spoor Sub cultuur €»p dood Geen gebleekte, opgelapte spijkerbroek, geen vettige coltrui, geen plakkerig haar tot op de schouders. Doctorandus Gerard C. de Haas verschijnt met perfect grijs gekapt haar, in goedzittende, met smaak gekozen kledij, een haarscherpe vouw tot op de keurig gepoetste schoenen. Toch is hij de eerste doctorandus, die de subcultuur beschreef. Hij verkeerde in alternatieve jeugdsozen als Fantasio en Paradiso, maar steeds in kostuum met overhemd en stropdas. Hij behoorde niet tot de alternatieven, observeerde hen vanuit zijn hoek, gea museerd op zijn sigaartje bijtend en kringetjes bla zend in de roodgroene kleurenflitsen van de stikkies rokende en sinaasappelsap slurpende generatie. Wel werd hij geschokt en bekoord door de beukende beat, die ergens vanuit het bijna-donker op zijn trommel vliezen stootte, maar waar hij eerlijk gezegd hele nachten naar zou kunnen luisteren. In zijn kantoortje in de Amsterdamse Jan Luyken- straat met net genoeg plaats voor een bureau met schrijfmachine, ordners langs en kindertekeningen aan de muur ontleedt drs. G. C. de Haas de under ground op een subtiele manier. „In de jaren 1966-1967 had je al grote beattenten waar met allerlei vloeistofprojecties en elektronische mu ziek een andere sfeer werd opgeroepen dan bij hel gewone jeugdwerk. Deze underground-jeugd was niet in staat zich te presenteren aan de samenleving. In de eerste plaats door het enorme druggebruik, mari huana en hasjisj. Ik zag, dat ze soft drugs roken nel zo gezellig vinden als ik mijn sigaartje. Probleem was hoe je dat aan die samenleving moest duidelijk maken. Ze hadden de prestatie-maatschappij totaal "Deze maatschappij drijft de jonge generatie naar een nieuw proletariaat. Er zijn steeds minder jongeren nodig. Daarom worden jongeren bulten de maatschappij gehou den en In allerlei scholen en vormingsinstituten opge borgen, terwijl je weet dat er voor al die afgestudeerden nooit banen zullen zijn. Duizenden jongeren studeren sociologie en psychologie. In de laatste twee jaar zijn er vijf sociale academies bijgekomen. Maar je kunt op je vingers natellen dat er voor al die duizenden geen plaats Is. Onze maatschappij kan zich veroorloven om 30-35 pro cent van het begrotingsbedrag In onderwijs te Investe ren. Waarom? Omdat Jongelui In die maatschappij niet bruikbaar z!|n. Bij de |ongere generatie heerst wanhoop. Vandaar dat sommigen vluchten In drugs en apathie. WIJ hoeven niet mee te werken. Met al die machines en computers kunnen anderen het wel aan. De kansen voor de Jonge generatie zijn aanmerkelijk slechter dan voor vroegere generaties. Dat leidt tot excessen. Het Is ook verbazend hoe onze maatschappij In staat Is om al dit buitenmaatschappelljk gedrag te betalen. We zullen met elkaar wegen moeten vinden om de Jongeren maatschappelijke verantwoordelijkheid te geven. Laat ze een paar dagen per week helpen de oogst binnen te halen, grachten schoon te maken en de rest vakantie houden. Jeugd bulten het arbeidsproces sluiten Is het grootste probleem van deze tijd. Als longen ging ik helpen aardappels rooien of werken In de melkfabriek". DRS. GERARD DE HAAS: "Laat ze grachten schoonmaken in plaats van naar school gaan" Deze opzienbarende uitspraken zijn gedaan door Gerard C. de Haas, docent aan de part-time oplelfilng cultureel werk In Amsterdam. Hl] studeerde theologie en filosofie in Groningen en werd docent van de moderne jeugdraad In Amsterdam. Kwam daardoor al vroeg In contact met de toen opkomende subcultuur, ging zich ervoor Interes- »n en publiceerde vijf boeken over dit onderwerp. Gerard C. de Haas, de eerste doctorandus die de underground binnendrong en de sub cultuur beschreef. van een subculturele zaterdagavond in éên van verst van de machtigen af. Voor de oorlog bijvoor beeld liepen AJCers in manchesterpakken. Dat was de kleding van de arbeidersbevolking. Door de hele geschiedenis heen worden deze kenmer ken gebruikt als men fundamentele kritiek heeft op de maatschappijvorm. Maar de hele subcultuur staat nu op dood spoor, hoewel hij zijn werk heeft gedaan. Je houdt niet voor mogelijk wat Provo aan de mentaliteitsverandering heeft bijgedragen. In 1969 sloeg de politie een Provomeeting bij Het Lieverdje in Amsterdam uit elkaar. Vier jaar later trok dc politie zelf met spandoeken demonstrerend naar Den Haag. Gezagsverhoudingen in leger en bij de politie zijn heel anders dan tien jaar geleden. We zijn met z'n allen veel toleranter geworden. In één ding echter heeft Nederland leergeld betaald: toen Fantasio begon geloofden we stellig: als we soft drugs toelaten blijft het misbruik van hord drugs achterwege. Dat is niet uitgekomen. Dat misbruik is even hord toegenomen als in Amerika, Duitsland en Frankrijk, waar men veel minder tolerant tegenover soft drugs stond. Er zijn nogal wat jongeren aan hard drugs verslaafd. Het aantal zelfmoorden onder Jongeren is inderdaad sterk gestegen, het wegvallen van politieke en econo mische druk is één van de oorzaken. Innerlijke conflicten, die men anders via economie of politiek kwijt kon, komen voor de dag en leiden tot drugmis bruik. Hierin reageren de jongeren voor een deel hun teleurstelling af over het feit, dat de underground geen bestaansrecht meer heeft Wat zijn doel heeft bereikt houdt op te bestaan. JOH. M. PAMEIJER Zitten, liggen, hangen, leunen, luisteren, praten, harde popmuziek en flikkerlicht. Beeld de Nederlandse jeugdcentra. deontwerpers gebruiken nu elementen uit de subcul tuur en het is juist heel sjiek als je die draagt De voorlopers van de popcultuur hoopten op een soort culturele revolutie, net als in China. In plaats daarvan zag men dat de maatschappij hele delen van de subcultuur overnam en opzoog. Dat is een teleur stelling voor de jeugdcultuur geworden. Hoog- en laaggeplaatsten gaan als gelijken met elkaar om, noemen elkaar bij de voornaam, gaan gemakkelijk gekleed. Het regentenschap wordt opzij geschoven. Popcultuur is een volkscultuur, dat is de periode waarin artiesten als de Zangeres zonder Naam en Vader Abraham konden opbloeien. Na de popcultuur is niets meer gevolgd. De nozems kregen navolging in de rock'n roll en daarna kwam de beatgolf, die weer werd afgelost door de popcultuur. Die is nu voorbij en er is niets voor in de plaats gekomen. Daarom wordt een aftreksel van de popcultuur kunst matig in leven gehouden. Het generatieconflict dat in de zestiger jaren woedde is in de zeventiger jaren uitgedroogd. De jeugdcultuur die in de jaren '60 is boven gekomen heeft ontzettend oude wortels. Dit soort jeugdsubcul- tuur is eigenlijk de moedercultuur van onze bescha ving. Je ziet het bijvoorbeeld aan de opgenaaide lappen op spijkerbroeken of het gebruik van legerin- signes. Dat is zo oud als de wereld, maar periodiek raakt het in onbruik. Alleen clowns droegen nog opgelapte kleren. Zo'n herleving komt als men zich wil vereenzelvigen met de armsten onder de bevolking. Die lopen in opgelapte kleren. Het zijn armoedebewegingen. Die van Franciscus van Assisi was ook zo'n buitenmaat- schappelijke armoedebeweging. De armen zitten het Dat maakte ik in 67-68 mee en daarmee was ik ondergedompeld in de subcultuur. Ik was de eerste buitenstaander die er binnen kwam en ik ben de eerste geweest die er over schreef. Ik observeerde, maar deed niet mee". Men was in die tijd erg optimistisch. Eind van de zestiger en begin van de zeventiger jaren heerste onder de jongenen de mening dat er een soort doorbraak in de mentaliteit zou komen. Die door braak is uitgebleven. Wel heeft de Nederlandse samenleving vanuit de jeugdcultuur een enorme modernisering ondergazin. Op het gebied van kleding, in de muziek, in de ontspannen samenleving, waarin meer „gejijd" en „gejoud" wordt en men elkaar bij de voornamen aanspreekt. De arbeid heeft zijn dwangmatige karak ter wat verloren. Maar het is de vraag of dat soort idealen in tijden van werkloosheid houdbaar zullen blijven. De hele jeugdcultuur kon ontstaan omdat wij in die tijd een lange periode van toenemende welvaart en internationale ontspanning meemaakten. Nu komt er een tijd waarin het economisch wat minder florissant gaat en dit zal ertoe leiden dat men heel wat van zijn maatschappijkritiek inslikt De subcultuur is een reactie op oorlog en koude oorlog. Wat in de zestiger jaren als nieuwe mogelijkheden werd ontdekt blijkt in de zeventiger jaren tot een soort maniertje geworden. Wat we nu beleven is een soort alternatief consumptiecultuurtje. De spijkerbroek was een typisch Amerikaans arbei derskledingstuk. De protestbetekenis was: ga in een spijkerbroek lopen om te tonen dat je lak hebt aan dure pakkies. Die tijd is alweer voorbij. Grote mo De kapitale ontdekking, die zakenlieden de laatste jaren hebben gedaan is de verkoopwaarde van het heimwee naar vroeger. Nu steeds meer mensen de welvaart als een permanente frustratie ervaren en tussen hun tosti-ijzer, wasmachine, kleurenbuis, mar garine zonder smaaksluier en dwarsgebakken brood en met de valium onder handbereik hardop dromen van die heerlijke tijden van toen (ja. toen kon je tenminste nog lachen. Toen waren de winters nog echt koud. Toen gonsden de libellen zomers vóór je slaapkamerraam. Toen, ach gunst. Toen was alles nog vredig en rustig) in elk voorwerp uit de voltooid verleden tijd gelijk een prijzenswaardige topper, die de winkel uitvliegt. Om alles, wat onze voorouders met een hardgrondig „weg met die rommel" aan de vuilnisman hebben meegegeven, wordt nu weer door jong en oud gevoch ten. De gehaakte beddespreien, de hardstenen kwis pedoors, de anti-makassars en geborduurde spreuken, .heiligenbeelden, wormstekige crapauds, kookboeken met recepten van balkenbrei en watergruwel en de spiegels met het eeuwige slechte weer erin overstro men de markten en tweedehands-winkels, waar men goiJden zaken doet met de armoe van vorige genera ties. Op de bestsellerslijsten van de boekwinkels staan de fotoalbums en naslagwerken met de gestolde herinne- ring aan vroeger weer hoog genoteerd. Ineens is men 'razend nieuwsgierig geworden naar de wijze, waarop 'vroeger geloofd, gewerkt en gecrepeerd werd. En wie op zolder nog wat schoenendozen heeft staan met •snapshots van het Rijke Roomse Leven of van de (Geitenwollen Praal van de Paasheuvel of de keurtroe pen van Calvijn, behoeft maar een gesjeesde dichter of een bovenmeester in de arm te nemen voor de thegeleidende tekst en hij zit geheid op fluweel. Aan die lange reeks van nostalgieke naslagwerken heeft Uitgeverij Elsevier onlangs een nieuw exem plaar toegevoegd: „Destijds in Nederland". Het is een album met de beste opnamen van Bernard F. Eilers, die tussgp 1900 en 1920 met zijn loodzware kiekkast de boer opging om de wazige schoonheid van ons koninkrijk in zijn -glasplaten met zilverjodide te etsen. Eilers, een melancholieke, besnorde foto- en litho graaf, maakte zijn eerste foto's rond de eeuwwisseling en kreeg in de jaren erna op binnen- en buitenlandse exposities hoge onderscheidingen voor zijn meester werken in zwart en wit. Algemeen werd hij in die dagen beschouwd als één van de beste fotografen van Europa. Eilers, die zelf een verdienstelijke zondagsschilder was, fotografeerde met de zachte hand van Jacob van Ruysdael. Hij gebruikte zijn toestel als penseel en ving de herfstmist en de wintersneeuw als poëtische vogels. Het ging hem nooit om het vastleggen van misstanden, uitbuiting van arbeiders of sociale span ningen. Dat soort menselijke ontsporingen achtte hij beneden de waardigheid van zijn artistieke hart. Hij zocht liever de schoonheid van het leven op: een stoomboot, verpakt in engelenhaar, een geblakerde locomotief, die roet brakend onder de kap van het Amsterdamse Centraal Station uitkomt, een weiland met 'n pels van rijp aan. Zijn toestel was een extra dichtersoog, dat de Sint Nicolaaskerk aan de Prins Hendrik-kade boven de mistbanken liet uitsteken als een Russisch Godshuis met Tsaristische kronen. Hij zocht ook bij voorkeur onderwerpen uit, die hem niet konden tegen spreken. En daarom had hij een duide lijke weerzin tegen het maken van portretten. Toen een dame hem vroeg: „maakt u eens een mooi portret van mij", antwoordde hij hoofdschuddend,: „een mooi portret. Met dèt gezicht?". En als er nu mensen op zijn foto's staan werken ze voor hun dagelijks brood, staan ze gekromd achter hun handkarren of trekken ze hijgend een sleperswa gen tegen een buikbrug op. De foto's van -Eilers - stille getuigen uit een tijd, toen Nederland nog een stille oase achter dijken en duinen was - hebben na zijn dood in 1951 tientallen jaren in een kelder gelegen. Zij werden kortgeleden bij toeval ontdekt en uit de duizend glasplaten, die uit de as van het verleden herrezen, koos samenstelster zerk, waaronder het verleden zalig rust Wim Zaal verzorgde voor dit boek de grafrede en hij deed het piëteitvol op de toon van een dichterdo- minee. „Het is maar beeldspraak", noteert hij bij een foto van het IJ, „dat het water de houten of ijzeren buiken der schepen streelt. In werkelijkheid zijn ze als vlooien op zijn vocht. Mensen hechten aan het water, maar het water niet aan ons. Op elke vadem water heeft wel ooit de pet gedreven van een kind, de voile van een lichte meid, die het leven niet meer aankon of de kachelpijp van een borrelende Mijn heer. Het water is er oud van geworden". „Destijds in Nederland" is een stevig brok heinlwee in prachtband, dat de lezer-kijker hevig doet terug verlangen naar de tijd, toen alles nog zo overzichtelijk was. De rijken steeds rijker, de armen steeds armer. Aan het einde van zijn rondgang wordt de koper veel heil en zegen gewenst. En als meditatie wordt hem nog meegegeven: „verban de fouten, die van deze wereld resten. Jammer niet, om wat aan goed verlo ren ging. Weet, dat ge zelf verleden tijd in wording zijt. En bezorg uw erfenis aan de toekomst" Destijds in Nederland, 360 foto's en tekst op 144 pagina's. Prijs tot en met de Boekenweek van 1975 19,50. Daarna 24,5o! „Destijds in Nederland" VERLEDEN GEVANGEN IN ZWART-WIT Men bleef dus leven in het oude huis, en de bedstee waar men was geboren was goed om in te sterven. Daartussen een leven van hard labeur - de man doet alles wat ver van honk is, de vrouw moet de pannen van het dak kunnen tellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 17