„Met scholieren durf ik alles te spelen" REGISSEUR PETER LINTELO: Leerlingen Agnes spelen Keltische mythe VIJFDE EN LAATSTE VOORSTELLING VAN „POEZIE HARDOP" GEWIJD AAN NIJHOF PASSIESPEL ALMA MATERKOOR ARJEN BLANKEN IN KOFFIECONCERT Waar naar toe? (Van onze künstredaktie) LeidenPeter Lintelo (34) is als Neerlandicus, Dramaturg en regisseur verbonden aan het Agnes. Sinds een aantal jaren leidt hij daar de schooltoneelproducties en geeft hij lessen dramati sche expressie en creatief spel. Na zijn studie Nederlands, studeerde hij twéé jaar algemene literatuurwetenschappen. Vier jaar geleden begon hij aan een studie Dramaturgie aan het door prof. Hunningher opgerichte Instituut voor Dramatische Kunst in Amsterdam. Zijn onlangs voltooide doctoraal-scriptie behan delt het schooltoneel en is gebaseerd op zijn tienjarige ervaring als docent en regisseur op middelbare scholen en op de Theater school in Amsterdam. -Wat onderscheidt schoolto neel van gewoon amateurto neel en van beroepstoneel? „Het schooltoneel eindigt ei genlijk, waar het beroepsto neel begint. Als leerlingen bij mij weg gaan, hebben ze het stadium bereikt waarin ze een keuze voor een beroepsoplei ding in die richting kunnen motiveren. Je kunt het verge lijken met een leerling, die een aantal jaren tekenles heeft ge had en daarna kiest voor een kunstacademie." „Ik geloof dat je je als school- toneelbegéleider eerst moet af vragen wat je positie is. Wat wil je en wat kun je. Je kunt zeggen ik wil met mijn toneel vormen, sociaal, politiek of de persoonlijkheid. Ik geloof dat je dan beter dramatische ex pressie kunt gaan doen. Het doel van toneel is het maken van een voorstelling, waar naast ik dan zelf als belang rijkste nevendoel het opvoe den tot dramatisch denken zie". „Wat is dat? In het literatuuronderwijs wordt een toneelstuk bekeken op zijn taal en niet zozeer op zijn dramatische mogelijkhe den. Toneel is geschreven om gespeeld te worden. Je moet het in een ruimte zien. De interpretaties die mogelijk zijn, ontdek je pas als je naar voorstellingen gaat kijken. Dat de geest van Hamiets vader in „Hamlet" van Shaekspeare de hele voorstelling beheerst, wordt pas duidelijk als je gaat kijken en niet direct als je het spel alleen maar leest. Als je er vanuit gaat dat de werke lijkheid op toneel een andere is, dan de werkelijke realiteit, dan moet er iets gebeuren voordat een leerling die toneel werkelijkheid kan grijpen en bevatten. Het zien van de dra matische werkelijkheid, achter de tekst, komt nauwelijks aan de orde in het literatuuronder- -Om die reden, het aanvullen van het onderwijs, zou school toneel gerechtvaardigd zijn. Er zijn meer redenen, neem ik aan? „Dat aanvullen is belangrijk. De huidige mammoetwet maakt het mogelijk dat er een vakkenkeuze' ontstaat, waarin een leerling nauwelijks met bepaalde literatuur, laat staan met toneelliteratuur, wordt ge confronteerd. Bovendien wijs je mensen, die veelal niet naar beroepstoneel gaan, toch op het bestaan van toneel. Je brengt ze er mee in contact Naar schooltoneel komen ze weer wel, omdat Jan, Piet of Klaas, die bij hen in de klas zit, meedoet en dat willen ze dan wel zien. Een andere waarde is dat het vak-intregre- rend werkt. Je kunt leerlingen tijdens muzieklessen laten werken aan de muzikale bege leiding van het stuk. Tijdens handvaardigheid kostuums en decors laten maken". -Ondanks al deze waarden die het schooltoneel kan hebben blijft het een luxe. „Inderdaad. Het schoolleven wordt bepaald door maat schappelijke factoren en de maatschappij wordt weer be paald door economische mo tieven. Aan emotionele vor ming van een scholier wordt bedroevend weinig aandacht besteed. Daar schijn je later niets aan te hebben. Ik geloof overigens dat ik hier op het Agnes nog niet eens zo mag klagen. Er is in vergelijking met andere scholen toch wel een unieke situatie. Er kan vrij veel, maar toch nog te weinig". -Er is het een en ander veran derd op dit gebied. Het spelen van „klassieken", die leerlin gen dan meteen op de boeken lijst kunnen zetten is niet lan ger een noodzaak? „Nee, in de tijd dat ik zelf op de middelbare school zat, speelde je Molière, maar ook wel Christopher Fry. Ik heb hier nog wel klassieken ge daan. Een jaar of vijf geleden Shakespeare's „Driekoningen avond" en „Gasten op het kas teel, van Anouilh". -Volgens de bekende toneel conventies gespeeld? „Eerst wel, later niet. Het pro bleem is, dat iedereen met een imitatie van het beroepstoneel begint en pas later merkt, dat je een eigen richting moet be palen. Die richting heb ik zo juist al omschreven. Een paar jaar geleden merkte ik dat ook toen ik een regie deed met werkende volwassenen. Het is ook logisch, want die mensen hebben een visie op toneel ge baseerd op wat ze gezien heb ben dat is vaak beroepsto neel of imitaties door amateur- toneelgroepen. Ik vind dat jammer, niet terecht en zeer onjuist". -Om terug te komen op een van de vorige vragen. Je stelt dus aan een schooltoneelac- teur andere eisen dan aan een beroepsacteur. Vertel daar eens wat over. „Je kunt bij schooltoneel niet uitgaan van de talenten, erva ringen en technieken waar over beroepsacteurs beschik ken. De laatste tijd schrijf ik zelf de stukken. Je improvi seert eerst met ze, leert ze dan een beetje kennen en ziet ver volgens wat de mogelijkphe- den zijn. Dan ga je schrijven en probeer je de ruimte tussen de ik-figuur van de speler en het uit te beelden karakter zo klein mogelijk te houden, om de identificatie te vergemakke lijken. Iemand die in een stuk van een ander geen rol kan krijgen om dat hij te weinig kan, kan in mijn stuk toch wat doen. Ik schrijf het speciaal voor hem. Verder zul je je bij gebrek aan technieken ook wel moeten bedienen van ef fecten". Peter Lintelo: „Leerlingen opvoeden tot dramatisch denken". -Dat vind je geen bezwaar? „Nee, ik schuw het effect ze ker niet. Ik geloof dat het een wezenlijk theatraal middel is, dat ook door beroepsacteurs frequent wordt gebruikt. De mogelijkheden van een acteur kunnen op een bepaald mo ment te kort schieten om iets bij het publiek over te laten komen. Een effect kan helpen dat contact met het publiek toch tot stand te brengen". -Ben je beperkt in je repertoi rekeuze als je voor school re gisseert? Kan je alles spelen? „Ik durf eigenlijk alles te spe len, alleen moet je er vanuit gaan dat je een thematiek kiest die voor scholieren inte ressant is. Romeo en Julia zal ze meer aanspreken dan bij-' voorbeeld Koning Lear, waar de problematiek van het ouder worden centraal staat. Verder ben je meer beperkt in je regie dan in je reportoire-keuze. Je moet uitgaan van wat moge lijk en niet van wat onmoge lijk is. Als ik schrijf en regis seer vind ik dat de meest idea le omstandigheid om schoolto neel met een eigen gezicht te TON VAN BRUSSEL Een scène uit het toneelspel „De daden van Cuchu-lain van Muirthemne" LEIDEN In de aula van scholenge meenschap St. Agnes heeft vanavond de première plaats van het toneelspel „De daden van Cuchulain van Muirt hemne", geschreven en geregisseerd door Peter Lintelo. Alle rollen worden gespeeld door leerlingen van de school. De oorsprong van het spel ligt in de, vermoedelijk uit de vijfde eeuw daterende, Ulster-of Cuchulaincyclus uit de Keltische mytologie. We weten erg weinig van de Kelten. Archeologi sche vondsten hebben uitgewezen dat dit volk, oorspronkelijk behorend tot een Indogermaan se familie en wonend in Zuid-Duitsland, zich een paar eeuwen voor Christus verbreidde over Oost-Europa (tot de Donauvlakte) en later ook naar het Westen trok, naar Frankrijk en België. Later kwamen zij onder de heerschappij van de Romeinen met uitzondering van de Kelten in Ierland en in sommige gedeelten van Enge land. De eerste geschriften dateren uit de vijfde De Ulstercyclus is voor een aanzienlijk gedeelte terug te vinden in „Cuchulain", het werk van de Engelse letterkundige Lady Augusta Grego ry (18521932), dat onlangs in een uitstekende vertaling ook in Nederland werd uitgegeven. Samen met een tweetal korte verhalen van de dichter/schrijver Adriaan Roland Holst („De dood van Cuchulain van Muirthemne" en „Deirdre en de zonen van Usnach") vormt dit boek het enige voor de doorsnee Nederlander toegankelijke materiaal, dat hier te krijgen is. De figuren van de Cuchulaincyclus hebben nooit werkelijk bestaan, aldus een historisch onderzoek, maar behoren tot een bovennatuur lijke sfeer waarin allerlei wonderbare krachten, nauw verweven met de Keltische religie (ook een terrein waar we erg weinig van weten, omdat de Romanisering optrad voor de eerste geschreven teksten in omloop kwamen. Cuchulain nu, is een halfgod, die in zijn jeugd de opdracht krijgt de wapenen op te nemen en oorlog te voeren. Hij geeft gehoor aan de oproep en doodt aanvankelijk zonder schroom of enige bedenking, daarbij de kans lopend zelf omgebracht te worden. Pleister op die wonde is echter de gedachte dat hij na zijn dood als held geroemd en bekend zal blijven. Normale contacten zijn voor hem niet mogelijk, totdat zijn menselijkheid de kans krijgt te domineren (hij is tenslotte maar half-god). De tegen hem gekoesterde haat, doet hem tenslotte toch ster- In het spel wordt Cuchulain min of meer gebruikt door koning Conchobar, zijn eigenlij ke opdrachtgever, die zijn daden probeert te beredeneren en ze in een bepaald daglicht tracht te plaatsen. Behalve het hoofdthema (solidariteit met de dood, om geschiedenis te maken) zijn neventhema's als liefde, macht, poëzie, profetie en oorlog van niet te onder schatten waarde. Door deze problematiek te plaatsen In de Kelti sche tijd werkt de schrijver/regisseur eigenlijk op twee fronten. Hij biedt het scholierenpubllek een in onze tijd zonder meer relevante en interessante thematiek en daarnaast organi seert hij een kennismaking tussen publick en de Kelten. Want hoe interessant dit volk ook mag zijn, in het informatiepakket dot leerlingen van het middelbaar onderwijs voorgeschoteld krijgen, is de levenswijze en de literatuur van dit volk niet opgenomen. Van onze künstredaktie Leiden „Een man kwam de hoek om" is de titel van de vijfde en tevens laatste voorstelling in de serie Poëzie Hardop, die volgende week woensdag om kwart over acht in het Lak-theater begint Het programma is geheel gewijd aan de dichter Martinus Nijhof en is samengesteld en geregiseerd door Huub Oosterhuis. De voordracht wordt verzorgd door de vaste medewerkers van Poëzie Hardop, met medewerking van de acteur Henk van Ulsen. Martinus Nijhof (18951953) gaf in 1916 zijn eerste bundel uit, „De wandelaar". Hij betitelde zichzelf als een dichter uit de tijd van Charles Baudelaire, de Franse voorloper en grondlegger van het symbolisme. Het symbolisme, in Fran krijk vertegenwoordigt door dichters als Rimboud, Verlaine en Mallarmé, drong ook, zij het in veel mindere mate, in Nederland door in de zgn. Generatie van 1910, ook wel Neo-Romantiek genoemd. Belangrijke vertegenwoordiger hier, is Adriaan Roland Holst. Nijhofs wens om met deze stroming in verband te worden gebracht, wordt door velen niet als relevant ervaren. De dichter zou over een te grote werkelijksdrang beschikken, hetgeen niet als kenmerk voor de Neo-Romantiek kan gelden. Hier staat echter tegenover dat Nijhof naast de door hem als chaotisch ervaren werkelijkheid, sterk behoefte heeft aan een tweede, maar harmonieuze werkelijkheid. Dan voert hij religieuze en mystische elementen zijn werk binnen. Zijn levensangst, centraal thema in het eerste gedeelte van zijn werk wordt hierdoor in een later stadium meer naar de achtergrond gedrongen. Behalve zijn lyrische poëzie, schreef Nijhof een groot aantal, heldere en kritische essays. T. v. B. Leiden Sinds een kleine vij fentwintig jaar heeft het Al- ma-Materkoor-Leiden het pas siespel „De Veertien Stonden" weer in studie genomen, mor genmiddag heeft de wederop voering ervan plaats in de Hartbrugkerk; aanvang 15.00 Deze unieke kompositie werd in 1942 op teksten van Guido Gezelle speciaal voor het Alma Materkoor geschreven door Hendrik Andriessen. Nadat het sindsdien jarenlang op het programma gestaan heeft, werd het, om sleur te voorko men, opgeborgen en nu is het dan eindelijk weer uit de kast gehaald. Zoals bij alle passiemuziek, wordt het Lijden van Christus behandeld. In zoverre is het niets bijzonders. Echter de manier waarop dit gebeurt maakt dit passiespel enig in zijn soort. Het is gebaseerd op de veertien staties van de „kruisweg" zoals die in de meeste Rooms-Katholieke ker ken op de wanden zijn afge beeld. Bij iedere statie (stonde) zingt het koor (zonder solisten) een Latijnse tekst en een tus senspel van het orkest scheidt de verschillende staties van el kaar. Vooraf gaat een voorspel waarin „De Begroeting van de Engel Gabriel", „de Geboor te", en enkele episoden uit het leven van Christus behandeld worden. Componist Hendrik Andries sen (1892) kreeg vooral be kendheid door zijn orgelwer ken en kerkmuziek, in welke laatste hij een geheel eigen stijl ontwikkelde. De beroem de Vlaamse priester-dichter Guido Gezelle behoeft, dacht ik, geen nadere toelichting. Medewerking verlenen verder Wim Quint, die de gesproken tekst voor zijn rekening neemt, en leden van het Ge westelijk Orkest voor Zuid- Holland. De algehele leiding is in handen van Wim van der Vange, die pas sinds kort bij het Alma Materkoor dirigent is. Dit originele passiespel lijkt me een bezoek aan de Hart brugkerk aanstaande zondag beslist de moeite waard. KB. Leiden K. O. organiseert morgen weer een koffieconcert in de foyer van de Stadsgehoorzaal. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de sopraan Thea- Ekker-van der Pas en pianist Rudolf Jansen zouden concerteren, maar omdat deze zangeres op doktersadvies voorlopig niet meer zingt, is in haar plaats de tenor Arjen Blanken uitgenodigd. Op het programma staat het vermaarde „Die Winterreise" van de jong gestorven Franz Schubert (1797-1828). Deze liede rencyclus, die hij een jaar voor zijn dood componeerde op gedichten van Wilhelm Muller, is van een aangrijpend somber karakter. Dit wordt vaak in verband gebracht met zijn plotselinge dood, nau welijks een jaar later. Van de 24 liederen staan er slechts 7 in een majeur-too- naard, die waarin de afgewezen minnaar 'de stad waar zijn geliefde woont verlaten heeft en tracht zijn diepe zwaarmoedige stemming van zich af te schudden. Maar gaandeweg maakt deze opleving weer plaats voor een nog dieper pessimis me, dat uitmondt in het ontroerende lied: „Der Leierman". In het: sein kleiner Teller bleibt ihm immer leer .und seine Leier steht ihm nimmer stillmoet Schubert, die we tóch als een miskend genie moeten beschouwen, zichzelf her kend hebben. Prachtige muziek op fraaie teksten, zeer de moeite, waard en ik wil dit concert dan ook van harte in uw aandacht aanbe velen. Iedereen kan morgenochtend weer vanaf 11 uur terecht voor een gratis kop koffie in Stadsgehoorzaal, waarna hef conci m 12.30 uur zal aanvangen. K.B ZATERDAG 8 MAART leidenImperium: 20/30 u werk van Jan Wolkers. - Imperium in „Sleutelen" n ZONDAG 9 MAART LeidenStadsgehoorzaal-foyer: 11.00 uurArjan Blanken en Rudolf Jansen in een koffieconcert. LeidenHartebrugkcrk: 15.00 uur Alma Materkoor in Passiespel. Rob van Reyn in „Exegese". WOENSDAG 12 MAART Leidcn-Lak-theater: 20.15 uur Vijfde en laatste avond in de serie Poëzie Hardop, gewijd aan Martinus Nijhof. DONDERDAG 13 MAART Alphen-Oudhoornse kerk: Emmy Verheij en Carlos Moerdijk VRIJDAG 14 MAART Oegstgeest-Rijnlands Lyceum: 20.15 uur Ramses Shaffy en Liesbeth List, (uitverkocht). Leiden-Imperium: 20.30 uur Imperium in „Sleutelen" naar werk van Jan Wolkers. Leiden-Augustinus: 22.00 uur Hot House. Kunst op zicht, deze week met medewerking van: Kees Buurman: muziek. Ton van Brussel: theater.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 5