ooit een ichtendhumeur leeft et land, aar de dag KERSTMIS 1974 Wie eindelijk de oever van de rivier de Jordaan bereikt vindt een onaanzienlijke stroom, die niet eens in de reisgidsen vermeld zou worden, als hij in Overijssel lag. Maar in het gortdroge Midden-Oosten liggen de zaken anders en betekent water leven voor mens en dier. Aan de andere kant van Jordanië, 300 kilometer Zuidwaarts op de weg naar de havenstad Akaba ligt Petra, de roze parel tussen rotsen. Drieentwin- tighonderd jaar geleden was het een bloeiend han delscentrum, omdat de stad strategisch gelegen was op het snijpunt van vele karavaanwegen. Tempels, theaters en huizen waren in de bprgen uitgehouwen om de onbarmhartige warmte te weren. Maar ook Petra werd in de loop der eeuwen in slaap gewiegd. De bewoners vluchtten weg voor de hitte en zochten hun heil bij de Rode Zee. Totdat bij vergissing de enige toegangspoort naar deze dodenstad een spleet in de rotsen, die nauwelijks twee meter breed is opnieuw na honderden jaren ontdekt werd. Sindsdien trekt de sprinkhanenplaag van het massa toerisme weer in de richting van dit verbijsterend wereldwonder van architectuur. De laatste kilome ters over het nauwe, bijna onbegaanbare pad ma ken de vakantiegangers op de rug van een ezel of een paard, dat onder een regen van verwensingen door een Arabische gids in de richting van de kloof wordt geleid. Het is aangrijpend om op een bloedwarme middag die stoet van verdoemden naar Petra te zien sjok ken. Hobbezakken in doodsnood, Don Quichottes in Bermuda-shorts en Sancho Panza's, voor wie geen, zadel berekend is op hun welvaartskruis. Zwarte grenslijn De officiële landkaart van Jordanië en het Hand boek voor toeristen maken ook nog melding van Jeruzalem, Bethlehem cn Hebron als bezienswaar digheden in het Hasjemietische Rijk. En wat achter die zwarte grenslijn ligt is maagdelijk: geen stad, dorp of rivier is ingetekend. Ook de naam Israël wordt niet vermeld. Over de gehele lengte van het land ten westen van de Jordaan is gedrukt „BEZET PALESTINA". Toch is de werkelijkheid aanzienlijk gecompliceer der. De toerist, die vanuit Amman zijn zwerftocht doorhet Heilige Land begint (in Nederland is FIT de enige, die deze reis op zijn programma heeft) beklimt eerst de heuvels, totdat hij dc top bereikt heeft, waar vóór hem Mozes het Beloofde Land zag liggen in al zijn schoonheid. Beneden in het dal kronkelt de Jot-daan, een rivier, die in Overijssel waarschijnlijk geen enkele aandacht in de reisgids zou krijgen. Maar in dit land betekent de Jordaan leven voor honderdduizenden. Dankzij het water bruin, dan weer groen, alsof een essence-fabriek er de hand in heeft zijn de oevers begroeid en kan de zaaier uitgaan om het zaad te zaaien. Het land aan weerszijden van de Jordaan is een enorme voorraadschuur, waar tomaten en olijven en graan en sinaasappels in overdaad groeien. Een boer oogst hier twee tot drie keer per jaar en het land blijft hem goedgunstig en laat hem delen in zijn rijkdom. Banvloek Dit verklaart ook veel van de banvloek, diè Nadim Zaru een dag eerder over het Joodse volk heeft uitgesproken. Hij deed dat in zijn kale werkkamer met landkaarten aan de wanden, maquettes op tafels en een vuurrode telefoon op zijn bureau. De 41-jarige Zaru, minister van transport in Jordanië en persoonlijke vriend van Hoessein treedt zijn gast tegemoet in de outfit van de eenmans-guerrillastrij der: zwarte broek, waarvan de pijpen in zwarte laarzen verdwijnen, zwart open hemd, waaruit zijrf Dorsthaar overstroomt. Hij spreekt luid, vaak met overslaande stem. Heeft het steeds over die Joden, slechts enkele malen over de Israëliërs, Hij schreeuwt: ,,Er kan in dit land geen vrede zijn zonder rechtvaardigheid. Als de Jood in vrede wil leven, zal hij anders moeten gaan denken. Wij hebben het recht om aan te vallen, het recht om de wereld wakker te schudden voor onze proble men. Dit is een strijd van oog om oog en tand om tand. Wij doden, maar zij doden ook. Als er een derde Wereldoorlog nodig is om ons land te bevrij den, dan moet het maar gebeuren. De Joden zullen ons de West-Bank teruggeven. En ons deel van Jeruzalem." De Palestijn Nadim Zaru was tot 1967 burgemeester van het stadje Ramallah op de westelijke oever van de Jordaan. Hij vocht daarna als commando aan de kant van El Fatah. Hij zat drie keer gevangen en werd in 1969 zijn land uitgezet. Zaru is nu bereid om zijn ministerspost op te geven en weer mee te vechten .voor de bevrijding van Palestina. „Hoe kan ik leven als ik niet terug kan naar mijn vaderland", schreeuwt hij; „als iemand u uw huis uitgooit dan is hij ook uw vriend niet langer. Ik heb niet de illusie, dat ik binnen tien jaar weer thuis ben. Ik kan dat probleem niet in mijn eentje oplossen. Evenmin als de Palestijnen het kunnen. Dit gaat de hele wereld aan." Spijkerhard Bij het passeren van de brug over de Jordaan denk je terug aan zijn spijkerharde geloofsbelijdenis. Aan de andere kant van de nauwe, hulfgezakte noodbrug staat een jongen, die flessen lauwe cola verkoopt, Twintig meter verder rijd je voetstaps door de velden vol prikkeldraad, langs heuvels, waaruit lopen van kanonnen steken, die ze op gigantische onderzeemijnen doen lijken. Je ziet soldaten in bunkers, wachtende Arabieren onder een heet zinken dak. De visitatie duurt einde loos. Koffers worden onderzocht tot in de elektri sche scheerapparaten en de verdacht uitpuilende tubes tandpasta. Dan een glimlach: „Sorry. We kunnen niet anders. Sjaloom", Boven de heuvel wappert de Israëlische vlag, die prima kleurt bij de blauwe lucht. De weg vandaar naar Jeruzalem, voert door een barbaars heuvelland, waarin de wrakken van ge vechtswagens omgekeerd liggen als torren met de poten omhoog. De fortificaties zijn niet te tellen en om de paar kilometer zijn wegversperringen opge worpen en worden controles uitgevoerd. Israël is klaar voor de volgende strijd. Dit is dus de weg, die miljoenen vóór ons beklommen hebben op zoek naar het heilig Jeruzalem. Zo nu en dan wordt de stad trouwens al zichtbaar tussen schapewolken: 'n visioen van goud en zilver, torens en muren, trillend in de hemel Dat moet dus het klokhuis zijn van ons geloof. Tien maal veroverd, vijf maal verwoest. Dit is de weg, die gedrenkt is in bloed, waarvan geen steen niet gekust is door een wanhopige. Door een gelovige. Dit stuk van de aarde is al eeuwen gebeukt door gebeden en wanhoopskreten. De moderne pelgrim bezit echter het vermogen om zijn ogen te sluiten voor de tanks en de troepenbe wegingen. Je rijdt een paar dagen later door Syrië en hebt het gevoel, dat je door een legerkamp trekt. Aan de andere kant van de Golanheuvels ligt Israël. Daar is ook het Meer van Galilea, waar Jezus over de wateren liep en zijn volgelingen onder de vissers uitzocht. Er liggen nu mensen in de zon en de terrassen zijn vol. En uit de ruïnes van Jericho, die grenzen aan een melaats verlaten vluchtelingenkamp, doemt opeens Gert Timmerman op, die Hermien aan de hand meevoert. Achter hen loopt handenwrijvend domi nee Glashouwer, die het zoetgevooisde duo voor zijn Evangelische Omroep gestrikt heeft. Hij heeft ze in driftig tempo door het Heilige Land gesleept en hen de getoonzette boodschappen van de Heer laten uitjubelen op alle originele lokaties, die hij kon bedenken. Zojuist hebben Gert cn Hermien in de puinhopen van Jericho de Twentse bazuinen laten schallen. Inderdaad geen half werk. Als we even later hijgend boven komen blijken de muren te zijn ingestort. En in Nazareth laat een norse Arabier je de plaats zien, waar de kleine Jezus het hout bracht, dat zijn vader nodig had voor de opdruchten van zijn klanten. In de hellende straten kun je voor drie vijftig een rit maken op een ezel met een palmtak in je hand. „Net als Jezus", roept de man, die de nering drijft. „Maar die intocht was toch in Jeruzalem", zegt iemand. De Arabier kijkt hem aan en schreeuwt: „Nou, ga dan naar Jeruzalem, als je dat leuker vindt. Maar daar betaal je wel vijf gulden." In de étalages liggen zakjes zand met „AARDE VAN HET HEILIG LAND", verpakt door de wees kinderen van Haifa en met certificaat van echtheid. Ondanks de verstikkende dreiging, die op en tussen de heuvels hangt, blijven de reizigers zich van de ene gewijde plaats naar de andere spoeden. Je komt elkaar ook steeds tegen. Op de Via Dolorosa; „ach ga eens opzij, ik wil effe dc Vijfde Statie fotografe ren". Bij de Kerk van Het Heilig Graf, waar Kopti- sche priesters en Fransiscanen gelijktijdig proberen hun boodschap verstaanbaar bij de Heer over te laten komen. De tocht gaat in moordend tempo, want de moderne pelgrim heeft weinig tijd meer over. De avond kan elk moment vallen en dan zal het Beloofde Land opnieuw in inktzwarte duisternis gehuld zijn. Maar ook op deze middag is er niemand in de Hof van Getsemaneh, die tussen de olijfbomen wanho pig uitroept: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Ge ons toch verlaten?" :n decemberochtend trek je yanuit Amman, fdstad van het Hasjemietische Rijk van de koning Hoessein naar de Allenby-brug, sinds enige, wrakke levensstreng, die Jordanië rbindt met het land, dat eeuwenlang beloofd Gods oogappels en om die reden beschimpt, d en gebrandschat is. Als reisgidsen funge- n kleine, in deugdelijk plastic gebonden en een officiële kaart van het ministerie van e in Amman, waarop de grenzen van het de Land nog steeds dezelfde zijn als die in vóór de bloedige oorlog van 1967. De llijn snijdt dwars door .de cirkel, die de van Jeruzalem aangeeft, buigt dan boven der scherp naar het Oosten en houdt de ijke oever van de levensader, de rivier de n, in een krachtige, donkergeel gekleurde Dat geel van een eidooier symboliseert nog de macht van het Jordaanse rijk. De kaart rukt op schaal 1 750.000 en uitgegeven in in feite is het allang niet meer het Bedoeïenen- an Hoessein, dat in de Limburgs 'aandoende rondom Bethlehem vol trouwe de wacht Nu controleert een hip uitgemonsterd keur- van Israëlische paratroepen het leven van de s, Christenen en Joden. Ze zijn onzichtbaar, veral. Tegen de hellingen staan hun tanks, ons met strakke giraffenekken, die de schut- van het woestijnzand hebben aangenomen, de kudden schapen, die tenminste nog een wagen om het land de authentieke sfeer van ijbelse prenten te geven, zie je de legerkam- nten achter prikkeldraad en soldatën met t bovenlijf, die volleybal spelen met hun tswagens als net. En tegenover de bron van bij Nabloes wacht geen geautoriseerde Jor- gids meer op een klant, maar staat een die zijn mitrailleur vóór de buik wiegt in gje van versleten canvas. lerisme als bron in het Officiële Handboek voor toeristen, dat Lmman is uitgereikt door de breedlachende enaar Talal Hamze is alles bij het oude geble- Het dorre, weerbarstige Jordanië, dat voor 80 ;nt bestaat uit onvruchtbare woestijngrond, e zich tot 1967 grotendeels aan de steeds indiger spuitende bron van het toerisme. Uit leien van de wereld kwamen ze naar Hoesseins istad, die in aangrijpende slordigheid als een rol steenslag is leeggestort op en onder zeven ie heuvels. Een wassend leger van nieuwe len met het charisma van de chartervlucht le neer op het kleine vliegveld om vandaar in onditioned pelgrimsbussen de reis te beginnen streken en steden, waar vóór hen Abraham iaak en al die andere figuranten en hoofdrolspe- uit Oude en Nieuwe Testament hebben rondge- ild. Miljoenen Heilige Land-lopers, met het oog hun reflexcamera's begerig geopend, verdron- zich rondom de plaatsen; waar de wonderen volgens ijzeren wetten van bijbel en overlever- ïebben voltrokken. Ook zij hadden tevoren hun jeleerd en wisten, dat het geschiedde in die n, dat er een bevel uitging van Keizer Augus- dat het gehele rijk moest worden ingeschreven, ij gingen allen op reis om zich te laten inschrij- ieder naar zijn eigen stad. Ook Jozef trok op Galilea, uit de stad Nazareth naar Judea, naar tad van David, die Bethlehem heet, omdat hij et huis en het geslacht van David was, om zich ten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde 'dat we de Maria-kerk binnentrekken door een die alleen berekend is op dwergen en gebo- len, vertelt de gids het verhaal nog één keer. is een generale repetitie van het wonder, dat straks met eigen ogen zal aanschouwen, na een ie donatie in de uitgestoken hand van de dienst- de priester; hij knikt, als het bedrag onder de ir blijft en zegt „God zegene U" tegen de royale rs. as, sinds de wonderen bijna geheel de wereld ijn, is men nooit de enige, die de grot wil zien. het plein naast de kerk staan de bussen rijen met grommende motoren, want de moderne s wenst met enig comfort te pelgrimeren. Vroe- zou men hem met een palmtak koelte hebben ewuifd; nu laat de chauffeur zijn motor draaien :ijn gasten straks na terugkeer van hun neder ig te kunnen verwelkomen met de bries van air-conditioning, rdat het zover is vormen de groepen in de iakerk een geduldige queue en wachten zweten- ^merikanen, Japanners en Europeanen als in bitterste oorlogsjaar geduldig op het moment, ze zich mogen laven in de gaarkeuken van het of. wordt door diverse kerkgenootschappen nog As geredetwist over de precieze plaats, waar het geschiedde, toen de dagen vervuld waren en ia haar eerstgeboren zoon baarde, Hem wikkel- n doeken en Hem legde in een kribbe, omdat :en plaats meer was in de herberg, e praktijk maakt het weinig verschil, want als ndelijk door een Armeense priester de smalle, tere trap wordt afgeduwd, kom je toch ^utoma- i in een grot, die kil is als een kerker van een dood veroordeelde. Wat kaarsen verlichten het Hondërdduizenden Palestijnen, die in grijze kampen rondom hun oude vaderland wonen het merendeel in Libanon wachten op het moment, dat ze terug kunnen keren naar hun huis. Die weg terug is in de afgelopen jaren gedrenkt in bloed, haat en tranen. Het yitzicht op een gelukkige toekomst blijft miniem, maar zolang de hoop gloeit is het zinloos wachten dragelijk. getraliede gat, waar eens de kribbe stond. Een oude vrouw vóór me vraagt, of ik haar wandelstok met zilveren knop wil vasthouden. Daarna zakt ze door de knieën en ziet ze, wat miljoenen vóór haar gezien hebben: het gat is leeg. Er lekt een regentraan langs de grijze achterwand. „Denkt u aan de tijd", zegt de gids, „we moeten nog naar Nazareth". De vrouw kan begrip .opbrengen voor zijn verzoek en trekt zich aan mijn arm op. We moeten nog naar Nazareth. Droef gesteld Buiten bemerk je, dat het ook in het moderne Bethlehem nog steeds droef is gesteld met de hotelaccommodatie. Alleen op de plaats, waar de herders des nachts waakten over hun kudde en bezocht werden door een engel, die zeide: „Vreest niet, want ik verkondig U een grote vreugde" is slechts van nieuwbouw sprake. Er is een ultra, moderne shop verrezen, waar buitenlanders rozen kransen, kruisbeelden en namaakikonen kunnen kopen. De Arabier, die ons te woord staat „u krijgt tien procent korting op alle aankopen" wijst op zijn collectie goud- en zilverwerk. Als hij bemerkt, dat we uit Nederland komen lacht hij gulzig en zegt hij: „Ik heb een heel goede vriend in Uw land. Hij is hier in de winkel geweest en heeft veel mooie dingen voor zijn vrouw gekocht". Als we hem vragen naar de naam van die vriend moet hij die eerst opzoeken in zijn agenda. Hij spelt vervolgens de letters één voor één. „W I E G E L", zegt hij langzaam, alsof hij met de aanwijsstok wordt onderwezen in het alfabet. „Hans Wiegel", herhaalt hij, „een aardige man. Hij heeft veel gekocht voor zijn vrouw. Mag ik u wijzen op deze' handgemaakte broche. Niet duur en U krijgt uite raard tien procent korting." De moderne pelgrim niet bidden, maar bieden ontmoet je nog steeds in dit land, waar de dag nooit een ochtendhumeur heeft. De nachten zijn gepavoiseerd met tienduizenden sterren en als de dageraad aanbreekt, zorgt de zon voor een nieuw etmaal, dat goud op snee is uitgevoerd. Sinds de touroperators ontdekt hebben, dat een retour Israël honderden guldens goedkoper is, als ze hun gasten door de achterdeur van Jordanië het Beloof de Land binnenloodsen, is er een duidelijke ver schuiving geweest van hot vliegveld Lod bij Tel Aviv naar het vliegveld bij Amman. De Jordaanse autoriteiten verlangen als tegenprestatie een mini mum verblijf van drie dagen in het Hasjemietische Koninkrijk. Het is een wens, waar men graag aan voldoet, want Jordanië heeft van de geschiedenis een versteende erfenis meegekregen, die ook een langer verblijf ruimschoots rechtvaardigt. Op de weg naar Syrië ligt Jerash, een Grieks-Ro meinse provincie-hoofdstad, die eeuwen lang als de Schone Slaapster onder een zachte deken van woes tijnzand heeft gelegen. Totdat archeologen enkele tientallen jaren geleden nieuwsgierig werden naar de herkomst van een pilaar van onmiskenbaar Romeinse snit. die boven de heuvel bij Petra uitstak. De afgraving daarna postte een schep geld, maar het resultaat was dan,ook verbluffend. Onder de kale berg kwam een stad tevoorschijn, die gebouwd is in de twee eeuwen vóór de geboorte van Christus. Compleet met forum, zuilengalerijen, tempels, triomfbogen en een theater, waarvan de fenomenale akoestiek op elk moment van de dag door bezoekers persoonlijk beproefd wordt. Als er Nederlanders in de buurt zijn schalt tegen de lege, stenen bankenrij- en onophoudelijk „Jan kun je me verstaan?" en „Hallo, hallo, hier spreekt het mannetje van de radio". De gids, die het wat fijn wil houden, demon streert door het afstrijken van een lucifer, dat ook het minste geluid nog glashelder het schellinkje bereikt. Maar daarna nemen de bezoekers het akoestisch onderzoek toch weer in eigen beheer en dreunen Vondels reien en „Papa fume une pipe" door het theater.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 19