Op Bali
fietst
„heilige"
op
westers
vehikel
Heeresma laat
vader vertellen
Twee romans uit
Latijns Amerika
De fietsende kunstenaar op het tempelfries (1904)
Etno-graficus
W. O. J. Nieuwenkamp
in Indonesisch
Museum te Delft
Op een van de muren van de Medoeweka-
rang-tempel in Koeboetambahan, aan de
noordkust van Bali, is een merkwaardig
relief te vinden. Het is de figuur van een
dewa (een hemelbewoner) die echter
niet in verheven contemplatie afgebeeld
is maar.... op de fiets. Menig bezoeker zal
zich afgevraagd hebben wat de beeldhou
wer van dit relief bezielde en waarschijn
lijk weet de plaatselijke bevolking, op
enkelen na, ook niet meer hoe deze heilige
op zo n westers vehikel over de aarde
snelt. Een tentoonstelling in het verre
Delft, in Holland, geeft de oplossing. De
dewa was niemand anders dan een Hol
landse schilder, W. O. J. Nieuwenkamp die
leefde van 1874 tot 1950 en die nu de
„etno-graficus" van Bali wordt genoemd.
Toen de man voor het eerst het wonder
schone eiland Bali bezocht, had hij een
fiets meegenomen omdat er geen vervoer
middelen waren, maar hij kwam niet erg
ver met zijn velocipède want er waren
nagenoeg geen wegen. Dat was in 1904.
Bali was toen nog bijna geheel onafhanke
lijk en bestond uit vijf rijkjes door'vorsten
bestuurd. Slechts Boelènglèng met de
hoofdplaats Singaradja en Djembrana
stonden onder Nederlands bestuur, Ie-
mand die zich op déze manier voortbewoog
moest wel een bovenaards wezen zijn.
Maar wie was de blanke man uit het verre
Gollan en wat zocht hij op dit eiland?
Wijnand Otto Jan Nieuwenkamp, geboren
in Amsterdam op 27 juli 1874, was een
kunstenaar die op een of andere manier
de schoonheid van Bali vermoedde, 'n
grote reislust bezat en zijn artistieke aspi
raties combineerde met het avontuur. De
kalme rust van Amsterdammers en Haagse
scholers die buiten schetsten en in het
atelier schilderden, schijnt hem niet zo
goed gelegen te hebben. Hij zocht de ruim
te en wilde iets anders zien dan molentjes,
oude stadspoorten en witte zeilen in de
stille Hollandse vaarten. In 1894, toen hij
twintig was. voer hij al op een vrachtboot
langs de kusten van de Middellandse Zee.
Herhaaldelijk bezocht hij Engeland, Zwit
serland, Spanje, Italië, Marokko, Algerije,
Egypte, en in '98 stapt hij op de boot naar
Java waar hij veel tekeningen maakt in
Batavia, Buitenzorg, Djokja en Semarang.
Nieuwenkamp was een excellent tekenaar,
natuurlijk in de stijl van zijn tijd, dat is
duidelijk afbeeldend maar toch getranspo
neerd naar een romantische sfeer waarin
donker en licht hun verrassend spel spelen.
De klassieke opleiding, die men toen
onontbeerlijk achtte, heeft hij slechts ten
dele gevolgd aan de Rijksschool van
Kunstnijverheid in Amsterdam. Hij heeft
zichzelf ontwikkeld tot graficus en archi
tect. Vooral de grafiek trok hem sterk en
hij leerde zich alle technieken, een zelf
ontworpen etsmethode incluis. Terug uit
Indië gaat hij in Santpoort wonen, bij
Haarlem, waar hij een eigen atglier bouwt
en een jaar later trouwt. Het houten huis
voldeed niet, hij brak het af en bouwde
er een woonschuit van. Dat werd „De
Zwerver" waarmee hij de binnenwateren
van Holland, België en Duitsland bevoer.
Een typisch Hollandse kunstenaar uit de
eerste helft van onze eeuw: artistiek vrij
buiter én degelijk vakman: „Ik werk dage
lijks tot 4 uur, des zomers vanaf 6 of 7
uur, des winters vanaf 8 uur. Daarna 1
2 uur wandelen, des zomers roeien en
zwemmen. Zogenaamd uitgaan doe ik
nooit, ook lees ik geen kranten. Heb ik
aldus 2 of 3 maanden aaneen gearbeid dan
volgt meestal een periode van een week,
soms langer, dat het werk niet vlotten wil
en ik maar wat blijf lanterfanten" Dat is
zo ongeveer Nieuwenkamp de kunstenaar.
En nu de „etno-graficus" van Bali, Want
als zodanig staat hij in het middelpunt van
de tentoonstelling in het Indonesisch Eth-
nografisch Museum te Delft.
Nieuwenkamp heeft met zijn potloden en
etsnaalden beschrijvende volkenkunde van
het eerste soort verricht en tegelijk pio
nierswerk verzet. De tekeningen die hij op
zijn zwerftochten door het eiland maakte
waren vooreerst bedoeld als weerspiegelin
gen van wat hij daar ontdekte en mee
maakte, waardoor zij een natuurgetrouw
beeld geven van de kunst en de kuituur
van die tijd. Wat wist men er in Nederland
van? Uiterst weinig. En dóórom wilde deze
kunstenaar het laten zien: per prent maar
ook door het begeleidende woord. Hij ging
ook boeken maken, grote royale werken
die hij zelf uitgaf want de gewone uitgeve
rij voelde er niet veel voor. Zo verscheen
in 1910 het kapitale boek „Bali en Lom
bok", in 400 exemplaren, dat toen 50 gul
den kostte, voor die tijd 'n zeer hoog
bedrag. Maar dat was het ook wel waard.
In Delft ligt het te prijk.
Hij is drie maal op Bali geweest. Na het
eerste bezoek schrijft hij: „Rijk aan heerlij
ke indrukken en gelukkig in het bezit van
een aantal tekeningen, de eerste door een
blanke op Bali gemaakt, keerde ik huis
waarts, doch met het vaste voornemen
spoedig weer te keren". Wie nooit in ons
voormalig Insulinde geweest is, kan zich
via Nieuwenkamps werk toch een summie
re voorstelling van het eiland maken. En
dan denken we niet allereerst aan „stille
kracht", maar wel aan myst. kracht zoals
„In net gebergte", een kostelijke bruine ets
of die „Vrouwen op weg in het gebergte"
uit 1918. Elders heeft hij een waringin
getekend en schrijft er bij: „Hier zien wij
een waringin in zijn volle pracht. Zijn
machtige bladerkroon is zeker wel veertig
meter hoog, dat is zo hoog als de Beursto
ren te Amsterdam". Hoe lang zijn indruk
ken konden nawerken, bewijst .'t schilderij
„Het Hanengevecht" dat hij in 1922 te
Rome schilderde naar een schets uit 1917.
Hij tekende de tempels, de dorpen en hun
bewoners, rijstschuren en ruïnes en bergen
met de hoge hemelkoepel waarin de statige
wolken drijven, boten op het strand. Maar
hij ontdekt ook een groot rotsrelief dat 33
meter lang is en scènes uit het dagelijkse
leven vertoont en halverwege met aarde
overdekt is. Als eerste Europeaan dringt
hij door tot in het inwendige van de oli
fantsgrot van Bedahoeloe en maakt er een
plattegrond van. In Pèdjèng ontdekt hij
een heilige trom die hij opmeet en tekent,
hij verzamelt kunstvoorwerpen die men nu
mede op deze tentoonstelling bewonderen
kan.
Over zijn stijl hebben we al iets gezegd;
zij was realistisch-romantisch en scheen bij
uitstek geschikt voor het doel: Land en
volk te laten zien en aanvoelen.
Zoals gewoonlijk is de collectie in dit
Indonesisch museum door mevrouw Rita
Wassing-Visser en haar medewerkers met
de grootste zorg en smaak samengesteld.
De woordspelling „etno-graficus" heeft zij
voor Nieuwenkamp gelanceerd.
Tot mei kan men zijn werk daar gaan
bekijken.
J.V.
Vrouwen op weg in de bergen. Ets uit 1918
i Gezicht op Kintamani. Gewassen tekening (1918)
De nieuwste uitgave van Heere Heeresma, bij de Erven Thomas Rap
te Amsterdam, is voorzien van het stempel of het keur van het
Simplisties Verbond, zoals men weet de mattenklopper die er nu
en dan danig wordt gebruikt. Heere Heeresma heeft zijn werk Vader
Vertelt genoemd, maar die titel slaat vooral, zij het niet uitsluitend,
op de eerste 62 bladzijden.
Dit begin, deze terugblik op een jong leven tot aan het tijdstip van
de meerderjarigheid wordt aangevuld met de documentatie van de
geschiedenis, de „bewijsjes", een uitvoerige bibliografie van het hele
oeuvre van Heere Heeresma en verder werk van hem als columnist
„pittige artikelen, bijdragen, reis- en routebeschrijvingen, ingezonden
mededelingen en brieven". Zo is het nog een heel boek geworden,
met veel informatie, maar het voornaamste blijft de terugblik, de
geschiedenis van de twaalf ambachten, dertien ongelukken.
Het wordt zo voorgesteld dat de terugblikker aan zijn eigen kinderen
vertelt. Ze zullen die vertelling soms wat onbegrijpelijk, meestal
hartverheugend onbewimpeld, en haast voortdurend komisch hebben
gevonden. De kunst er van zal hun waarschijnlijk zijn ontgaan. Maar
is de hoogste kunst niet de kunst die men de kunst niet meer aanziet?
Evenals de humor, die tot de gulle, althans onweerhoudbare, lach
voert. Heere Heeresma toont zich in dat eerste gedeelte een groot
humorist. Maar, zou men kunnen denken, is het waarschijnlijk dat
een vader een zo detailrijk, niets verzwijgend of verdoezelend levens-
verslag aan zijn eigen kind zou mededelen? Het kan hem, het hoofd
van het gezin, van de troon stoten. Hij lijkt maar weinig op de held,
zou men kunnen zeggen, die kinderen graag in hun vader zien. Maar
is dat wel zo? Is hij door zijn ontwapenende oprechtheid toch niet
de held onmisbaar voor het kinderhart, zelfs ondanks de vaders
afgebeeld op de voor- en achterkant van het omslag.
Het is ongetwijfeld een moeilijke jeugd. Even voor zijn meerderjarig
heid kwam de terugblikker, na veel vruchteloos zoeken naar een
passend beroep, zelfs in een ronduit afgrijselijke staatsinrichting.
„Zo kreeg ik veel leed te zien", zegt hij," en, naar ik hoopte, nog
neer te dragen maar, waarschijnlijk omdat ik vroeger nogal eens
r et een stok in de rug moest eten waarvoor dan de zeiizwabber werd
gebruikt zodat althans tijdens die maaltijden verder niemand aan mijn
kant van de tafel kon zitten, bleef ik kaarsrecht en ongebroken en
mijn vertrouwen op een goede toekomst overeind."
Verslagen van een moeilijke jeugd zijn in de huidige Nederlandse
literatuur bepaald niet zeldzaam; ze zijn vrijwel altijd zeer zwaar op
de hand. Er is wel degelijk leed in Vader Vertelt men vergisse zich
niet - maar het wordt steeds medegedeeld op lichte toon en die toon
is op het ogenblik in boeken en andere communicatiemiddelen tever
geefs zeer gezocht. Maar Heere Heeresma is niet alleen iemand die
bij leed niet direct het hoofd in de schoot legt. Integendeel hij is,
op zijn manier, door het tonen van de onmiskenbare feiten, ook een
moralist, zoals magister Sirvirsky in het tweede deel van zijn werk
Het Beeld der Nederlandse Literatuur, terecht deed uitkomen. Hij
houdt van de opvoedkundige mattenklopper, zoals vooral ook in het
laatste deel van het boek, vooral over de Bijlmermeer handelend,
duidelijk blijkt. Dat werk als columnist liegt er niet om. Heeresma
houdt bepaald niet van halve maatregelen. Het kwaad dient bard
aangepakt.
JOS PANHUUSEN
In 1945 publiceerde de argentijnse auteur
Adolfo Bioy Casares zijn roman Plan de
Evasion. Deze roman verscheen onlangs In
een goede vertaling van Jean A. Schalrkamp
bij Meulenhoff te Amsterdam onder de titel
De ontsnapping van Duivelseiland. Die hol-
landse titel lijkt ons niet zinvol grnoeg, al
speelt een deel van het verhaal zich op het
befaamde eiland af en al tracht de hoofdper
soon Enrique Nevers zo spoedig mogelijk van
zijn onderzoek af te komen om uit Zuid
Amerika te vertrekken en in Frankrijk zijn
geliefde Irene te trouwen.
Zoals men weet is Bioy Casares de man die
de methodes van dc detective en science
fiction roman toepast om zo te pogen aan de
gewone werkelijkheid te ontsnappen. Door de
mengeling van het triviale en het verrassende
poogt hij de lezer tot het besef te brengen
dat feiten en niets dan de feiten de waarheid
niet vormen.
Kunstmatige vrijheid
Als Enrique Nevers dit tenslotte ontdekt, is
hij reeds ten dode opgeschreven. Wat de
gouverneur van het Duivelseiland beoogt is
zijn gevangenen te laten ontsnappen In een
kunstmatige vrijheid. Hij doet dat door een
operatie aan de gezichtszenuwen van de ge
vangene en doof bepaalde kleuren op de
wanden van de "cellen aan te brengen. De
ontsnappingspoging is dus „feitelijk" een
schijnontsnapping, niet zozeer uit Duivelsei
land, waar de gevangenen uiteraard blijven,
maar uit de dagelijkse wereld in een andere,
vanuit andere waarnemingsmogelijkheden.
Daarom is Plan de Evasion of Ontspannings-
plan, meer dan en parodie op de detective
thriller of de Pseudo-wetenschappelijke fanta
sie, een „metafysische" roman, geschreven
door een zeer erudiet auteur, die zijn eruditie
gebruikt om de spanning te verhogen en die
dat bovendien nog doet door het verhaal zeer
geraffineerd te laten vertellen door de oom
van Enrique Nevers, Antoine Brissac. Die laat
daarbij, citerend, zijn neef steeds weer aan
het woord, wat de dubbelzinnigheid nog ver
hoogt. Plan de Evasion werd zo een typisch
voorbeeld van het spirituele spel, waarin de
moderne argentijnse literatuur zo vaak uit
blinkt.
De columbiaan Gabriel Garcia Marquez, de
man van Honderd Jaar Eerzaamheid, tracht
ook meer dan de feiten te geven en door te
dringen tot dc waarheid, zover dat mogelijk
is, Hij deed dat al in zijn eerste boekje La
Hojarasca, uit 1965, in Afval en Dorre Blade
ren, zoals het in de knappe vertaling van G.
A. G. van den Broek heet. Hij doet dit door
van de gebeurtenissen in het Macondo Mar-
condo een mythe te maken. Hij vergroot en
verscherpt het gebeuren frn de personen die
er in optreden. Gewone mensen worden er
betekenisvoller en meer dan gewoon.
Een tragedie
In afval en Dorre Bladeren, dat in de gebon
den Biblio-reeks van Meulenhoff verscheen,
wordt de eenling, de zelfmoordenaar, door
verschillende personen benaderd, dc verhaal-
zegger of-zegster wisselt telkens Men dringt
door tot de diepte van menselijke eenzaam
heid en ellende, maar tevens wordt ook dc
in Honderd Jaar Eenzaamheid, komt er in zijn
ontreddering napr voren, nadat de bananen-
maatschappij, die het tijdelijk deed opleven,
vertrokken is. De dorpelingen hebben destijds
besloten dat het de begrafenis van dc arts,
die eens dienstverlening weigerde, /ai Vtrhll)
deren. Maar diens beschermer, de kolonel, zet
die begrafenis door. Door de bezwerende
macht van Garcia Marquez'taal wordt dit
dorpse avontuur tot een felle, doordringende
tragedie JOS PANHUUSEN