JAN BOSKAMP LEEFT ALS EEN VORST BIJ RWD MOLENBEEK Curling curieuze bezigheid met ,grootmoeder's warm water kru i k' MLMMUM|*Miiii i—i mn in i mmi ■mini iimi „Ik voetbal v, precies eender als bij Holland Sport" Speldjes wisselen in de bar typerend WEIYIMEL De kleu ren van het kraakhel dere sportjack stem den overeen met zijn voor de deur staande Opel Commodore: Een witte achtergrond met rood en blauwe biezen. Iets van show en Ne derland lag in de eer ste indruk opgesloten. Iemand, die zich „Jan tje Boskamp" nog van vroeger herinnert zal lichtelijk verbaasd zijn wenkbrauwen op slaan. De Belg echter allang niet meer. Voor hem is de „eeuwige re serve" van Feyenoord, die het vorig jaar na slaande ruzie met trai ner Wiel Coerver zijn biezen pakte, een abso lute vedette. De nu pas goed verdienende Jan Boskamp is meer dan ooit aanvaard als voetballer bij RWD Molenbeek en het succes, dat hem eindelijk toe lacht, straalt van ver van zijn gezicht af. De altijd hard wa terdrager overbrugt elke wedstrijd weer, tot steeds grotere verbazing van het RWDM-legioen, in zijn dooie eentje de afstand tussen de aanval en de verdediging. Knap zwaar werk natuurlijk, maar dat zal hem een zorg zijn. De roem gaat boven al les. „In België voetballen is haast precies eender als destijds bij Holland Sport. Weliswaar overdrijf ik nu enigszins maar ik ben zo'n beetje de enige schakel waar alles om draait. Ik pak de bal aan, loop er meters mee aan mijn voet en zoek dan de beste afspeelmogelijkheid. moge lijkheid. Zo voetballen vind ik heerlijk". Deze kans om zich te doen gelden miste de nu 27-jarige Jan Boskamp ten enenmale bij Feyenoord. Ene W. van H. te H.I.A.belemmerde zijn doorbraak. Zijn gretigheid komt op RWD Molenbeek over als een nog nooit mee gemaakte belevenis. Niet voor niets roept heel belgië momenteel eenstemmig, dat Boskamp de beste aankoop van het seizoen is. De het leven nogal gemakkelijk op-, nemende Rotterdammer („voetballen is voor mij hier nog een stuk eenvoudiger ook. Ik train maar een keer per dag") ligt er niet wakker van. Hij glimlachte flauwtjes, toen een bestuurslid van An- derlecht enkele weken gele den bij hem binnenstapte met het verzoek of hij eens wilde praten over het volgen de seizoen en het deed hem ronduit goed hierop afwij zend te moeten reageren. Zijn contract met RWDM loopt nog tot 1977. Hij is eindelijk de Boskamp, die hem altijd voor ogen stond: Een geaccepteerde voetbal ler, die zich geen zorgen meer hoeft te maken om zijn plaats in het eerste elftal. Prettig daarbij is dat zijn bankrekening geducht ge spekt wordt. Bijna een jaar voetballen in dit land met zijn lage belastingtarieven heeft hem duidelijk genoeg gemaakt hier best een rede lijk onbezorgde toekomst te kunnen opbouwen. Iets wat hem bij Feyenoord wel eens moedeloos maakte, omdat zijn doorbraak maar geen feit wilde worden. Daarom constateert hij nu ook ver heugd: „Als ik alles had ge weten wat ik nu weet, dan was ik jaren eerder uit Ne derland vertrokken. Je kan hier als een vorst leven". Watten Waar is waar, RWD Molen beek legt zijn broodnodige waterdrager bijna in de wat ten. Buiten de honorering, die in het lucratieve con tract (met fors handgeld) is vastgelegd doet de voorspoe dig opererende club in de RWD Molenbeek is het Paas weekeinde uitstekend door gekomen. Het won beide wedstrijden. De voetbal- kroon van België is duide lijk binnen bereik van de Brusselse club gekomen. Een van de hardste werkers aan dit succes is Jan Boskamp, die het vorige seizoen voor Feyenoord uitkwam. Belgische competitie (vijf punten voor Anderlecht) niet moeilijk over kleine dingetjes. Toen Jan Bos kamp onlangs in de vriend schappelijke wedstrijd tegen Feyenoord zijn contactlen zen verloor, deponeerde het bestuur zonder morren de duizend gulden voor de aan schaf van nieuwe. En toen de villa in Tervuren („ik was buurman van Eddy Merckx") vanwege de trap pen te gevaarlijk bleekvoor de twee nog erg jonge kinde ren van het gezin Boskamp, zocht en vond de club een even modern als luxueus bui tenverblijf in Wemmei, een lastig bereikbaar voorstadje in de richting van het ui teindelijke doel. Vijf jaar ge leden kwamen Racing White en Daring Molenbeek de moeilijkheden van dat mo ment te boven door het op richten van een fusieclub. Met als enige intentie het on wrikbare bastion van Ander lecht af te breken. Hoewel dat moeilijker ging dan ver wacht lukte het geleidelijk. Dit seizoen moet de bekro ning brengen. Het publiek ziet dat ook in en de zesdui zend, die het vorig seizoen regelmatig een bezoek brach ten aan het stadion, hebben nu gezelschap van ongeveer tienduizend toeschouwers ge kregen. „Dat betekent voor van Brussel overigens. „Dat kan hier allemaal, zonder problemen eigenlijk. Ik voel me er dan ook bijzonder prettig bij. Waarschijnlijk heb ik hier nu ook eens de tijd mee, dit jaar laat RWD Molenbeek aartsrivaal An derlecht in de schaduw staan. Dat ervaart iedereen als iets geweldigs, als iets wat jarenlang niet kon. Toen Anderlecht drie weken gele den dan ook verslagen werd had je eens moeten zien wat er allemaal gebeurde. Het was dagenlang een groot feest. In heel de stad. Een eventueel kampioenschap van België kan waarschijn lijk niet uitbundiger gevierd worden". Het is ook niet zo vreemd, deze feeststemming rondom RWD Molenbeek. Het verwel komen van Jan Boskamp, dit seizoen, was de laatste stap Nederlandse begrippen nog meer. De prijzen van de en treebewijzen liggen hier na melijk hoger dan bij ons. Ik schat, dat Feyenoord om aan de wekelijkse recette van RWDM te komen ongeveer dertigduizend bezoekers moet toelaten". Speculatie Waarmee voldoende aange toond is, dat RWD Molen beek best eens een topper in België kan blijven. Boskamp speculeert er op. Toen Coer ver hem laatst, in de Kuip tegen RWD Molenbeek apart nam en zijn beklag deed over het aantal geblesseerde spelers bij Feyenoord, grap te Jan: Je kunt me terugko pen". Verbaasd trapte de trainer in zijn voorzetje: „Het volgend seizoen mis schien". Toen had Boskamp hem precies waar hij Coer ver hebben wilde: „Vergeet het maar. Ik kom nooit meer terug. België is een soort luilekkerland voor mij". Ook Boskamp weet, dat op voetbal in België technisch en taktisch heus wel wat valt aan te merken. „Ik verbaas me bijvoorbeeld telkens over de achterhoede. Elke club schuift, op de Engelse ma nier, zijn centrumverdediger naar voren als het gevaarlijk dreigt te worden. Maar hoe wel ik me daaraan soms groen en geel erger, moet ik wel zeggen dat het Belgische voetbal meer ruimte laat voor spektakel. En dat is te genwoordig ook veel waard". Wanneer FC Den Haag niet uitkijkt bestaat er een beste kans dat Lex Schoenmaker het volgend seizoen ook in België speelt. De voorzitter van RWDM heeft Jan Bos kamp al ettelijke keren ge vraagd welke waarde de Feyenoorder eventueel voor het elftal kan hebben. Zijn rotsvaste overtuiging: „Lex schopt er in één seizoen bij ons zeker twintig in". De big boss van de club, die aan versterking denkt voor het Europa-cupjaar, schijnt die verwachting aan te staan. Hij heeft op Lex gelet in de Kuip en als de return op 22 april even goed afloopt dan lijkt de kans groot dat de andere, bij Feyenoord nooit erkende speler, ook de weg naar Brussel zal inslaan. „Mijn vrouw en ik zouden het prettig vinden. Dan heb ben we aanspraak. Lex was altijd een vriend van mij". Hoewel RWD Molenbeek van de buitenkant veel weg heeft van een Nederlandse voetba lenclave in België (met de imports: Nico de Bree, Wiet- se Veenstra en Eddy Koens) staat de Nederlandse prof- speler, ondanks de toewij ding van de club, toch vaak in vele opzichten alleen. Het gewone normale contact met de mensen in Wemmei is na melijk niet gemakkelijk. De taalstrijd heeft ermee van doen. En onder de Vlaamse bevolking heerst een merk waardig groot ontzag. Eega Jenny: „Een juffrouw op de school van onze kinderen heeft er wekenlang over ge daan eer zij naar ons toe durfde te komen. Zo onvoor stelbaar hoog kijken sommi ge mensen in Brussel tegen die Ollanders op. Daar be grijp je, als buitenstaander, helemaal niets van". HANS DE BRUYN Dewaterdrager van Molenbeek heeft het uitstekend naar de zin in België Twee deelnemers bezemen als razenden de baan die de curlingsteen neemt. Opmerkelijk is het lange uiteinde van de bezem die met hard klappen op het ijs wordt geslagen. UTRECHT —Een wat argeloze voorbijganger zou hebben kunnen .denken dat het groepje lieden dat zaterdag middag de Utrechtse kunstijsbaan verliet, behoorde tot de schoonmaakploeg die juist zijn taak had beëindigd. Het be zempje dat enkelen on der de arm meetorsten wekte die indruk. Een blik in de hal zou de' verbazing nog hebben kunnen doen toene men. Want op het ijs waren enige figuren druk doende met de zelfde bezems middels driftige bewegingen de baan te vegen vlak voor een voortglijdend attribuut dat verdacht veel overeenkomst vertoonde met groot moeders warmwater kruik. Terwijl het pro jectiel zijn baan zocht beenden twee perso nen al of niet beze mend met behendige passen over de gladde piste mee, waarbij het opviel dat zij zich zo eenvoudig staande hielden waar een an der al lang een hori zontale houding zou hebben aangenomen". Maar er waren zaterdagmid dag slechts bitter weinig toe vallige aanwezigen in het schaatscentrum. Degenen die de weg hadden gevonden naar het in een Utrechtse buitenwijk liggende complex waren er met een onmisken bare bedoeling. Het waren deelnemers aan of toeschou wers voor het de tweede keer in de Domstad te houden internationale curlingtoer- nooi. Tot hen behoorde Hans Engelhard, een 54-jarige huisarts, wiens forse gestalte werd omhuld door een smet teloos blauwe blazer waarop met zorg een aantal fraaie emblemen was genaaid. Maar nog opvallender dan het door de decoraties in het oog springende jasje was de trui die eronder werd gedra gen. Rond de v-hals en in die vorm zat zorgvuldig op gelij ke afstand van elkaar een tiental fraai gekleurde speld jes. „Die heb ik onlangs in het Schotse Aviemore gekre gen", zegt de drager met nauwelijks verholen trots. Typerend En dat is een van de meest typerende kenmerken van het in ons land nog in de kinderschoenen staande cur ling. Ook een Engels spre kende figuur in de kantine was daar reeds een sprekend voorbeeld van. Want het is in curlingkringen gebruike lijk dat een team zich na afloop van een wedstrijd met de tegenstanders aan de bar installeert en daar de verenigingsspeldjes uitwis selt. De een prikt die op z'n trui, een ander steekt ze op zijn pet. Want hoe meer speldjes je den volke kunt tonen, des te meer respect dwing je af. „Ik ken iemand", vertelt Hans Engelhard' „die heeft onder zijn glazen tafelblad een fraai fluwelen tableau bevestigd waarop al zijn ver zamelde speldjes. Bovendien krijg je bier geschonken in een glas dat de vorm heeft van een curlingsteen." Het spreekt voor zich. Het betrof iemand die zijn hart had ver pand aan curling. Op de nietsvermoedende bui tenwacht maakt de sport (of moet je het bezigheid noe men als je hoort dat de „skip" van het Utrechtse team de respectabele leeftijd bezit van 76 jaar) een wat lachwekkende indruk. Westrijd leider Jaap van der Ende (63) kan zich dat leven dig voorstellen. Door organi satiebesognes noodgedwon gen van het ijs gehouden („Dat is wel jammer, maar de zaak moet toch draaien") zegt deze twee jaar geleden tot curling „bekeerde" Ut rechtenaar: „Ik kan het me levendig voorstellen. Het maakt misschien een wat cu rieuze indruk, die druk ve gende figuren die achter een steen (zo wordt het minimaal 700 gulden per stel kostende curlingattribuut in vakkrin gen genoemd, red.) aanren nen. Maar de grote aantrek kingskracht die van curling uitgaat is dat subtiele werk met die zware steen, die zo'n achttien kilo weegt". Kniebeschermer Op de baan zijn inmiddels de meest uiteenlopende lieden doende hun favoriete aktivi- teit te ontplooien. Onder hen is ook de Zwitserse dame, gekleed in een fraaie witte trui, rond wier knieschijf een rubber beschermer is beves tigd welke stratenmakers ook wel, maar dan in een forser uitvoering, plegen te gebruiken. De bedoeling is hetzelfde. Als de dame de steen bij het handvat pakt, vervolgens enige passen voorwaarts doet om het attribuut in de richting van een aan de an dere kant van de baan gepro jecteerde cirkel te schuiven zet zij zich frivool op een knie op het ijs, terwijl zij met de andere voet afremt. On middellijk duidelijk wordt dat curling, waarbij het de bedoeling is met een uit vier spelers bestaand team de ei gen steen in een zo gunstig mogelijke slotpositie te bren gen om daarmee meer pun ten te scoren dan de tegen stander, voornamelijk wordt beoefend door wat oudere deelnemers. „Dat is nog ons probleem", zegt dokter En gelhard, die een kleine twin tig jaar geleden tijdens een wintersportvakantie in Zwit serland kennismaakte met curling en vijf jaar geleden een club stichtte in Utrecht. „We moeten de jeugd enthou siast zien te maken. We zijn er in onze club al in geslaagd een juniorenteam op poten te zetten, want het is tenslotte zo dat jeugd andere jongelui aantrekt". Moederclub Curling dat in zijn aller vroegste oorsprong uitons eigen Friesland schijnt te komen, is tot competitiebe zigheid ontwikkeld in Schot land. Daar is ook, wat men in curlingkringen noemt, de moederclub „Royal Caledo- nean" gevestigd. De steen, waarmee inmiddels in ons land reeds door zo'n 250 „cnrlers" wordt gespeeld is van een uit de Schotse hooglanden afkomstig, maar inmiddels al uitermate schaars soort, graniet, dat de eigenschap heeft niet te splinteren en geen vocht op te nemen. Curling wordt ge speeld als volgt: twee teams van elk vier man treden te gen elkaar in het ijsperk, waarbij ernaar moet worden gestreefd de steen zo dicht mogelijk bij het middelpunt van een blauwe cirkel met een doorsnede van ruim een meter te krijgen. „De cirkel wordt het „huis" genoemd", aldus Engelhard. „Als een speler zijn steen in een riante positie heeft gemanoeu vreerd kan zijn opponent, al of niet met gebruik van een effectworp trachten het pro jectiel er weer van te verwij deren door 'm weg te stoten om zodoende zijn eigen steen een goede plaats te geven. Het op instructies van de captain, die „skip" wordt ge noemd, door twee ploeggeno ten uitgevoerde bezemen heeft tot doel warmte te ont wikkelen in de baan van de - steen, waardoor hij beter glijdt Een wedstrijd bestaat uit negen „ends" en kan niet langer dan maximaal twee tot mijn dood Hans Engelhard mag een zeer fervent liefhebber wor den genoemd van curling. Zijn uitlating „ik zal er tot mijn dood voor vechten om de sport populairder te ma ken" staat daar borg voor. Hij mag, hoewel hij dat niet met zo veel woorden toe geeft, zich rekenen tot de meest geroutineerde curlers De laatste jaren heeft hij tal rijke buitenlandse toernooien gespeeld en hij heeft hier en daar zoals hij het bescheiden uitdrukt, „wel een paar twee de plaatsjes veroverd, alsme de ooit eens een eerste". Tij dens zijn laatste escapades naar Scandinavië en Schot land, waar alleen al zo'n zes duizend vrouwen curling beoefenen, heeft hij contac ten gelegd voor deelneming aan het toernooi in Utrecht, waar niet minder dan zeven nationaliteiten waren verte genwoordigd. Daaronder was de sinds enige weken als wereldkampioen opererende Zwitserse ploeg, die de jaren lange hegemonie van de Ver enigde Staten en Canada doorbrak. In die beide laat ste landen is curling al waan zinnig populair getuige het aantal beoefenaars: in Cana da maar liefst 800.000. „Het wordt daar op school ge daan", zegt Engelhard. „Men beschouwt het zelfs als een gebrek aan de opvoeding als je nooit aan curling hebt ge- In ons land is het nog lang niet zo ver. De Nederlandse curlingbond groeit weliswaar niet spectaculair, maar dat weerhoudt initiatiefnemer Engelhard en zijn secondan ten er niet van door te gaan met pogingen curling beken der te maken. „Dat is onze voornaamste taak", zegt Engehard. „Als de mensen maar weten waar het om gaat zal onze sport zich uitbreiden. Maar zelfs als je je hebt laten voorlichten over het hoe en waarom van curling blijft het een nogal op de lachspie ren werkend schouwspel als Canadese deelnemers met hun typische bezems knallen de geluiden laten horen wan neer zij het ijspad voor de •voortglijdende steen geselen. De gespannen gezichten van de spelers tonen dat er voor hen helemaal niets te lachten valt. Want curling is voor curlers bloedserieus. FRANK WERKMAN De deelnemer links heeft zijn steen juist „gelegd". Zijn teamgenoot rechts begeeft zich al op pad om met zijn bezem de baan te vegen om daarmee het projectiel beter te laten glijden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 20