25 JAAR MERDEKA Indonesië balanceert tussen democratie dictatuur Een Japanse auto moet het hier ontgelden tijdens de betogingen en daaruit voortvloeiende onlusten, tijdens het bezoek van de toenmalige Japanse premier Tanaka aan Jakarta. De onlusten kostten verscheidene mensen het leven. i oosters land is geschiedenis meer dan herinne ring. In het Indonesië van vandaag leeft meer dan ooit de gedachte aan de voorspelling van Djojobojo, twaalfde eeuws koning der Kediri, die in de verre toekomst vrede en voorspoed voorzag. „Als ijzeren draden Java omspannen, als wagens zonder paarden rijden en als schepen langs de hemel varen, dan zal Java voor de Javanen zijn. Mannen van een geel ras zullen uit de hemel vallen en blanke overheersers verdrijven. Maar ook het gele rijk zal kort van duur zijn. En dan zal een groot vorst, de Ratu Adil, vrede n voorspoed brengen voor iedereen". De blanken zijn verdreven, ook het gele ras heeft de aftocht geblazen en Java is voor de Javanen. Het wachten is dus op de bgloofde vrede en voorspoed. Verwachtingen, die neergelegd zijn in de Pantjasila, de oerwet van de Republiek Indonesië, door de republikeinen van het eerste uur gesmeed en sinds dien als richtsnoer gehanteerd door alle Indonesische bewindvoerders. Wie zweert bij de Pantjasila zweert bij religieus besef, bij geloof in nationale eenheid, geloof in democratie, in algemene humaniteit en ten slotte in sociale rechtvaardigheid. Vijf bouwstenen. het fundament voor de staat in ontwikke ling 3 Mistroostig Wie vandaag door Indonesië reist en daarbij de nog steeds vurig beleden idealen van het eerste uur in het achterhoofd houdt, zal enigszins mistroostig huis waarts keren. Niet alleen omdat wat bereikt is nog niet erg tot de verbeelding spreekt, maar vooral omdat de weg naar een betere toekomst zo moeilijk De problemen, waarmee Indonesië worstelt zijn enorm en ongelooflijk gecompliceerd. Vandaag spit sen zij zich toe op politiek en economisch gebied. En wel in die mate dat zij een menswaardig bestaan voor de brede massa van het volk op deerlijke wijze in de weg staan. Wie dit constateert moet wel bedenken dat de repu bliek vijfentwintig jaar geleden, toen Nederland for meel en officieel zijn handen van de voormalige kolonie aftrok, praktisch op het nulpunt moest begin nen. Het enige ideaal uit de Pantjasila dat gereali seerd was, was het religieus besef, van welke aard dit ook zijn mocht. Soekarno, de vader des vader lands, wiens naam zozeer in discrediet is geraakt dat zelfs geen straat naar hem genoemd wordt, zag als zijn eerste en voornaamste taak het realiseren van de nationale eenheid. Daarvoor vroeg hij geweldige offers en mobiliseerde hij alle krachten en middelen, die er waren, of naar later bleek niet waren. Prestige-projecten, persoonsverheerlijking, confronta tie met de voormalige overheersers, later tegen de buurstaat Maleisië, tegen het Westen, tegen de Ver enigde Naties. Sleutelend aan de nationale eenheid dreef Soekarno de staat, die voor een belangrijk deel zijn schepping was, in een catastrofaal isolement. Om de weg naar andere idealen zo goed en zo kwaad als het ging open te houden speelde hij het gevaarlij ke spel van een pseudo-democratie, van evenwicht der machten. Aan de ene kant het leger, dat hij prees als de stuwende kracht achter de revolutie, aan de andere kant de politieke partijen, de communistische Partij Indonesia (PKI) vooral, die de revolutie in Marxistische zin daadwerkelijk voltrokken wilde zien. Het spel werd Soekarno's ondergang en tevens die van de PKI. En het bracht de republiek naar een catastrofaal dieptepunt, toen in 1965 het evenwicht gewelddadig doorbroken werd. Honderdduizenden communisten, meelopers en vermeende meelopers vonden de dood. Honderdduizenden verdwenen naar kampen en gevangenissen. Velen zitten daar nog. Gezinnen werden uit elkaar gescheurd, steden en dorpen ontwricht. Economisch en financieel stond het land bovendien voor een bankroet. genpool van Soekarno. Door de intelligentsia, door het leger en door de massa werd hij gezien als de figuur, die Indonesië een nieuwe kans kon bieden. En het vertrouwen groeide toen hij om zich heen de besten van het volk wist te verenigen. Onafhankelijke politici als Adam Malik en Ruslan Abdoelgani, die Indonesië een nieuw gezicht in de wereld zouden geven. Wetenschapsmensen van verschillende discipli nes, Indonesiës „super-intellectueel" Soedjatmoko, lei ders van vele politieke en maatschappelijke groepe ringen. Er kwam meer vrijheid van denken en van spreken dan er in jaren geweest was en eon vrije pers organiseerde zich rond figuren als Mochtar Loebis (onder Soekarno acht jaar lang gedetineerd) en Rosihan Anwar. Soeharto kon aan het werk en koos, gedwongen door de omstandigheden, voor een nieuwe nationale priori teit: de economische ontwikkeling. Zoals Soekarno vóór hem gedaan had durfde hij offers te vragen: offers met name op het gebied van de democratie. Economische groei immers vereiste vóór alles politie ke stabiliteit. Om die te bereiken moesten de bestaan de politieke partijen inbinden en werd een nieuwe „nationale" groepering, de Golkar, met regerings steun op het schild geheven. En om de nationale eenheid en stabiliteit onder alle omstandigheden te garanderen was er dan altijd nog het leger, dat in en om de regering een forse invloed kreeg toebedeeld. Maar er waren ook ontsporingen en misstanden en naarmate de vooruitgang haar startsnelheid verloor, gingen die zwaarder wegen. Zo was er de „nationale uitverkoop" aan kapitaalkrachtige „neo-koloninlen" uit het rijke Westen en vooral uit het naburige Jupan. Vooral in Jakarta bouwden zij de uitdagende symbo len van hun economische macht, zodat de opvatting post vatte dat Japanners thans met economische machtsmiddelen realiseerden wat hen destijds met wapengeweld mislukt was. Dan was er de groeiende ondoorzichtigheid van het bestuur, de niet te traceren invloed van Socharto's nieuwe „satrapen" Ali Murtopo en Soemitro, de nadrukkelijke alomtegenwoordigheid van het leger, dat rond Soeharto Kafka-achtigc toestanden schiep. Maar ernstiger dan dat alles was ongetwijfeld de uit al haar voegen groeiende corruptie. De machthebbers rond Soeharto gebruikten volgens het recept uit de slechtste dagen van Soekarno hun positie om zichzelf op een schandalige manier te verrijken. Generaals, bewindslieden en adviseurs beleden overvloedig hun dienstbaarheid aan het volk, doch bleken in eerste instantie toch altijd aan hun eigen welvaart te den- Oproer Vernieuwing Tegenpool In die situatie bracht de harde hand van het leger, en bracht vooral de sterke man van het leger, Soehar to, uitkomst. Een man, die de macht niet gezocht had, bescheiden, introvert, onzeker, bijna de absolute te Sooharto's concept bleek te functioneren en wierp, vooral gedurende de eerste jaren, snel en merkbaar vruchten af. Buitenlandse hulp stroomde toe, voor kwam in eerste instantie het dreigende bank-oet en legde later het fundament voor een. voorshands bescheiden, herbouw. Buitenlandse investeerders za gen brood in het nieuwe Indonesië en leverden hun bijdrage in de „economische rehabilitatie". Een zuinig beleid riep een halt toe aan de onder Soekarno fatale inflatie en allerwege werd de vooruitgang zichtbaar, al bleef de particuliere armoe zwaar drukken. Kritiek groeide snel en hevig, met name teiten en in kringen van toegewijde deskundigen, die hun herboren hoop ernstig bedreigd zagen. In de loop van vorig jaar leek het er op dat de confrontatie tussen het bewind en zijn critici zich in de sfeer van een wellicht bevrijdende discussie zou kunnen vol trekken. Van „hogerhand" werden daartoe althans verscheidene pogingen gedaan. Maar toen in januari van dit jaar de Japanse premier Tanaka Jakarta met een officieel bezoek vereerde, sloeg om nog steeds niet helemaal duidelijke redenen de vlam in de pan. Op 15 en 16 januari woedden rond de symbolen van de Japanse „draagkracht" onlusten, die in de officiële bulletins gerangschikt werden onder de rubriek „rel len", maar die volgens ooggetuigen eerder deden denken aan een volksopstand. Een uitbarsting van woede en onbehagen, waarbij doden en gewonden vielen, tientallen gebouwen en honderden auto's in geblakerde ruines veranderden en bij menigeen her inneringen opkwamen aan de woeste communisten jacht van weleer. De schrik zat er onmiddellijk weer in, kennelijk ook bij de regering, die in hoge staat van alarm raakte. Nadat met harde hand en grootscheepse intimidatie te land, ter zee en in de lucht het oproer was bedwongen, werden door Sochurto en zijn naaste medewerkers verstrekkende maatregelen genomen, zowel binnenskamers als extern. Binnenskamers wa ren er wat men noemt „verschuivingen in posities". Voorul Soemitro, hoofd van de kennelijk falend? veiligheidsdienst Kopkamptib, vrij ulgemeen gezien als kroonprins van Soeharto, maakte een lelijke smak. „Verschuivingen" van velerlei aard troffen ook de legertop. Maar pijnlijker waren de externe mnntregelen. Een golf van arrestaties volgde op de roerige januuri-da- gen. Zesenveertig vooraanstaande Indonesiërs ver dwenen achter slot en grendel, niet omdat zij oproer gekraaid hadden, maar omdat zij zich op de een of andere manier met de kritiek op de regering hadden vereenzelvigd. Onafhankelijke intellectuelen, voorma lige leiders van voormalige politieke partijen (onder wie bekende figuren als Soebndjo, prof. Sarbini en de schoonzoon van Soekarno, Poegoeh), studentenlei ders als Remy Leimena en Hariman Siregnr (kort tevoren nog in een forse discussie gewikkeld met minister Pronk) en verscheidene militairen. Zij allen worden nog steeds vastgehouden op grond van de uit Soekarno's dagen daterende nnti-terreur-wet en moeten op grond van diezelfde wet binnenkort worden berecht of vrijgelaten. Niet gearresteerd, wel geïntimideerd, beperkt in zijn bewegingsvrijheid en verhoord, met aandrang en volharding, werd de nationale figuur Soedjatmoko. De pers, die even aan de /rijheid had mogen ruiken, werd ;.nel en degelijk gebreideld. Niet minder dan twaalf kranten onder wie de befaamde Indonesia Raya van Mochtar Locbis kregen een verschij-' ningsverbod. Alleen de tot loyaliteit tegenover het regime bekeerden zijn intussen weer aan de opper vlakte verschenen. De censuur is verscherpt en neemt soms belachelijke vormen aan En voorts is er verden king tegen en controle op allerlei figuren, die van de prins geen kwaad weten. Nederlanders in Jakarta bijvoorbeeld ervaren dat hun brieven geopend (en slordig dichtgeplakt) worden. De „beperkte democrutie" van het Soeharto-rcgime begint aldus op penetrante wijze te rieken naar de beperkte „dictatuur" uit het Soekarno-verleden. Aan het hoofd onverkort Soeharto, wiens positie geen moment in het geding is geweest, geschokt door de januari-opstand, niet begrijpend, moer meer dan ooit bereid zelf verantwoordelijkheid te nemen en knopen door te hakken. Nog steeds van goede wil ongetwij feld, maar omringd niet alleen door machtige politie ke strebers als Ali Murtopo, maar ook door religieuze koffiedikkijkers, met wie het staatshoofd zich inten sief bezighoudt en die op hun beurt weer als stromun- nen fungeren. Rond Soeharto de kliek, die zijn eigen spel speelt en de goedwillende leden van het kabinet in de wielen rijdt. Een parlement dat zaken doet in de ondoorzich tige sfeer van het mocsjawarah, eindeloos pratend, eindeloos lobbyënd. En daar tegenover dan het eigen lijke machtsapparaat: het leger, eens de stuwende kracht achter de revolutie, nu de garantie voor „politieke stabiliteit". Wedloop Gevangenen voor hun cellen in de gevangenis van Jakarta. De dialoog tussen het bewind en -:ijn critici, zonder welke een democratie zo dood is als een pier. is op een drastische manier gestopt. Wie in Indonesië pro beert zich te oriënteren krijgt de indruk dat een spannende wedloop aan de gang is tussen een rege ring, die haar goede voornemens niet waar kan maken en een volk dat arm blijft en ongeduldig wordt Tussen goede wil en grote vlijt van enkelen, en frustrerend egoisme van velen. Tussen degenen, die zich inspannen om dit land en zijn volk door de gigantische problemen heen te loodsen, en degenen, die bot en arrogant hun eigen welvaart dienen en zich daarom misschien vroeg of laat een nieuwe uitbarsting van volkswoede op de hals halen. Over de uiteindelijke uitslag van deze wedloop houdt menige Indonesiër zijn hort vast. En intussen is het wachten op de acht eeuwen geleden aangekondigde vredevorst, de Ratu Adil, die nu eindelijk in de buurt moet zijn en die zal aantreden „nadat het volk van Java zijn geweten onderzocht en het boze uit zijn hart gesneden heeft. Dan zullen de rijken hun rijkdom verdelen en zal eenieder zijn gegeven woord gestand doen". Maar zover is het nog niet op Java. Cas van Houtert.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 19