hulp. „Die man moeten we redden,' zei de jongen. Maar het groot moedertje dat altijd zo lief was, bitste: „Nee, hij is een slecht mens, ik ken hem, hij brengt ongeluk." Maar de jongen had een te goed hart, hij strekte toch de armen uit en trok de man op hun vlot dat bijna zonk on der het gewicht. Dagenlang dreven ze voort en uit verveling maakte de jongen het kistje van grootmoeder open. Verbaasd zag hij dat de lompen helemaal waren ver- Een walrus kan wel meer dan vier meter lang worden en over de duizend kilo wegen. Mannetjes hebben grote hoektanden waarmee ze een vijand kunnen aanvallen maar ook mosselen en andere eetwaar van de bodem kunnen loskrabben. De walrus lust ook graag jonge zeehondjes. Vroeger leefden er bijv. in Groenland grote kudden walrussen maar dat is al geslonken tot een paar duizend. De walrus wordt dan ook met de ondergang bedreigd. Daar stond ineens een appelboom en de kinderen wilden wel eens weten hoeveel appels erin zouden zitten. Ze telden er achtendertig. Toen Peter er zes had opgege ten, Michel vijf, Hans zeven en Monique vier, waren er nog zo veel over als wordt aangegeven als je een lijn trekt van 1 naar 27. Mocht het eens niet waaien, dan heb je alleen maar een veer nodig - en de kippeboer heeft er wel een voor je als je het netjes vraagt - om je te amuseren. Trek een lijn, ga met twee partijen aan weerskanten staan, gooi het veertje op en dan maar blazen. De partij die het veertje aan de andere kant van de lijn op de grond kan krijgen, heeft gewonnen. gaan. Maar de witte nopjes van die vuile japon bleken nu glan zende parels te zijn en de talloze roestige knoopjes van de mantel waren gouden munten: ze vul den het kistje tot de rand... De jongen merkte niet dat iemand over zijn schouder meekeek. Dat was de man die hij gered had. Het duurde lang voor het water begon te zakken en het verdron ken land weer boven kwam. Tóen doemde in de verte de oude koningsstad op. Opeens sprong de vreemde man in het water en zwom met forse slag naar de stad. Daar spoedde hij zich naar de rechter en klaagde er zijn redders aan als dieven, die tijdens de watersnood had den geplunderd: parels en goud hadden zij gestolen! Nauwelijks landde het vlot bij de stad of het drietal werd ge vangen genomen, het vlot on derzocht en de schat gevonden. Moeder, grootmoeder en zoon zuchtten in de kerker, maar zij werden niet vergeten door hun vrienden. De mollen groeven er een onderaardse gang naar toe; de hond kroop erdoor en bracht vlees dat hij bij de slager stal en de kat bracht brood dat ze bij de bakker kaapte... Maar de ekster kon praten. Die vloog naar de rechter en riep net zo lang; „Ze zijn onschuldig", tot de rechter de gevangenen bij zich ontbood. Moeder en zoon konden alleen maar vertellen hoe de oude vrouw bij hen was aangeland in haar vuile kleren, en hoe ze die begraven hadden. Maar groot moedertje keek de rechter aan en vroeg: „Herinnert u zich de geschiedenis van de vorige ko ning niet? Hoe hij met zijn fami lie verjaagd is door een machti ge vijand? Ik was de moeder van de koning en ik was gekleed in zwarte zijde met parels be- stikt en gehuld in een fluwelen mantel met gouden knopen. Die kleren zijn vergaan, maar parels en munten glanzen in al hun pracht. Ik ben na vele omzwer vingen hier teruggekomen in mijn oude koningsstad om te sterven. Maar de slechte man, die wij gered hebben en die ons van diefstal heeft beschuldigd en daarvoor een grote beloning kreeg, was de ontrouwe dienaar van mijn zoon, de vroegere ko ning. Hij heeft de vijand gehol pen en ons verraden. Toen werd de ontrouwe dienaar van de vroegere koning gevan gen genomen en zwaar gestraft. Want verraad en valse beschul diging mocht ook door de nieu we heerser niet beloond wor den! Het drietal kreeg de vrij heid terug én de rijke schat. Diezelfde avond zuchtte het oudje: „Nu ik weergekeerd ben in mijn oude, dierbare stad en ik mijn rijkdom kan geven aan de liefste jongen en zijn moeder, kan ik eindelijk rustig sterven. Ik ben dan ook al 105 jaar oud..." Met een zachte glimlach stierf zij zó vredig dat de jongen en zijn moeder tranen in hun ogen kregen, maar zich toch niet on gelukkig voelden. In hun herin nering zou zij blijven leven, dag in, dag uit Om rechlvddrdig tegenover onderen te zijnmoetje eer- Ujlc zijn tegenover jezelf! Wie geen kwddddoel,heeft dddr-1 Tom nog niet het recht op de nddmj t vdn rechlvddrdig, wel hij, die in J 1 stddt isjiwddd te doen, „mdtfr] jniel wildi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 16