BLANK LAND? Alle kritiek is machteloos... „Dit is een blank land", zei de studente, „en we zullen het ook nooit opgeven". Ik had het langzamerhand kunnen weten, maar ik wilde mijn oren nog altijd niet geloven: niemand had het me ook nog zo keihard gezegd en van jonge mensen verwacht je eigenlijk wat anders, ook in Zuid-Afrika. Ze was me in opdracht van de minister van Inlichting van het Jan Smuts-vliegveld in Jo hannesburg komen ophalen voor een tweede, laatste bezoek aan Pretoria aan het einde van een rondreis van drie weken op uitnodiging van diezelfde minister. Ik had vrijuit kunnen praten met voor- en tegenstanders van het regeringsbe leid van John Vorsters Nationale Partij, met witte en bruine en zwarte mensen. Op de voor bank had ze een uiterst toepasselijk studieboek liggen over de filosofie van de geschiedenis. Ze had haar baccalaureaat in de filosofie, de ziel kunde en Engels. Een ontwikkeld meisje, zij het, dat ze van de wereld alleen maar Zuid-Afrika had gezien. Desondanks: een blank land? „Hoe kun je het zeggen", zei ik. Want voor mij is Zuid-Afrika (dertig keer Nederland, zo groot als West-Duitsland, Frankrijk, Italië en Portugal samen) nog altijd een land waar volgens de laatste cijfers 24.9 miljoen mensen leven en niet de 4.1 miljoen blanken alléén. Kon zij zomaar de 17,7 miljoen Bantoes, de 2,3 miljoen kleurlin gen en de 709.600 Aziaten - in hoofdzaak Indiërs - van tafel vegen en doen alsof zij niet beston den? Ze begon het me, nogal korzelig, nog eens uit te leggen. Zij bedoelde niet het hele land, maar die delen van Transvaal, de Oranje Vrijstaat, Natal en de Kaapprovincie die volgens haar al eeuwen blank waren, verkregen bezit dat, zoals zij het noemde, rechtmatig was verkregen door verdragen met toenmalige machthebbers, door aankoop of door inbezitneming van braakliggen de gronden. Weliswaar beslaan die delen ten minste 4/5 van het hele land, maar dat kon zij ook niet helpen: zó was het in de historie gegaan en bovendien zitten daar ook woestijnen bij en bergen, zei ze. De Bantoes hebben him eigen gebieden, de thuislanden en dat ook al eeuwen, ging ze voort Dlór horen ze thuis, dddr hebben ze al zelfbe stuur en geven we ze straks politieke onafhanke lijkheid. Dóór, en niet hier. Géén burgerrecht dus voor alle 24,9 miljoen inwoners van Zuid-Afrika in héél het land? „Nee", zei ze. Misschien toch later iets voor de kleurlingen, die geen thuisland hebben, maar sedert de dagen van Jan van Riebeeck ten dele wel sporen van blank bloed in de aderen. En misschien ook voor de Indiërs, van wie de eersten in 1860 als contractarbeiders voor de suikerplantages aan de oostkust door het Brits bestuur werden geïmporteerd die hier voor een deel tot redelijke welstand zijn gekomen en niet meer naar India terug willen, ondanks daartoe aangewende pogingen. Maar niet voor de zwarte Bantoe-vol ken: de Xhosa's. de Zoeloes, de So- tho's, de Venda's, de Swazi's en hoe ze verder1 heten. „Jawel", zei ik „maar van die Bantoes leven er zeker acht tot negen miljoen niet in hun thuislanden, maar in het gebied dat jullie wit QeidwOowuvnt noemen en willen houden". „Dat klopt", zei ze onverstoorbaar, „maar dat zijn gastarbeiders. En u maakt in Nederland toch ook zélf uit aan wie u burgerrecht wilt geven? Geeft u het aan de Turken en de Marokkanen, de Spanjaarden, de Joegoslaven?" „Dat hangt er van af", zei ik, „de mogelijkheid is er wel". Erg overtuigend kan ik het echter niet laten klinken. De situatie is ook nauwelijks vergelijkbaar. Bovendien rijden we Pretoria binnen en levert zij me af bij mijn hotel, waar een Sotho met een grijze hoed op en in een leverkleurige pandjesjas het portier opent en driftig met de vingers knipt. Een zwarte boy pakt mijn koffer, die bol staat van papieren. Ik stap uit en denk na over de filosofie van de geschiedenis. Een Nederlander moet maar vergeten, denk ik, dat hij enige beslissende invloed kan uitoefenen op wat er nu in Zuid-Afrika gebeurt, gebeuren moet of gebeuren zal. Ik bespeur wel gevoeligheid voor kritiek, maar dan in de vorm van irritatie over zoveel verondersteld onbegrip en vooringe nomenheid. Er zijn wel oude banden: Van Riebeeck, het onthaal van oom Paul Kruger door de jonge koningin Wilhelmina, de taal, de kerk. maar overdrijf dat niet: de republiek lijkt voorgoed op weg om zich van Europa af te keren en tot Afrika te wenden, het werelddeel waartoe men zich steeds nadrukkelijker poogt te beken nen. De politiek is vandaag: Afrikaan met de Afrikanen, zij het dan blank met de zwarten. Ik heb het vaak genoeg gehoord en het valt ook wel te begrijpen: gebrand merkt met het Kainsteken dat in het woord „apartheid" besloten ligt, heeft Zuid-Afrika sedert 1948 uit de gehele wereld zoveel kritiek ontmoet, dat het er stoïcijns onder geworden is. En al zegt iedereen ook bij voortduring dat het land het verkeerd doet en dat het anders moet: de regering in Pretoria doet wat zij denkt dat het beste is en gedaan moet worden. Zij doet dat op basis van een uiterst i Het land van de blanke boer? Het land van de zwarte meerderheid? comfortabele parlementaire meerder heid: Vorsters Nationale Partij heeft 123 zetels in de blanke Volksraad (die in Kaapstad pleegt te vergaderen, bij na 1500 kilometer zuidelijk van het Pretoriaanse regeringshoofdkwartier), waartegenover de Verenigde Partij van Sir De Villiers Graaf f maar 41 zetels kan stellen, terwijl er vorig jaar 7 zijn toegevallen aan de Progressieve Partij van Helen Suzman, die vanaf 1961 in haar eentje had gepoogd tegen de stroom op te roeien. Maar de zes zetels die zij nu won, gingen ten koste van de Verenigde, de oude partij van Smuts. De oppositie is in zichzelf ver deeld en de daverende partijruzies leveren voorpagina-nieuws. De zwakheid van de oppositie vind ik Onverstoorbaar kijkt Paul Kruger, Zuid-Afrika's grootste Boer, uit over de stad Pretoria. een van de mistroostigheden van de situatie. Je zou wit Zuid-Afrika willen toewensen dat het in staat blijkt tot een andere politiek dan de huidige, waarvan niemand kan hopen dat zij blijvend genade vindt bij de wereldo pinie, laat staan bij zwart Afrika. Maar het zijn als men het niet op geweld van buiten af wil laten aanko men de blanke Zuid-Afrikanen zélf, die tot zo'n andere politiek zouden moeten besluiten. Er zijn zeker men sen die dat willen, maar hoe bereiken ze ooit een parlementaire meerder heid? Boer en Brit Het meest verlammende is daarbij wellicht, dat er historisch een zo ge voelige scheiding loopt, dwars door de blanke bevolking heen: de oude tegen stelling van Boer en Brit, de Afri kaans-sprekende tegenover de Engels sprekende bevolking. Het is geen absolute tegenstelling, geen diepe kloof waarvan de breuklij nen precies zouden zijn aan te wijzen. Beide talen zijn officieel en worden over en weer zonder moeite gebruikt en door vele huwelijken zijn allerlei families van verschillende stam zon der morren in elkaar verweven. De gemeenschap van de witmensen komt bovendien van oorsprong bij lange na niet alleen uil het Nederland van Van Riebeeck of het Engeland van de kolo nisten, die ten getale van vijfduizend lin 1820 hun eerste grote intocht hiel den. Er is ook een flinke immigratie geweest van Fransen, die naast de wijnbouw ook een opgewekt gezinsleven meebrachten, dat nog in talloze namen voortbestaat, zoals daar zijn Du Toit, Du Plessis en Joubert, Bamard en De Villiers. Le Grange en Le Roux, soms verafrikaanst: Pignard werd Pienaar, Villon werd Viljoen. Het wemelt ook van Duitse komaf, en dat niet alleen in Zuid-West-Afrika. het omstreden Namibië, dat in 1884 als koloniaal protectoraat door de Duitsers werd ingepalmd. Op verzoek van Londen werd het in de eerste wereldoorlog door een Zuidarikaans leger onder leiding van Louis Botha bezet, tot groot ongenoegen van oude Boeren-generaals als Christiaan de Wet, Koos de la Rey en Christiaan Beyers. Zij zijn tegen Botha en Smuts in opstand gekomen in de rebellie van 1914, die Christiaan de Wet twee jaar gevangenisstraf kostte en De La Rey 't leven: hij werd „per ongeluk doodgeskiet". Generaal Beyers verdronk, toen hij met een koppel paarden over de Vaal-rivier trachtte te vluchten Maar zijn naam leeft voort: zijn voormalige veldprediker Naudé, vandaag de man van het Christelijk Instituut in Johannesburg en ere-doctor van de. Vrije Universiteit in Amsterdam,' anti-apart bij uitstek. Terug naar de Duitsers: in 1857-'59 kwam er bij Durban zelfs een heel legioen van aan wal. Van veel vroeger nog was de vestiging van Portugezen. Zoveel andere invloeden en vermen ging ten spijt, zijn echter het Britse kolonialisme en de Boerenoorlogen nooit vergeten. De Britten zijn de Boe ren al meer dan anderhalve eeuw een doorn in het vlees. Om onder het Britse bestuur uit te komen, beginnen de Voortrekkers van 1836 hun Grote Trek vanuit de Oost-Kaap naar het Noorden, mannen als Piet Relief, Pie- ter Uys, Hendrik Potgieter, Gerrit Ma- ritz. Een deel vestigt zich in Natal, maar wordt er niet met rust gelaten: hun kolonie wordt in 1843 door Enge land geannexeerd. Ze stichten daarna westwaarts hun republieken Trans vaal en Oranje Vrijstaat, die in 1852 en 1854 als onafhankelijk worden er kend. Maar dan wordt daar in 1867 de eerste diamant ontdekt en in 1870 het eerste goud. Engeland zit hen op de hielen: Transvaal wordt in 1877 tot Brits gebied uitgeroepen. Oorlog in 1880, herstel van de onafhankelijkheid in 1881, maar dan verschijnt Cecil Rhodes ten tonele en de bittere oorlog van 1899-1902 maakt voorgoed een einde aan de grote droom van Afri kaans-talige volstrekte zelfstandig heid. Het is daarna nooit meer helemaal geworden wat het had zullen zijn en de herinnering daaraan is actueel ge bleven, in kleine dingen en grote lij nen. Toen de diepste wonden geheeld schenen, is als teken van verzoening en praktische politieke oplossing op 31 mei 1910 de Unie van Zuid-Afrika gevormd, de vier provincies voortaan verenigd. Zij zouden nog een halve eeuw onder de Britse kroon blijven, als Dominion steeds zelfstandiger, tot dat na groeiende vervreemding bij referendum de band werd doorgesne den: op 31 mei 1961 werd Zuid-Afrika onder leiding van Hendrik Verwoerd (zelf een „jonge" Afrikaner: hij immi- greerde begin deze eeuw uit Ouder- kerk-aan-de-Amstel) een republiek. Maar het oude zeer schrijnt nog na. Oppositie Vrijwel het eerste wat ik hoor in Pretoria is. dat ik wel zal merken dat de Engelstalige pers krachtige opposi tie voert tegen de regeringspolitiek Ik mérk het. dag-in, dag-uit. De in Neder land vaak heersende mening, dat iede re kritiek in Zuid-Afrika onmiddellijk de mond wordt gesnoerd, blijkt een misvatting Ik constateer een vorm van persvrijheid, waarvan grote bla den als The Star en de Rand Daily Mail in Johannesburg, de Argus en Cape Times in Kaapstad gretig ge bruik maken. Ze blijken een onuitput telijke bron van informatie over wat er zich afspeelt in de praktijk van de apartheidspolitiek, en leveren daarop ongezouten commentaar. Die Burger, Die Transvaler, Die Va derland leveren het meer regeringsge zinde tegenspel, waarbij Die Burger tegenwoordig het dichtst naast Vor- ster staat. Hun oplagen en omvang zijn echter kleiner en het zijn concur renten bovendien. De werkelijke invloed van de opposi tiekranten lijkt echter wel omgekeerd evenredig aan hun oplagen: de Engels talige pers blijft met al haar kritiek de stem van een politieke minderheid onder de blanken, en dat weet ieder een. Hoewel eigenlijk de regering- Vorster, in harde cijfers gerekend, ook maar een minderheid van het blanke kiezercorps vertegenwoordigt, al thans voorzover zich dat heeft uitge sproken. Het blijft maar een minderheid van het blanke electoraat, dat zich ook metterdaad voor de regeringspolitiek is komen uitspreken. Het zijn de thuis blijvers die haar mogelijk maken. Ik ga er tenminste vanuit, dat zij stilzwij gend hun goedkeuring hebben gege ven, omdat opposanten wel zouden zijn komen stemmen. Ik weet niet wie die thuisblijvers zijn, maar het lijkt niet ongerechtvaardigd om te vermoeden dat zich daaronder heel wat blanke werknemers hebben bevonden, die enerzijds de politiek meer als een gezelschapsspel voor de hogere standen beschouwen, maar er anderzijds alle vrede mee hebben, dat het gaat zoals het gaat. Want wie bij de Zuidafrikaanse blanke vakbewe ging een „linkse" gezindheid ver wacht, is aan de verkeerde deur. Zij wenst op de arbeidsmarkt het voor recht van blank te zijn en de beste baantjes te hebben tegen het betere loon. niet prijs te geven aan de con currentie uit de massa niet-witten. Voor velen zal daarbij ongetwijfeld de herinnering meespelen aan de crisis tijd van de dertiger jaren, toen Zuid- Afrika ook een omvangrijk verschijn sel van arme witmensen kende. Die armoede is opgeheven, maar waar schijnlijk niet vergeten. En natuurlijk speelt in een vakbeweging van Engel se komaf ook de closed-shop-mentali- teit, waarover men ook in Engeland zelf telkens weer struikelt en die b.v. Nederlandse immigranten destijds in* Australië evenzeer hebben leren ken- Met dat al is er eigenlijk geen duide lijk politiek links in Zuid-Afrika. Links is alleen het verkeer, zoals in Engeland. Socialisme is er een ver dacht woord, en heel het denken meer ingesteld op behoud en groei van het bestaande, dan op verandering van verhoudingen. Minister Marais Viljoen moet wel danig geschrokken zijn van wat hij hier dezer dagen over de Nederlandse arbeiderswereld heeft kunnen vernemen. Met die weten schap valt waarschijnlijk vooralsnog in Zuid-Afrika geen ijzer te smelten. JAN ONSTENK 3BE—II I*335-TgaETZTW?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 13