kleurwedstrijd Het maankruid op de bergtop KERSTMIS $3 GEVRAAGD: een kerstvers Sliertjes groen van de kerstversiering dragen dit j a| een aantal prentjes waarin evenzovele raadseltjes gestopt. 46 tekeningetjes moeten 46 woordjes opleve i die samen een vers vormen: een kerstvers natuurl^ Hoewel de puzzel niet moeilijk is, is er toch een hulpn del bij. Het aantal puntjes onder elk tekeningetje g aan uit hoeveel letters het te vinden woord bestaat, ook nog let op de leestekens, de puntjes op de ,,i", gevonden vers inzendt voor de uiterste datum van december aan het bureau van onze krant (eigen na u en adres niet vergeten) kan in aanmerking komen vijl een van de volgende prijzen: eerste prijs 75 gulden tweede prijs 50 gulden derde prijs 25 gulden voorts drie prijzen van 10 gulden et In het land van de hoge bergen is er één, waarvan verteld wordt dat er maankruid groeit op een verborgen plek. Maar niemand kan die plek vinden. Misschien groeit het op de hoogste top, de Hemelspits, want die is onbereikbaar. Wat lager steekt de Klein tjes-Piek omhoog, die kun je 's zomers wel beklimmen. Het glinstert er van bergkristal, maar maankruid vind je er niet. Ook niet op de laagste top, de Kruisrots; daar staat een kruis aan de rand van een diepe af grond. Boeren en herders zeggen dat hun bergen bevolkt zijn met goede geesten en kwade demonen. In het warme jaargetijde dansen goede elfen op de bergweiden bij betoveren de nachtmuziek. Dan kun je vroeg in de morgen nog lichte voetafdrukken vinden in het bedauwde gras. Maar als het koud wordt trekken de elfen zich terug in glansrijke zalen achter nauwe bergspleten. Juist 's win ters komen de kwade demonen opzetten. Ze rollen rotsblokken naar beneden, blazen hui lende wind, sneeuwjachten en donderende lawines naar het dal. Er huist in het gebergte nog een ander volkje, dat precies tussen goede en kwade geesten in past: het zijn de Kleintjes, zwijg zame mannetjes met lange baarden en mut sen die op de Kleintjes-Piek lijken. Zij laten zich nooit aan de mensen zien en toch helpen ze bij het werk in huis en stal. De enige beloning die ze daarvoor verwachten is een dagelijks kommetje verse room aan de achterdeur. Als de huisvrouw dat vergeet klaar te zetten, helpt het Kleintje haar niet meer. Soms neemt het wraak. Jazeker! Kleintjes kunnen straffen. Waarom zou een vrouw, die met een volle schaal over de drempel stapte, gestruikeld zijn? Omdat het Kleintje dat geen room meer kreeg, uit wraak een touw als valstrik daar had neer- Op een gure novemberdag gierde een ijzige sneeuwstorm van de nevelige bergtoppen omlaag. Beneden in het dal sleepte een oud mannetje zich moe en koud voort. Zijn witte haren wapperden in de wind, zijn betraande ogen keken langs de gesloten deuren, waar tegen de sneeuw zich ophoopte. De kleine bundel aan een stok over de schouder werd hem bijna te zwaar. Aarzelend klopte hij aan bij een rijke boer. Een raampje ging open, een boos gezicht keek naar buiten, een barse stem riep: „Er is hier geen plaats voor landlopers." „Laat mij even rusten tot de storm voorbij is", vroeg de oude man, maar het raam ging kletterend dicht. Nu liep hij alle huizen in het kleine dorp af. Niemand vond het nodig iemand binnen te laten bij dit slechte weer. Ten slotte stond hij voor de deur van een hut, waar zeker geen rijkdom woonde. Een vriendelijke jongen deed open. „Maar oudje, wat doe je in zo'n sneeuwstorm?" riep hij uit. „Kom binnen en warm je bij het vuur." Het mannetje stapte over de drempel, schudde de sneeuw van zich af en wreef zich warm in het hoekje bij de haard. Terwijl hij ontdooide rook hij de geur van warme melk. Hij snoof heel luid en erg duidelijk. De jongen glimlachte: „Ik heb melk ge warmd voor mijn zieke vader maar er is i genoeg voor twee." Eerst bracht hij een dampende kop naar het zijkamertje en sprak daar zachte woorden. Toen kwam hij terug, schonk een kop romige melk in voor de onbekende en legde er brood bij. De bezoeker at en dronk, de jongen vertelde zijn geschiedenis: „Moeder is vroeg gestor ven en vader is al heel lang ziek. Ik doe wat ik kan in huis en stal. Maar ik ben geen huisvrouw en nog lang geen echte boer." Nu wees het mannetje met vragende ogen naar de zijkamer. De jongen knikte: „Ga gerust bij vader naar binnen". Op zijn tenen sloop de oude naar het bed en legde zijn hand op het voorhoofd van de zieke vader. Toen nam hij uit zijn bundeltje wat kruiden, die op slag de hut met een opwekkende geur vervulden. „Beste jongen", zei hij, „kwade demonen hebben je vader lang geleden ziek gemaakt in een maanloze nacht. Maar hier zijn maan kruiden. Zet er thee van voor de zieke, maar alléén als de maan vol aan de hemel staat. Niets anders kan hem genezen. En wil je hem even sterk maken als hij vroeger was, dan moet je dit doen: klim op de avond voor Kerstmis, na het luiden van de avondklok, de berg op. Klim tot de Kleintjes-Piek om daar verse maankruiden te plukken." „Wat?" riep de jongen verschrikt. „Ik ben niet bang. Maar in een winternacht die piek beklimmen? Dat betekent een zekere dood." Het mannetje stelde hem gerust: „Je kent toch zeker de weg naar de Kruisrots? Zo ver hoef je maar te gaan. Daar roep je drie keer mijn naam en ik zal er zijn om je te helpen." Met die woorden nam hij de bundel op en ging heen. De jongen keek hem na. De wind was gaan liggen, het sneeuwde niet meer, een ronde maan straalde aan de nachthemel. Het mannetje liep recht op de berg af. Hoe verder hij kwam, des te groter leek hij te Worden, totdat een nevel van de Kleintjes-Piek neerdaalde en hem omhulde. De zieke vader dronk van de thee en voelde zich dadelijk beter. Misschien was het hele- ïn maand nieuwe uitgeput op bed lag. Daar luidde de avond klok. Vastberaden stond de jongen op, nam zijn stok, zijn bontmuts en herderscape, om door de nacht naar de Kruisrots te trekken. Een levensgevaarlijke tocht. Maar hoe hoger hij klom, des te lichter werden zijn voeten. In wonderlijk korte tijd stond hij bij het kruis aan de rand van de afgrond. Nu moest hij de oude man roepen. Maar de adem stokte hem in de keel! Hoe heette hij? Zijn naam had hij niet genoemd! Radeloos leun de de jongen op zijn stok. De koude omarm de hem. Het leek of alle sneeuw van de Hemelspits op hem neerviel. Bewusteloos zonk hij aan de voet van het kruis. Er kwam beweging in de rotsbodem. Spelon ken gingen open, uit diepe kloven stegen Kleintjes met brandende fakkels omhoog. Zij tilden de jongen op en droegen hem naar een elfenzaal die flonkerde van kristallen. Zacht legden zij hem neer voor een troon, waarop de Kleintjeskoning zat naast zijn dochter. De koningsdochter daalde van de stralende zetel af, boog zich over de slapen de jongen en kuste hem....Hij sloeg de ogen op en aanschouwde een pracht die niemand ooit gezien had. „Ken je me nog?" vroeg de koning. „Nooit zal ik je gastvrijheid verge ten. Maar de hardvochtigheid van de andere dorpelingen vergeet ik evenmin." Met verba zing keek de jongen naar de koning. Hij hield een staf met een reusachtig, lichtge vend kristal in de hand, en uit zijn kroon stak een puntmuts. Zijn gezichtdat was het gezicht van het oude mannetje in de sneeuwstorm... Nu nam de koningsdochter de jongen bij de hand. Zij was gekleed in grote pracht en droeg haar kroon op eén krans van gele bloemen, die in slingers achter haar dansten. Samen liepen ze een lange gang door tot aan een poort. Ach! Daar achter lag een zomerwei, zoals alleen in dromen kan be staan: een blauwe hemelkoepel, jubelende vogels, geurige bloemen. En midden op de weide een rond tapijt van zachtgele bloemp jes, het maankruid. In het middelpunt van die maangele cirkel stond de kribbe met het kerstkind. Terwijl de jongen zich over de kribbe boog, plukte de koningsdochter han- denvol van het kruid en legde hem dat in de armen: „yoor je vaders thee". Een brok veelkleurig kristal liet ze in de zak van zijn cape glijden. En weer kuste zij hem....De weide met de kribbe verdween achter de nevel, de Kleintjes leken een gordijn dicht te schuiven. De jongen kwam tot zichzelf. Hij stond weer in de koude nacht bij het kruis. Als hij de bloempjes niet in zijn arm had gedragen en het kristal niet in zijn zak had gevoeld, dan zou hij gedacht hebben: het is maar een droom geweest. De kerstklokken luidden en de volle maan stond hoog aan de hemel, toen hij om middernacht thuis kwam. Terstond werd thee gezet van de verse kruiden en nog in dezelfde nacht genas de vader. Binnen enke le dagen was hij de sterke man van weleer. Het brok bergkristal bleek schatten waard en door dit alles vluchtte de armoede weg. Geen zomer ging voorbij of vader en zoon onderzochten de Kruisrots en de Kleintjes- Piek in kloven en ravijnen. Maar nooit vonden zij de kristallen zaal of de wonder- weide. Intussen haalden de wraakzuchtige Kleintjes allerlei streken uit om de dorpelin gen te straffen voor hun hardvochtigheid. Wat er allemaal gebeurde!! Daar is een val over de drempel niets bij. AN MAC GILLAVRY Ook dit jaar hebben we onze jongere lezertjes niet vergeten. Bij dit verhaal over de vriendelijke, dappere jon gen, die in de kerstnacht de hoge berg beklimt om maankruid te halen voor zijn zieke vader, hoort de mooie tekening, waar, ook dit jaar weer een kleurwed strijd aan verbonden is. Om de tekening te begrij pen moet je eerst het prachtige verhaal gelezen hebben en dan aan het kleuren geslagen! Het doet er dus niet toe wat voor materiaal je gebruikt. Het mag met viltstiften, kleurkrijtjes, verf, kleur potloden en je mag de teke ning ook beplakken als je dat leuker vindt. Ieder mag het op z'n eigen manier doen. Er valt trouwens een fijne prijs mee te verdie nen. Als je de tekening af hebt, knip je hem netjes uit. Dan vul je het briefje- in met je naam, adres, woonplaats, leeftijd en bij het jongen/meisje streep je door wat je NIET bent. Je doet de tekening en dit briefje in een envelop, waarop je linksboven het woordje „Kerstkleurwed- strijd." Na 8 januari worden de mooiste tekeningen eruit gezocht. De winnaars en winnaressen worden dan zo snel mogelijk bekend ge maakt. Doe maar heel goed je best, wie weet win je ook een prijs! NAAM: ADRES: WOONPLAATS: JONGEN/MEIS LEEFTIJD:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 26