Ziekte, pijn en
dood zijn
metgezellen
van de mens in
Kameroen
Er is vrijwel geen ziekenhuis of polikliniek in Kame
roen of je hoort er dankbaar praten over Memisa
In Nederland, de medische missie actie, die op alle
mogelijke manieren de vaak enorme moeilijkheden
in de gezondheidszorg helpt oplossen. Memisa zorgt
voor goede operatietafels, röntgenapparatuur, ver
band- en geneesmiddelen, draagt bij in het levenson
derhoud van artsen, helpt bij de aanschaf van een
dringend nodige auto of rijdende polikliniek en heeft
talloze Kameroenese peutertjes gered, door eenvou-
r melkpoeder te sturen: in het overprote deel
MEMISA BIEDT
HULP WAAR DIT
MOGELIJK IS
van Kameroen kent men geen melk, maar wel de
Nederlandse melkpoeder, die er 18 gulden de kilo
kost en dus alleen maar voor de zeer rijken te
betalen is. Memisa viert dit jaar zijn gouden jubileum.
Vandaar dit eerste artikel van een serie van vier
over de gezondheidszorg in Kameroen. Een feest
waar de gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden
best wat van zou mogen merken. Als u Memisa
daarbij wilt helpen maak dan eens een feestelijk
bedrag over op giro 50.50.75 ten name van Memisa
in Rotterdam.
Wachtende moeders tijdens het spreekuur voor zuigelingenzorg in Boeraka.
Het was in Boeraka, zo'n klein morsig nest van
wrakke hutten zoals je ze in de brousse van
Kameroen bij honderden aantreft: allemaal even
arm en heet en stoffig. Ik kwam net met zuster
Thecla Flören, afkomstig uit Gennep, terug van
een bezoek aan de plaatselijke „polikliniek",
waar ik Corrie Wassenberg uit Gemert bezig had
gezien met wat men in Nederland consultatiebu
reau zou noemen. Dat had nogal indruk op me
gemaakt, want ik had me daar iets anders van
voorgesteld. Natuurlijk niet zo'n kraakzindelijke
aangelegenheid als we in Nederland in de zorg
voor moeder en kind gewend zijn, met witte
jassen en glanzend chroom- en tegelwerk, maar
toch wel iets dat daar tenminste een beetje op
zou lijken.
Wat ik had aangetroffen was een gebouwtje dat
nog het meest weg had van een nogal duistere
schuur, waar de moeders op lage banken hun
beurt afwachtten en de kinderen speelden op de
vuile vloer. Corrie deed haar werk od een houten
tafel voor het venster in hetzelfde vertrek en
praatte over het klaarmaken van gezonde papjes
melk kennen de mensen nauwelijks over het
goed wassen van jezelf en de kinderen en over
het ontsmetten van kleine wondjes met permanga-
naat om grote ontstekingen uj voorkomen. Het
moet telkens en telkens weer gezegd en voorge
daan worden, pionierswerk, het allereerste begin
van gezondheidszorg in een omgeving van armoe
en ontbering die dat allerminst bevordert.
En toen, terwijl zuster Thecla de Landrover in de
bocht om stuurde, de berg op naar haar huisje,
bonsde een jonge zwarte vrouw op het portier en
vroeg om een lift. Ze wees naar een volkomen
uitgeteerde'man, die gekromd op een juten zak
in het stof langs de kant van de weg lag en
vertelde Thecla met een ernstig gezicht een lang
verhaal, waarvan ik 'naderhand de strekking te
horen kreeg. Alcohol en drugs hadden die man
gesloopt. Toen hij bijna geen woord meer kon
uitbrengen en geen voet meer kon verzetten,
sjouwde zijn familie hem de berg af naar het dorp
en bracht hem met zo'n groepstaxi, die de belang
rijkste vorm van openbaar vervoer in Kameroen
is, naar het grote ziekenhuis in de hoofdstad
Yaoende. Na een paar dagen observatie kwamen
de artsen tot de conclusie, dat er niets meer aan
de patiënt te doen viel: „Neem hem maar weer
mee. Misschien kan jullie eigen medicijnman er
nog wat aan verhelpen". Des nachts om drie uur
al vatten twee vrouwen en de doodzieke man post
bij de startplaats van de taxi om er maar zeker
van te zijn dat ze met zijn drieën een plaats in
de wagen konden krijgen. Pas in het middaguur,
na honderdvijftig kilometer hotsen over bar en
boos slechte wegen, waren ze terug in Boeraka.
Thecla kwam als geroepen langs de taxi-halte.
Behoedzaam tilden de vrouwen de man in de
laadbak van de wagen en we reden voorzichtig
de berg op via al die kuilen en richels die niet
te vermijden vielen. Bij zijn hut legden ze de
patiënt in de schaduw van een boom op een matje
op de stoffige en keiharde grond. „Die haalt de
avond niet meer", zei zuster Thecla.
Avontuur
Langzamerhand begon ik te begrijpen wat het
betekent om inwoner van een ontwikkelingsland
te zijn. Je eerste dagen in Kameroen beleef je<als
een romantisch avontuur. Je rijdt honderden kilo
meters over smalle wegen door bijna ontoeganke
lijk oerbos met exotische bloemen, zware geuren,
mysterieuze geluiden en af en toe de holle slagen
van de tam-tam. Zo nu en dan passeer je een
nederzetting van lemen hutten met daken van
gesplitst palmblad en je moet maar zien dat je
de auto door de kippen, geiten en magere varkens
geloodst krijgt. De meeste bewoners zijn keuter
boertjes die voor eigen behoefte wat bananen,
maniok, maïs, bonen of aardnoten verbouwen, en
misschien wat koffie voor de handel. Tafels, stoe
len, een ledikant; het zijn meubels die niet voorko
men. De mensen leven laag bij de vloer van
aangestampte aarde, waar moeder de vrouw ook
haar vuurtje op stookt voor het avondmaal en
waar het wemelt van de zandvlooien. Je bewon
dert vrouwen, die grote schalen met water op hun
hoofd dragen zonder één druppel te morsen en
je beseft niet dat ze daar misschien wel een uur
mee hebben moeten lopen. Waar een riviertje de
weg kruist, is het zaterdags een feestelijk gewoel
van badgasten, die zich er eens lekker inzepen en
het afspoelen aan *de stroom overlaten en als de
zon er om zes uur is ondergegaan is het er
aardedonker met sprookjesachtige vuurvliegjes in
de struiken. Machtig interessant allemaal, net alsof
het speciaal ten behoeve van de toerist zo is
opgezet of in stand gehouden. Het staat te ver van
je af om je een volledig beeld te kunnen vormen
van wat dit voor een leven is voor mensen. Maar
„ziek", „polikliniek" en „ziekenhuis" zijn vertrouw
de begrippen en je kunt je ermee vereenzelvigen,
je kunt vergelijken. En dan wil je wel schrikken.
De bisschop van Doemé in het oosten van Kame
roen, de Hagenaar mgr. Lambert van Heygen, is
kortgeleden in Nederland geweest om geld te
vragen voor dringend nodige verbeteringen aan
het staatsziekenhuis van het in zijn diocees gelegen
plaatsje Lomié. Hij heeft me dat ziekenhuis laten
zien. Het is een complex van verveloze houten
gebouwtjes, waarvan me vooral de operatiekamer
bij zal blijven. Ik noteerde: een houten operatieta
fel, bevlekt en versleten, technisch gesproken een
antiquiteit en zonder verlichting, onvoldoende en
verouderde chirurgische instrumenten; geen spoor
van hygiëne; de vloer lag vol stofzand. Voor de
vensters zonder glas was plastic folie gespannen,
„om te voorkomen dat er stof in een open buik
waait", zei een verpleegster gelaten. Er is niet eens
een arts in dit ziekenhuis. Operaties worden ge
daan door een zeer bekwame hoofdverpleger. Aan
een artsenopleiding is men in Kameroen nog niet
begonnen en om goede redenen: zwarte dokters
vestigen zich in de grote steden, ze zijn niet zo
gek om een ongemakkelijk leven in de „brousse"
te kiezen tussen mensen waaraan geen cent te
verdienen valt. Vandaar dat Kameroen de voor
keur geeft aan een grondige opleiding van ver
pleegkundigen. Maar het ziekenhuis van Lomié
heeft, dank zij mgr. Van Heygen en zijn ploeg
technische broeders en dank zij een bijdrage van
Memisa, tenminste wel water.
Niet vergelijken
Je ontdekt overigens gauw genoeg, dat je ervoor
moet oppassen de toestand in en om de ziekenhui
zen van Kameroen al te vaak te vergelijken met
wat we in Nederland gewend zijn. In dit tropische
klimaat met niets dan modder in de natte tijd en
niets dan stof in de droge tijd is ons zindelijkheids-
ideaal onbereikbaar. Van afgepaste bezoekuren
komt niets terecht, want de mensen komen hun
zieken vaak van tientallen kilometers ver aandra
gen en blijven in de buurt van het ziekenhuis
Het primitieve ziekenhuis in Lomié: plas
tic voor de kapotte ruiten van de „operatie
kamer".
geesten en machten maar weet dat je zelf voor
je welzijn kunt zorgen. Dat is bevrijding, verlos
sing, waarschijnlijk hadden we meer aansluiting
moeten zoeken bij de traditionele gebruiken en
gewoonten en hadden we die moeten kerstenen.
In die richting werken we nu".
Belangstelling
De belangstelling bij de bevolking voor de moder
ne medische zorg varieert van streek tot streek.
Ze is gering in het onderontwikkelde uiterste
noordén van Maketoen en groot in meer westelijk
gelegen gebieden waar nogal wat stadjes liggen.
In Boeraka, bij zuster Thecla Flören en Corrie
Wassenberg kwam de polikliniek na lang en na
drukkelijk vragen van de bevolking. In Iiangang
barst het polikliniekje, een „filiaal" van het zieken
huis in Kboeda, al lang uit zijn bouwvallige huis
vesting. Memisa heeft de start van deze polikliniek
financieel mede mogelijk gemaakt. Er komen zo'n
25.000 mensen per jaar op het spreekuur, meer
dan tweeduizend per jaar worden er gemiddeld
voor zo'n dag of tien opgenomen, maar water is
er niet, evenmin trouwens als in het dorp, Dokter
Reinicr van Eyk uit Rijnsburg is net weer terug
uit Nederland, waar hij dringend heeft herinnerd
aan zijn aanvraag om geld uit de ontwikkelingspot
voor een nieuwe polikliniek in Bangang. „Er moet
gauw wat gebeuren, de toestand is onhoudbaur",
zegt hij.
Die belangstelling is overigens niet alleen een
kwestie van de ontwikkelingsgraad van de streek.
Ze heeft ook te maken met wat de moderne
gezondheidszorg te bieden heeft. Mgr. Van Heygen
zei me: „De ervaring leert dat overal waar een'
ziekenhuis of een polikliniek voldoende is toege
rust om goed voor de mensen te zorgen de mensen
daar ook steeds meer genezing komen zoeken en
steeds minder naar de medicijnman stappen".
Het zal waarschijnlijk niet zo heel erg lang meer
duren of de blanke artsen en verplegenden zullen
de leiding in de gezondheidszorg van Kameroen
i de autochtonen moeten overdragen. In de
staatsziekenhuizen waar de missie als het maar
n kan medisch personeel en technische hulp
biedt, is dit al zo. In de ziekenhuizen en poliklinie
ken van missie en zending ziet men algemeen in,
dat het overdragen van de verantwoordelijkheid
de Kameroenezen een absolute voorwaarde is
om de mensen duidelijk te maken, dat de moderne
gezondheidszorg hun eigen zaak is. Voor veel
blanke werkers is dit een moeilijke kwestie. Zoals
een arts zegt die in een grote stad in een werkelijk
ultra-modern Amerikaans ziekenhuis werkt: „Ze
zullen er een puinhoop van maken, mafir het
moet". Een een blanke hoofdverpleegster in de
rimboe: „Misschien zullen ze alles tot de grond
toe laten vervallen maar wat er daarna opnieuw
zal groeien zal iets van henzelf zijn en daar gaat
het om". En het meest wijze woord hoorde ik van
zuster Roberta van Alphen uit Gemert, die jaren
onder de melaatsen heeft gewerkt: „Wij hebben
h« t eigenlijk altijd te goed willen doen, te mooi
willen maken. Onze opvattingen omtrent leven en
dood, ons plichtsgevoel om het leed van de lijden
de mens zoveel mogelijk te verzachten, dat alles
is helemaal nog niet zo vanzelfsprekend voor de
zwarte mens, als je dat van hem verlangt vraag
je gewoon te veel. Hij zal dat moeten leren en
dat vergt veel geduld. In die zin zullen we hem
moeten blijven helpen".
HANS KESSENS
Medicijnman
Over die medicijnman wordt tegenwoordig door
blanken heel verschillend gedacht. Er zijn zieken
huizen waar men geen mensen wil behandelen die
ook naar de medicijnman gaan; in andere zieken
huizen verzet men er zich niet tegen dat de
medicijnman aan het bed van de patiënt ver
schijnt. Ik heb een Nederlandse missionaris horen
vertellen hoe een medicijnman hem genas van een
grote brandwond, waar de dokter hem niet van
af kon helpen. Aan de andere kant hoor je in elk
ziekenhuis van patiënten die door de medicijnman
totaal verknoeid zijn, Ook onder de medicijnman
nen bestaan blijkbaar vaklieden en kwakzalvers,
maar wie zal dat vaststellen? De Wereldgezond
heidsorganisatie werkt aan een verbond van med-
cijnmannen en erkent daarmee de betekenis van
de traditionele Afrikaanse geneeskunst. Misschien
luidt dit het einde in van het toverkarakter van
deze geneeskunst dat de medicijnman zo'n onge
hoorde macht geeft in de Afrikaanse gemeen
schappen en dat het grootste struikelblok vormt
voor de gezondheidszorg in Kameroen? Want zo
lang iemand die malaria krijgt liever gelooft dat
zijn buurvrouw hem behekst heeft in plaats van
dat hij door een bepaald soort mug gestoken is,
zolang zal hij niet bereid zijn elke dag even een
pilletje nivaquine te slikken dat hem de ziekte
gegarandeerd bespaart.
Tussen de missie en de medicijnmannen heeft het
nooit willen boteren door de „concurrentie" op het
gebied van de gezondheidszorg. Misschien hebben
missie en zending te star vastgehouden aan hun
westerse opvattingen. Een pater in Kboeda. waar
een groot en goed toegerust protestants ziekenhuis
staat, bepeinsde: „Natuurlijk is het de taak van
de missie de mentaliteit van de mensen zodanig
te veranderen dat ze toegankelijk worden voor het
medische werk. Gezondheidszorg en gezondheids
opvoeding hebben alles te maken met de ontwik
keling van het land. Je kunt pas verder als je je
ruet meer de speelbal voelt van geheimzinnige
zolang als het duurt. De familie zorgt trouwens
zelf voor het eten van de patiënt er is een
speciale ruimte, soms niet veel meer dan een
afdak, om daar vuurtjes te stoken en moeders
wijken niet van het ziekbed van hun kind.
Wat je als buitenstaander niet weten kunt - maar
dat vertellen de artsen en missionarissen je dan
wel iSi dat de mensen in landen als Kameroen
niet zoals wij in gevallen van ernstige ziekte aan
het ziekenhuis denken. In een toch niet onaanzien
lijk plaatsje als Abong Mbang in het oosten van
Kameroen is, naar zeggen van een zwarte arts,
hooguit dertig procent van de bevolking zich ervan
bewust dat er een ziekenhuis staat waar ze met
hun klachten terecht kunnen. Hoe weinigen zullen
het er dan wel niet diep in de rimboe zijn'' De
oorzaak ligt in wat men „het mysterie van Afrika"
noemt. De voor de blanke ontoegankelijke en
onbegrijpelijke denkwereld van de Afrikaan die
bevolkt is met geesten en duistere machten. Eeu
wen lang heeft hij geloofd, dat ziekte het werk
is van een boze geest, een geest die zich ook van
een medemens kart bedienen om je te beheksen,
een vampier die het leven uit je zuigt. Er zijn
families die als „vampiers" bekend staan en door
iedereen geschuwd worden als de pest. En de
enige die jc* daartegen kan beschermen is de
medicijnman, de „tovenaar" uit de oude missiever-
halen, met zijn bezwerende riten en zijn kruiden-
brouwsels.