Schoener
Eendracht"
neemt
Jan Salie
de
wind
uit
de zeilen
Scheveningen De uitspraken van schipper (uiteraard naast God)
Henricus, Marinus Juta (62) lijken te zijn gemaakt voor consumptie
op volle zee. De korzelig geformuleerde volzinnen, die hij onder zijn
getrimde snor prijs geeft, winnen in elk geval aan kracht bij een stijve
bries, die de zeilen van de gaffelschoener „Eendracht" doen bollen
en gutsen bremzout water over zijn fluitjesgasten en opstappers slaat.
Dan pas is dekselse Juta in zijn element: windkracht zeven, liever
nog acht of negen, schuimkoppen op de golven, een dansend schip,
dat steigert van berg naar dal, zich kreunend verslikt en daarna toch
weer opkrabbelt: dat is het betere werk voor deze ex-koopvaardij-offi-
cier en gepensionneerde overste van de Marine Luchtvaart Dienst.
„Ik ben altijd een rusteloze zwerver geweest",
bekent hij dankbaar, „op mijn twaalfde ging
ik al in een zelfgemaakte kano de zee op. De
zee is nu eenmaal de beste remedie voor drift
kikkers zoals ik. In mijn Haagse tijd was ik
een vrij wilde jongen, die in snel tempo alle
Haagse politie-bureaus van binnen mocht aan
schouwen. Mensen met zo'n natuur kunnen het
beste buitengaats stoom afblazen. Daar bewij
zen ze zichzelf en de maatschappij een buiten
gewone dienst mee.
Na de zeevaartschool in Scheveningen ben ik
14 jaar bij de koopvaardij geweest. Eerst als
matroos onder de gage op de vrachtvaart naar
Afrika. Daarna als stuurman bij de Lloyd en
op de tankers van de Shell. Ik was in 1933 twee
jaar getrouwd en had mijn vrouw in al die tijd
precies 156 uur gezien. Dat was toen het norma
le leven van een zeeman. We zaten midden in
de crisis en je had geen andere keus.
Daarna kwam de oorlog nog even een spaak
in het wiel steken. Ik kwam als waarnemer bij
de Marine Luchtvaart Dienst en hèb in Catali-
na's, Dorniers en Liberators heel wat vlieguren
volgemaakt. Op het laatst boemelde ik om de
drie dagen met een squadron Liberators naar
Singapore om een vrachtje bommen op Japan
se bunkers te droppen. En neem alsjeblieft van
me aan, dat ik hem op elke reis kneep als een
ouwe dief. In helden heb ik nooit zo erg
geloofd. Als al die zogenaamde helden nog
konden spreken zouden ze waarschijnlijk be
kennen, dat ze het ook in hun broek deden van
de zenuwen. Leer mij de helden kennen. Als
je met twaalf man opstijgt om de Jap in te
zepen en je komt met vier kisten terug is er
geen sprake van heldendom. Ik kan je zeggen,
dat het klamme zweet spontaan in mijn handen
kwam, als we op tien minuten van het doel
verwijderd waren. Dat was onvervalste
doodsangst. Gelukkig heeft er altijd een engel
tje op mijn schouders gezeten, die me heeft
gematst".
Juta, is sinds vorig jaar schipper op de „Een
dracht", een ranke gaffelschoener, die de Stich
ting Zeilend Zeeschip raison van 2 1/2 mil
joen gulden heeft laten bouwen om de vader
landse jeugd weer in de gelegenheid te stellen
om kennis te maken met teer, touwwerk en
zeilen. Of zoals Juta het omschrijft „om de
geest van Jan Salie uit te drijven". In de
kombuis van de „Eendracht", die als een bruine
kroeg in het hart van het nerveuze scheepslijf
ligt, roept hij boven zijn whisky water: „jonge
mensen hebben behoefte aan hard avontuur.
De jeugd zoekt de uitdaging en niet het leven
van een zoutzak, die met een knabbeltje uit een
plastic zak op zijn krent naar cowboyfilms op
de televisie kijkt. Als de zaak uit de hand loopt
moet je de jongeren niet de schuld geven. Nee
vader, dan hebben wij ouderen gefaald. Dan
hebben wij niet gezorgd voor de goede alterna
tieven.
Als je beweert, dat de moderne jeugd een
slappe hap is moet je eens een paar dagen
meevaren op de „Eendracht". Dan slik je die
woorden automatisch weer in. In het afgelopen
jaar hebben we met steeds wisselende beman
ningen zo'n 2000 zeemijlen gevaren en geen
enkele reis is mislukt. Ik heb een Turkse
gastarbeider aan boord gehad, een stempelzet-
ter, een lasser, een slager, maar ook het zoontje
van een bankdirecteur, ook de jongen in de
blazer, die in Leije studeert. Normaal ontmoe
ten die mensen elkaar nooit, maar als ze hier
drie dagen hadden samengewerkt, vormden ze
een hecht vriendenteam. Dan was het samen
vechten tegen de elementen, samen die 500
vierkante meter canvas in de masten hijsen en
verdomde trots zijn als ze merkten, dat ze bij
windkracht negen die zee wisten te overwinnen.
Voor mij is elke reis met de „Eendracht" tot
nog toe een feest geweest. Je zit aan boord met
een staf van vijf vaste bemanningsleden en
voor de rest ben je aangewezen op jonge
mensen. Op zee is het geen kwestie van spier
ballen. Bij ons is de stoere bink niet automa
tisch de sterkste. Het is doorzetten, doorbijten,
afzien. En vooral samenwerken. Zeezeilen is
een patent middel om het egoisme uit te roeien.
Schipper juta van het
Alleen door samenwerking bereik je de volgen
de haven".
Juta spreekt en passant ook tegen, dat Neder
land een zeevarende natie is. „Dat pretenderen
we nou wel, maar we maken het steeds minder
waar. De vaderlandse driekleur verdwijnt lang
zamerhand van de wereldzeeën. Dat is de kei
harde waarheid. We zijn maar een potloodstip
op de landkaart en toch hebben we tussen
noord en zuid een patente naam. Daar heeft
toevallig die kleine groep van Nederlandse
zeelui voor gezorgd. Het zijn de scheepsbeman
ningen van hoog tot laag, die bij nacht en ontij
hun werk doen.
En wat hebben we gedaan om die mensen te
eren? Onze koopvaardij brengt nog altijd acht
tien procent van het nationaal inkomen binnen.
Toch geen kattedfek nietwaar? Maar het laatste
grote Nederlandse zeezeilschip hebben we wel
aan Engeland verkocht. Dat was dan de dank
van gans een volk voor zijn zeelieden. Ons land
heeft ooit de mooiste zeilschepen gehad, we
hadden verrukkelijke loodskotters, maar die
moesten we zo nodig verpatsen aan de eerste
de beste miljonair, die er nu met zijn geldwolf-
jes op spelevaart
Verdomme, het is nog waar ook. De Engelsman
gaat naar zee omwille van de sport, de Duitser
zoekt het avontuur en bij de Nederlander gaat
het alleen om de centen. Wees nou eens eerlijk.
Wat hebben we nou helemaal gedaan om onze
koopvaardij te redden? Er worden miljoenen
uit de staatsknip gefourneerd voor de restaura
tie van pittoreske kerkjes en boerderijen. Maar
voor het behoud van een brok geweldig zee
mansverleden hebben we geen stuiver over. De
meeste zeevarende naties hebben al lang het
zeilschip weer een ereplaats in hun vloot gege
ven. Maar Nederland had tot vorig jaar geen
enkel groot zeewaardig zeiljacht meer. Geen
behoefte aan, meenden de krentekakkers. Ze
praten liever op een tanker tussen de radar en
de computers. Dat leverde immers poen op.
zeilend zeeschip „Eendracht": „als deze wereld een
Maar dat ze ondertussen hun zintuigen kwijt
raakten hadden ze niet in de gaten. Ze keken
niet meer naar de sterren, raakten niet langer
onder de indruk van een dolfijn, die in een
maanverlichte nacht boven de golven uit
springt.
Daarom mogen we blij zijn met de „Een
dracht". Op dit schip krijgen jonge mensen
weer zin in het avontuur. Ze leren weer knok
ken en hun zintuigen gebruiken. Als ze die
eerste sloot zeewater over zich heen krijgen,
weten ze, dat ,ze de thuishaven niet voor niets
bereiken. Er zal voor gesloofd moeten worden".
Met de „Eendracht" hoopt onverwoestbare pik
broek Juta volgend jaar ook te kunnen deelne
men aan de „Tall ship race" van Southampton
naar New York. Deze zilte strijd van zeilsche
pen moet het 200-jarig bestaan van de Verenig
de Staten van Amerika licht gezouten luister
bijzetten en het ziet er naar uit, dat het de
grootste vlootschouw aller tijden wordt. Zeven
en twintig landen hebben reeds ingeschreven
met 153 zeilschepen, maar Nederland is er nog
steeds niet bij. De „Eendracht" maakt momen
teel zwaar water onder de druk van een jaar
lijkse hypotheek van drie ton die moet worden
afgelost, Dat kapitaal moet door goedwillende
particulieren op tafel worden gebracht. Deelna
me aan de „Tall ship race" vergt nog eens een
investering van 2 1/2 ton en dat lijkt vooralsnog
een heidens moeilijke opgaaf voor de stichting.
De bedoeling is namelijk, dat Juta ook voor
zijn Amerikaans avontuur in zee gaat met
telkens wisselende bemanningen van Neder
landse jongeren. En die hebben geen tiendui
zenden guldens in hun binnenzak om zo'n reis
te financieren. Daarom heeft minister Van
Doorn vorige week op de woelige baren het
startsein gegeven voor de landelijke actie „Een
dracht '76", die het ronde bedrag van 1 miljoen
gulden uit de zakken van vaderlandse sympa
thisanten moet losweken.
„Een erezaak", meent Juta, „het zou een schan-
ioitje is, moet je niet de. jongeren de schuld geven.
de zijn, als ons land in 1976 geen acte de
présence geeft in de race naar Amerika. Drie
honderdvijftig jaar geleden verkochten onze
voorouders Manhattam, tweehonderd jaar te
rug waren het Nederlandse soldaten, die met
een saluutschot vanaf het fort Sint Eustachius
de eersten waren, die de nieuwe natie Amerika
erkenden. Alleen voor ons fatsoen kunnen we
al niet wegblijven".
Juta blijft daarom door dik en dun vertrouwen
op de nazaten van Michiel de Ruyter. Dezelfde
De Ruyter, die 300 jaar geleden de zeeën
beheerste met een zeilschip, dat de naam „Een
dracht" op de boeg droeg. De nieuwe „Een
dracht", waarover Juta onder zijn krap geboet
seerde kapiteinspet het bevel voert is een waar
dige opvolger van De Ruyters' admiraalsjacht
Juta noemt het schip liefkozend „mijn eigen
wijf". „Natuurlijk is de „Eendracht" een
vrouw", verduidelijkt hij, „ze is onberekenbaar
en zit vol nukken. Maar je pikt alles van haar.
In de Golf van Biscaje hebben we bij wind
kracht negen pas ontdekt, dat de „Eendracht"
in een vliegende storm een andere zeilzetting
nodig heeft dan de instructieboekjes voorschrij
ven. Is dat geen verrukkelijk trekje van me-
Juta heeft er ook geen bezwaar tegen, als
vrouwen bij zijn kluiver staan en in het want
klimmen om de zeilen bij te zetten. „Het is een
oude zeemanswijsheid", geeft hij toe, „een
vrouw en een kip zijn de pest voor een schip".
Maar ik heb ze graag aan boord. Sinds er
vi-ouwen meevaren, ziet de „Eendracht" er
fijner uit en is de sfeer beter. In een mannenge
meenschap wordt het gauw een rotzooitje. Een
vent laat makkelijk een bierblik slingeren, want
hij is gewend, dat moeder, vrouw of zuster het
toch achter zijn gat opruimt. Nu pakken ze een
dweil en maken ze graag het toilet schoon.
Want ze willen zich vooral niet laten kennen
tegenover de vrouwen. De één is nog een
grotere ridder dan de ander"
ee, dan hebben wij ouderen gefaald".
Eén van de feministische fluitjesgasten in het
gevolg van schipper Juta is de 21-jarige Nora
Klöters uit Rijswijk, zojuist afgezwaaid van een
gymnasium en nu op doorreis naar de Leidse
collegebanken. Vorig jaar hoorde ze op de
Hiswa voor het eerst van het bestaan van de
„Eendracht" en gelijk monsterde ze aan voor
een reis richting Oostzee. Haar enige ervaring
met zeilen had ze tot dan toe aan boord van
de jol van haar broer. „Natuurlijk is zeezeilen
wat anders dan dobberen op de Kaag", zegt
ze, „het is allereerst een stuk fascinerender. Als
je met windkracht negen knokt voor je baksta
gen is het wat anders dat met een schootje in
je hand langs de rietkraag glijden.
Ik vind overigens wel, dat een vrouw op zee
even goed op haar plaats is als een man. Je
moet natuurlijk geen tut zijn en tijdens het
wachtlopen niet denken: „hoe moet het nou met
mijn krullen"?. Je moet alles willen aanpakken,
geen vrouwenhoekje formeren en de werkster
uithangen. Ik vind pleeën schoon maken zeker
zo'n deprimerend karwei als een man".
Deze zomer hoopt ze opnieuw een reis te
kunnen maken met de „Eendracht". Dit tot
intens genoegen van schipper Juta, die zijn
pupillen met eindeloos geduld inwijdt in de zilte
zeemansvermaken. „Op een schip merk je pas
goed wat jonge mensen waard zijn", zegt hij,
„ik krijg meisjes en jongens uit alle lagen van
de bevolking aan boord. En na een week zingen
ze samen de „shanties", de oude zeemansliede
ren en geven ze de mok aan elkaar door.
Diezelfde mensen stonden een maand geleden
waarschijnlijk in dezelfde lift en zeiden geen
stom woord tegen elkaar.
Voor mij is het een wonder, dat een mens
zoveel vrienden heeft.
Maar je moet wel eerst op zee zijn om die
ontdekking te doen".
Leo Thuring
Foto's: Milan Konvalinka.
Beidc&Qowtcmt
Nora Klöters uit Rijswijk (21) is één van de feministische fluitjesgasten, die de „Eendracht" in de juiste
koers houden. „Op zee is een vrouw zeker zo goed op haar plaats als een man", meent ze van harte.
De jeugd
zoekt de
uitdaging
en niet
het leven
van een
zoutzak
SCHIPPER
JUTA: