„EEN WERKELIJK
THEATERLEVEN ZAL
NOOIT AFGESLOTEN
KUNNEN WORDEN"
„Ik schijn het image van een aardig mens te hebben",
bekent Conny Stuart, „daar valt gewoon niet aan te
tornen.. Als ik maar mallotig doe, vindt het publiek het
zalig. Je moet er wel mee leren leven".
Een fenomeen onder de Neder
landse artiesten, een fabuleuze
fantaisiste met de Franse slag:
Conny Stuart, cabaretière op een-
hoogte, musical-ster uit de
Haagse dreven.
„In de Zeestraat, tussen Coupe
rus en het Vredespaleis heb ik
mijn jeugd doorgebracht", Iaat ze
Joop Bromet noteren in zijn nos
talgisch naslagwerk over haar
leven tot nu toe. Ze voegt er nog
toe: „Het is een typisch
Haagse omgeving, waar ik vaak
naar terugverlang. Dan moet ik
er gewoon heen, verzadig me
i tot ik me treurig voel. Er
hangt iets melancholieks over
die stad. Iets uitgestorvens en
decadents. Op een bepaalde ma
nier ben ik vreselijk Haags. Ge
reserveerd. Ieder voor zich en
god voor ons allen. Dat is daar
heel sterk. Je kunt er heel een
zaam zijn".
De mensen, die met haar hebben
samengewerkt, dragen in Bro-
mets boek (door Bruna als kloeke
paperback vol foto's op de markt
gebracht) ook de nodige bouwste
nen aan om het premature mau
soleum op te trekken, waarin.
Conny Stuarts roem geconser
veerd wordt. Acteur Ton van
Duinhoven zegt over haar: „Ze is
een fantastische theaterpersoon
lijkheid door de vrouw die ze is.
Een pittige, malle, originele meid
met dat sensitieve Franse snuit-
werk van d'r. Maar ze moet dol
kunnen zijn en haar gang kunnen
gaam De mevrouw uit Amster
dam-zuid moet geen kans krijgen,
want die woont ook in d'r. Conny
met d'r mooie, een beetje half
trutterige jurken, met d'r flappers
en d'r tuters. De mevrouw met de
witte vleugel en de Pander-meu
beltjes, denk ik dan, want dat is
ook een deel van haar".
En Paul Deen zegt: „Conny heeft
voor iedereen met wie ze omgaat
belangstelling. Niet in de trant
van even wuiven en de koningin
op werkbezoek. Maar echt. Dat
vind ik zo geweldig. En zij is de
enige in de Nederlandse showbu
siness, die op zo'n hoogte staat
zonder kapsones te hebben. Ze
heeft een gelijkmatige betrouw
baarheid en niet van die streken
die een heleboel actrices hebben.
Die, als ze met je staan te praten
ondertussen kijken of er iemand
aankomt, die belangrijker is".
Een vehikel
Schrijfster Annie M. G. Schmidt,
die de meeste successen van Con
ny Stuart op papier gestalte gaf:
„Het is, zoals bij alle grote kun
stenaars bijna niet te definiëren,
hoe Conny exact is. Je kan zeg
gen, dat het in het clowneske ligt,
maar dat is niet zo. Ze is geen
clown, daarvoor is ze daarachter
veel te serieus. Het is dat ondefi
nieerbare: het ligt in het timbre
van haar stem, in de emoties, die
daarachter zitten, de ironie, waar
mee ze kijkt, haar hele mime,
Over Conny Stuart, die in Den Haag geboren werd en zich een
op en top Haagse lady heeft gevoeld - de romantische foto's die ze
vóór de oorlog door Godfried de Groot liet maken bewijzen dit
overduidelijk' - zei Ton van Duinhoven eens: „Conny is op d'r best
met dat sensitieve Franse snuitwerk van d'r. De mevrouw uit Amster
dam-zuid moet echter geen kans krijgen, want die woont ook in d'r".
Acteur Joop Doderer, die
van 1957 tot 1960 met Conny
Stuart getrouwd was zegt nu:
„Wim Sonneveld had echt
verdriet van onze verhou
ding. Hij en Conny hadden
een verbintenis waar niet tus
sen te komen was. Door nie
mand.
het brengt. Dat vol
komen dwaze woord talent, dat
niet te omschrijven valt. Ik heb
bij Conny een vehikel om bepaal
de dwaze dingen over te brengen,
die anders nooit zouden overko
men. Er zou, als ik ze in een
boekje of een verhaaltje zou zet
ten, niemand om lachen of het
leuk vinden. En zij gebruikt mij
omgekeerd ook voor haar kunst".
Producer John-de Crane: „Wat
Conny voor mij zo typeert is de
grote liefde voor haar vak met
een hang naar perfectie. Dat be
gint al tijdens de repetities, waar
ze aan een soort bewustzijnsver
nauwing lijdt. Ze maakt zich al
tijd verschrikkelijk ongerust of
zij op tijd klaar zal zijn met haar
verkledingen. Een panische angst
heeft ze daarvoor. Als ik achter
in de zaal sta - de gebruikelijke
plaats voor een producer - maakt
ze steeds weer een enorme indruk
op me. Zij beheerst elke ruimte
totaal. Zalen als Carré in Amster
dam vult ze met haar aanwezig
heid, warmte en vakmanschap.
Daarbij is ze nog in staat om een
bepaald „iets" aan de teksten te
geven, waardoor zij nog een extra
dimensie aan haar rol toevoegt.
Zij is zowel komisch als ontroe
rend. Tijdens het liedje: „Het is
over" uit „Heerlijk duurt het
langst" hoorden wij elke avond
tassen open en dicht geknipt wor
den, waaruit de zakdoeken te
voorschijn werden gehaald om de
tranen te drogen. Wij noemden
dit intern het „beugeltassennum-
Levensgroot
Haagse Conny, Yvonne de spion
ne, de hypergevoelige vertolkster
van tere Franse chansons, die ze
met het radio-orkest van Gerard
van Krevelen de vaderlandse
ether influisterde heeft volgens
de burgerlijke stand haar leven
gedeeld met twee mannen: Henri
Hofman en Joop Doderer. Maar
achter die twee stond altijd le
vensgroot de figuur van Wim
Sonneveld, met wie Conny Stuart
een unieke, nauwelijks te om
schrijven band had. „Er is maar
één periode geweest", zegt ze,
„dat mijn privé-leven deel uit
maakte van mijn theaterleven: tij
dens de Sonneveldcabarets. Dat
is de gelukkigste tijd uit mijn
carrière geweest, die eigenlijk al
in 1960 beëindigd was en door
Wims dood in 1974 definitief werd
bevestigd. Ik kon daar in de
maanden na de dood van Sonne
veld ook met niemand over pra
ten, omdat ik vreesde er anders
onderdoor te gaan. Ik moest het
alleen verwerken. Op vrijdag 8
maart, de dag dat Wim overleed,
trad ik op. 's Morgens in het hotel
in Groningen had ik van zijn
overlijden gehoord en dat drong
maar langzaam tot mij door. Ik
had het gevoel of ik een robot
was, liep door de stad en zat
wezenloos in een koffieshop.
En toen ik 's avonds het toneel
op kwam werd het het hevigst.
Juist op de plaats waar we zo
dikwijls samen gestaan hadden.
En terwijl ik in mijn kleedkamer
zat hoorde ik ergens boven me,
in het huis van de concierge, op
de televisie de stem van Sonne
veld. Hij zong. Het was om gek
te worden. Toch, het vreemde
was, dat ik die avond de komi
sche dingen wel kon opbrengen.
Wat minder uitbundig dan ge
woonlijk, maar het ging. Maar het
liedje „Wat een planeet", dat sen
timenteler is dan de rest, daar
was ik enorm bang voor. Ik stond
te trillen en me te beheersen en
wilde het publiek niet tonen hoe
miserabel ik er aan toe was. Ik
wist zeker dat Wim er ook zo over
zou denken. Het ging goed tot de
eindnoten. Toen kon ik het hele
maal niet meer opbrengen - dat
woord „planeet" viel weg - en ik
liep totaal uitgeput en ontredderd
het toneel af".
Natte vinger
Ook de beide ex-echtgenoten van
Conny Stuart komen in het boek
aan het woord. „Ze is een fantas
tische vrouw", zegt Henri Hof
man. „Ik heb veel artiesten in
mijn leven meegemaakt, maar er
niet één ontmoet, die zoveel mens
is als zij. Tegen Sonneveld zag zij
enorm op. Hij had invloed op
haar artistieke loopbaan. En au
tomatisch wendde ze 'zich steeds
meer tot hem. Hij wist haar te
versieren met cadeaus en dozen
bonbons en in zo'n geval heb je
natuurlijk maar één natte vinger
nodig om een vrouw te lijmen.
Mijn huwelijk is door Sonneveld
kapot gemaakt Ik kan daarvoor
geen tastbare reden opgeven,
maar dat is pronto. Hij heeft haar
tegen mij opgezet om de doodeen
voudige reden dat hij haar bezat.
Er was geen contact meer. Sonne
veld was een bezitter. Ik vergelijk
hem altijd met een kloek, die
allemaal kippen om zich heen
heeft. Hij was de baas en Stuart
was zijn eigendom. Conny is een
doodnormale, eerlijke, spontane
vrouw, die bezeten is van het
theater. Déér wil ze alles voor
doen en dat is de oorzaak van
haar succes en haar ongeluk.
Toen Raymond geboren moest
worden kon zij een jaar niet wer
ken. Dat was de mooiste tijd van
ons huwelijk".
Enorm jaloers
Over haar tweede huwelijk met
Joop Doderer zegt Conny Stuart:
„Sonneveld vond het verschrikke
lijk en heeft ons op alle mogelijke
manieren proberen te beletten
met elkaar te trouwen. Na het
huwelijk in 1957 ontstond er ook
een zekere verkoeling, die pas
was afgelopen na de scheiding in
1960. Sonneveld was eigenlijk
verschrikkelijk jaloers op elke
man, die mij benaderde".
Doderer heeft een bijna identieke
mening: „Sonneveld en Conny
hadden een verbintenis waar niet
tussen te komen was. Door nie
mand. Dat heb ik altijd zo ge
voeld. Ondanks de grote vriend
schap, die we gehad hebben. Son
neveld was een blok, waarbij je
voelde, dat je tot hier en niet
verder bij haar kon gaan. Toen
we elkaar pas kenden viel me dat
niet zo op en hadden we het echt
fijn. Maar zodra we trouwden
was het mis. Sonneveld heeft zich
er ook duidelijk mee bemoeid. Hij
had echt verdriet van onze ver
houding. Hij was doodnerveus
door onze relatie en de daardoor
ontstane spanningen. Hij wist ook
niet wat hij doen moest en kocht
een compleet eetkamerameuble-
Conny Stuart, vqlgens col
lega's en bewonderaars een
levend monument, volgens
zichzelf een cabaretière, voor
wie alleen de prestaties van
het moment tellen. „Vol
maaktheid in het theater be
staat niet", zegt ze.
ment. Niemand wist er iets van,
maar op een dag kwamen we
thuis en het stond er. Gewoon.
Hij had niet gevraagd hoe of het
je smaak was. Je kreeg het. Van
hem. Als we voor een moeilijk
probleem stonden zei Conny me
teen: „Laten we dat maar aan
Wim vragen. Daar had je het
alweer. Wim, Wim, Wim. Ik werd
stapelgek van Wim
Controle
Bij Sonneveld was het één grote
familie. Hij was een man, die
bang was om alleen te zijn en die
zich graag omringde met een
groep mensen, van wie Conny
altijd de hoofdpersoon was. Toen
ze het op een gegeven moment
onder het zingèn telkens be
nauwd kreeg stuurde de dokter
haar naar het ziekenhuis, waar ze
geopereerd werd in haar neus.
Die avond mocht ze absoluut niet
werken en ook de volgende dagen
zou ze rust moeten houden. Wim
wist ervan, maar toen ik hem
belde om te zeggen, dat ze die
avond onmogelijk kon spelen,
werd hij kwaad. Alsof ik de
schuld was. In de lopp van de dag
kwam Huub Janssen, een vriend
van Wim, controleren wat er pre
cies aan de hand was. En die
heeft me daar toen een scène
staan maken. Dat hou je niet voor
mogelijk. Schreeuwen, dat ze niet
zoveel verbeelding moest hebben.
Dat de zaal uitverkocht was enzo
voort. Een feit was in elk geval,
dat Conny de volgende avond
op het toneel stond. En dat
dingen, waarin ik machte
loos stond. Dan kon ik praten als
Brugman. Het zou gemakkelijker
zijn geweest om ijzer met handen
te breken. Ze kon Wim toch niet
in de steek laten. Die verbintenis
tussen hen is nooit weg te denken
geweest. Ze hielden gewoon van
elkaar. Dat verklaart alles. Zij is
altijd de enige vrouw vqot hem
geweest.
Wim Sonneveld—Conny Stuart:
het was een huwelijk.
Lieve man
Op een keer stonden Wim en ik
voor een winkel in Groningen
naar een schitterende antieke
kast te kijken. Ik vond hem
prachtig. Wim zei: „Nou dan koop
je hem toch voor Conny". Ik zei
dat hij best wist dat die kast veel
te duur was en dat ik hem onmo
gelijk van mijn salaris kon beta
len. Even later gingen we naar
binnen en was de koop gesloten.
Wim schoot hem me voor en zou
elke maand iets i>an mijn salaris
inhouden. Waarom ik dat deed
weet ik nog niet. Er viel gewoon
niet tegen op te tornen. Die man
had zo'n aantrekkingskracht en
invloed op mensen. Hij was een
ontroerende en lieve man, die een
ontstellende behoefte had aan
liefde en tederheid. Hij schaamde
zich, vooral voor zijn gevoelsle
ven. En als je hem eens verwen
de, wist hij niet hoe hij moest
kijken.
Sonneveld en Conny hebben al
tijd op een eenzaam niveau ge-
staa .i. Zowel in het werk als pri
vé. Zij is een monument van een
vrouw. En zoals ik haar zag
staan, tijdens de begrafenis van
Sonneveld, inwendig volkomen
vernield, begreep ik, dat er in
feite maar twee mensen zijn, die
voor eeuwig en altijd het symbool
van deze periode zullen zijn en
blijven".
Een aardig mens
Conny Stuart heeft in Bromets
boek het laatste woord: „Ik schijn
de image van een aardig mens te
hebben. Daar valt gewoon niet
aan te tornen. Ais ik gruwelijke
dingen zeg, denken ze nog, dat ik
een grapje maak.
Ik sta zelf erg nuchter tegenover
mijn carrière en mezelf. Ik ben
me volledig bewust van de ver
gankelijkheid van de roem en
denk wel eens: als ik er mee
uitscheid weet over vijf jaar nie
mand meer, wie je bent geweest.
Alleen de prestaties van het mo
ment tellen. Ik ben zelf altijd
kritisch geweest. Het publiek mag
dat ook zijn. Volmaaktheid be
staat niet in het theïftfcr. Je kunt
ook niet zeggen, dat je helemaal
klaar bent voor een optreden.
Een werkelijk theaterleven zal
daarom ook nooit afgesloten kun
nen worden.
LEO THURING