„Rokers moeten
ook eens
rekening houden
met ons"
Filosoof
Karl
Jaspers
laat
gigantisch
oeuvre na
Niet-
roker
„neemt"
vaak
de
overlast
CLUB VAN ACTIEVE NIET-ROKERS:
6
LEIDSE COURANT
VRIJDAG 4 OKTOBER 1974
Wanneer iemand bezwaar tegen roker, heeft, zou een sigaret moeten worden gedoofd.
BtiKUHEM - Op 9 augustus
1973 schreef de New Scientist;
„Ook volwassen niet-rokers, die
verscheidene uren doorbrengen
in met rook gevulde ruimten,
ademen per dag het equivalent
van één of twee sigaretten in.
Dit kan voldoende zijn om hun
kansen om aan longkanker te
sterven, te verdubbelen.
Publieke actie ter verbetering -
misschien onvermijdelijk - is
bijna altijd nutteloos. Het kan
jaren in beslag nemen alvorens
een grief het pre ces doorlopen
heeft van eerst duidelijk worden
aan mensen, voldoende onder
zocht worden en het zorgvuldig
vastleggen van de feiten, daarna
eerst opgenomen worden door
radicale en tenslotte door res
pectabele elementen in de maat
schappij om uiteindelijk tot zich
getrokken te worden door de
media en ondersteund te wor
den in de bar."
Dat is nou niet bepaald een
uitspraak om welke actiegroep
dan ook enige hoop te geven.
Maar, zegt diezelfde Nw Scien
tist: „Het effect van het roken
van dertig sigaretten per dag
verhoogt iemands kans op over
lijden aan longkanker tot ten
minste het tienvoudige en mis
schien wel tot het dertig-voudi-
ge. Rokers echter, hebben de
keuze het roken op te geven,
ofschoon betrekkelijk weinigen
dat schijnen te doen. Niet-ro
kers zijn daarentegen vaak ge
dwongen de giftige rook van
hun rokende collega's in te ade
men. Hun lichamen dragen op
korte termijn de sporen ervan:
koolmonoxyde in het bloed en
nicotine in de urine; de gevolgen
op lange termijn zijn verrader
lijk. Zolang ze zich niet asce
tisch kunnen terugtrekken uit
de maatschappij, hebben niet-
tabakverslaafden geen middel
om blootstelling aan een veron-
treiniger welke als kankerver
wekkend bekend is, te vermij
den.
■Deze situatie zal voortduren to-
dat we afstappen van ons huidig
systeem van „niet-roken"-ruim-
ten in treinen en openbare gele
genheden en het vervangen
door een beperkend systeem,
waarbij roken slechts is toege
staan in ruimten die specifiek
voor dat doel zijn aangewezen".
En daar hebben we dan meteen
het onderwerp gevonden waar
ook in Nederland een volkomen
nieuwe actiegroep op heeft inge
haakt, de C.A.N., Club van Ac
tieve Niet-rokers. In Berghem
bij Oss is het secretariaat geves
tigd, dat wordt beheerd door de
heer J. Luijerink, die eigenlijk
ook de oprichter is.
Wat wil deze club? In zich ver
enigen niet-rokers met het doel
de nadelige gevolgen van het
toegenomen tabaksverbruik te
De secretaris van de Club van Actieve Niet-rokers, de heer J. H. Luijerink:
beleefdheid klinkt zo behoudend
verminderen door de aandacht
te vestigen op tabaksrook als
milieuverontreiniger en veran
dering van de „sociale accepta
tie" van het roken, zodat kinde
ren en ex-rokers minder ge
neigd zullen zijn (weer) met ro
ken te beginnen.
Om hei allemaal wat simpeler
te stellen: het is een club van
mensen die niet meteen hard
zeggen: „je moet niet meer ro
ken". Neen, zij zeggen: „Kijk nu
toch eens hoe je aan vervuiling
meewerkt door dat roken", en
„Wat doe je de jeugd toch aan".
Hoogst nobele motieven, maar
piet vrij van eigenbelang, want
de Club stelt als eerste doel:
verzorging van publiciteit die de
aandacht vestigt op de positie
van de niet-rokers, die in het
maatschappelijk leven gedwon
gen zijn „mee te roken" door
inademing van tabaksrook van
anderen; als tweede doel het
initiëren en, waar mogelijk, be
geleiden van activiteiten die
moeten leiden tot een verminde
ring van door tabaksrook on
dervonden overlast in bedrijven
en openbare lokaliteiten, inclu
sief openbaar vervoer; als derde
doel verbetering van de image
van de niet-roker als alternatief
voor het, ten koste van grote
bedragen in stand gehouden,
onwaarachtige „reclame-beeld"
van de roker; en dan pas als
laatste het denken aan de ande-
r: vooral de nog niet rokende
jeugd overtuigen van de voorde
len van handhaving van hun in
dit opzicht natuurlijke en mi
lieu-verantwoorde houding.
Is dat op de eerste plaats aan
zichzelf denken op enigerlei ma
te gerechtvaardigd? In Enge
land is een rapport verschenen
onder de titel „Smoking and
health now", dat door de uitge
verij Strengholt in een vertaling
van dr. Meinsma op de Neder
landse markt is uitgekomen.
Daarin wordt aangetoond dat er
een duidelijk verband valt aan
te wijzen tussen het aantal ge
rookte sigaretten en de kans op
longkankersterfte. Hieruit
wordt rechtstreeks afgeleid dat
het „passief" roken, het opsnui
ven van de rook van andermans
sigaret, sigaar of pijp dan even
gevaarlijk zou zijn. Een voorals
nog onbewezen stelling.
Hoewel, in Herefordshire in En
geland heeft dr. W. Norman
Taylor een onderzoek uitge
voerd op enkele scholen. Daar
bij vertoonden kinderen met
een zware roker in hun familie
50% meer ademhalingsziekten
dan kinderen uit niet-rokende
families. Twee Amerikaanse
studies onder 1000'huishoudin
gen in Denver en 725 huishou
dingen in Detroitleverden het
zelfde bewijs, dat de kinderen
van rokers significant vaker
ziek waren dan de kinderen van
niet-rokende ouders.
Nogmaals diezelfde New Scien
tist: „Er zijn op het eerste ge
zicht goede gronden om aan te
•nemen, dat de mate van passief
roken waaraan duizenden - mis
schien wel miljoenen - mensen
zijn blootgesteld, voldoende is
om hun kansen op overlijden
aan longkanker te verdubbe
len". Dezelfde argumenten gel
den waarschijnlijk ook voor
chronische bronchitis, emphyse
ma, coronaire hartziekten.
mond- en keelkanker én maag
en 12-vingerige darmzweren. Er
zijn natuurlijk vele onbewezen
veronderstellingen in deze keten
van redeneringen.
Maar op zijn minst lijkt het'
mogelijk, dat mensen die regel
matig werken in een rokerig
kantoor, reizen in een rokerige!
trein, wonen in een rokerig huis
en drinken in een rokerige bar,
meetbare - ofschoon nog onge
meten - risico's voor hun ge
zondheid lopen.
Gezien het ontbreken van direct
bewijs, dat dit zo is, is er in
medische kringen weerstand om
te worden betrokken bij de on
dersteuning van deze zienswijze.
Maar privé zijn sommigen van
hen die nauw betrokken zijn bij
het onderzoek over „roken en
gezondheid", ervan overtuigd,
'dat significante risico's voor de
niet-roker inderdaad bestaan.
En ofschoon het niet gemakke
lijk zou zijn studies op te zetten
om de sterfte van zware tegen
over lichtpassieve rokers te me
ten, is enig onderzoek zeker een
zaak van urgentie.
De secretaris van de C.A.N., de
heer Luijerink, wil duidelijk
stellen dat er niet in de eerste
plaats verboden moet worden:
„Kenmerkend voor onze bena
dering is het streven naar de
grootst mogelijke individuele
vrijheid van zowel rokers als'
niet-rokers. Bijvoorbeeld, alhoe
wel wij blij zijn met iedere on
derwijzer die het presteert hele
maal te stoppen met roken, gaat
het er ons in de eerste plaats
om zijn motivering, om voor de,
klas niet te roken, te helpen
versterken. Niet alleen, omdat -
dit het milieu in de klas ten,
goede komt, maar ook omdat
hij door niet te roken een posi
tieve invloed op de jeugd uitoe
fent.
Een dergelijke motivering geldt
ook voor ieder ander die door
zijn beroep of positie anderen
tot voorbeeld is, zoals artsen,
jeugdleiders, leraren, ouders en
zovoort.
Het kost ons niet veel moeite om
begrip op te brengen voor ro
kers, vooral voor oudere men
sen die begonnen zijn met roken
in een periode dat er in medi
sche kringen nog weinig een
stemmigheid was over de scha
delijkheid van tabaksrook voor
de gezondheid.
Echter, ook mét dit begrip voor
de roker zelf die het roken niet
kan laten, kunnen wij ernaar
streven dat men niet rookt in
aanwezigheid van kinderen of
van niet-rokers zonder hun toe
stemming.
Het is verheugend te constate
ren, dat veel rokers het appel
op het recht van goede adem-
lucht voor iedereen accepteren
en ook bereid blijken het roken
tijdelijk te onderbreken ten be
hoeve van anderen. Tenminste,
als de bezwaren op een passen
de manier kenbaar gemaakt
worden".
Hier ligt een bestaansgrond
voor de C. A.N. Veel niet-rokers
vinden het vervelend om door
een roker als lastig te worden
aangezien. Men weet niet goed
hoe het de roker te vertellen en
daarom „neemt" men liever de
overlast, waarvan de rokers zich
meestal niet eens bewust zijn."
Het zou een zaak van gewone
burgerlijke beleefdheid kunnen
zijn: als je wilt roken in een
gezelschap, kun je dat vragen.
De heer Luijerink: „Vroeger
was dat inderdaad zo, maar
daar wordt op het ogenblik geen
enkele rekening meer mee ge
houden. Maar ik heb het maar
liever niet over beleefdheid en
zo. Daarmee wek je zo de in
druk behoudend te zijn. We ho
pen gewoon te bereiken dat na
verloop van tijd rokers, alvo
rens zij sigaar of sigaret op te
steken, dit laten afhangen van
de instemming van de andere
aanwezigen."
De vereniging van de heer Luij
erink is nog maar erg klein. Pas
een goede tweehonderd mensen
hebben hun instemming be
tuigd. Maar er zullen in Neder
land wel veel meer mensen zijn
die het in feite met hem eens
zijn.
Van onze correspondent
BONN - Toen de Duitse filosoof Karl Jaspers vier
jaar geleden stierf, was er van zijn hand een
dertigtal boeken verschenen. De wetenschappelij
ke wereld beschouwde dit als' het resultaat van
een uitzonderlijke vlijt, temeer daar Jaspers als
professor al niet op zijn lauweren had gerust en
hij onophoudelijk met artikelen in de „geestelijke
opbouw" van de Bondsrepubliek had ingegrepen,
maar bovendien lichamelijk gehandicapt was.
Dat hij desondanks de gezegende leeftijd van 86
jaar bereikte, dankte hij aan een uiterst verstan
dige levenswijze.
Al deze fenomenen werden postuum nog eens
overtroffen, want enige jaren na zijn dood is
gebleken, dat Jaspers' gepubliceerde werken
slechts de top van een ijsberg vormen. Hans
Saner, die gedurende de laatste zeven jaren van
Jaspers' leven zijn secretaris was, ontdekte na
moeizaam ordenen en tellen de onwaarschijnlijke
hoeveelheid van ongeveer 35.000 manuskriptbla-
den en daarenboven nog eens 25.000 brieven.
Gedurende de laatste kwart eeuw van zijn leven
heeft de veelzijdige geleerde, die oorspronkelijk
psychiater was, in Heidelberg hoogleraar in de
psychologie werd en in 1948 te Bazel hoogleraar
in de filosofie, zich voornamelijk bezig gehouden
met het schrijven van een „wereldgeschiedenis van
de filosofie Hiervan is tot nu toe slechts een
uiterst klein gedeelte, een werk over Nikolaus
verschenen. Ongedrukt zijn nog liefst
22.000 door Jaspers met de hand geschreven en
vaak moeizaam te lezen bladzijden.
Volledige uitgave
Het besluit van Saner een volledige uitgave van
Jaspers' werken te verzorgen, werd door de drie
Duitse uitgevers Piper, Springer en De Gruyter
geaccepteerd, hoewel ze zeker niet op een specta
culair succes bij de verkoop rekenen en zij hierin
een bedrag van een miljoen mark moeten investe
ren. Als eerste zal in zes omvangrijke delen de
„wereldgeschiedenis van de filosofie" verschijnen
en alleen de opzet van dit werk toont al aan hoe
strikt logisch Jaspers te werk ging.
Het eerste deel bevat „de chronologische geschie
denis van de filosofie" en hierop volgen dan „de
geschiedenis van de objekten van de filosofie", „de
persoonlijkheid van de denkers", „de wederzijdse
verhoudingen van de filosofie tot de taal, de
mythos, het geloof, de poëzie en de kunst", „de
realisatie van de filosofie in haar geschiedenis"
en tenslotte „de geschiedenis van de filosofische
polemiek".
De uitgave van de rest van Jaspers' manuskripten
zal systematisch volgen en hiertoe behoren nog
twee delen van de „filosofische logica" waarvan
het eerste in 1947 verscheen, „de principes van
het filosoferen" en een „inleiding in de filosofie".
Temeer daar er ook nog werken over de geschie
denis in het algemeen (2000 pagina's), een boek
over het verzet tegen Hitier, dagboeken, persoonlij
ke notities en delen van een auto-biografie gepubli
ceerd zullen worden, rekent men op een schat van
gegevens, die voor de wetenschap uiterst waarde
vol zullen zijn.
Persoonlijk
De denker Jaspers onderscheidde zich vooral hier
door, dat hij een persoonlijke richting van het
existentialisme ontwierp. Zijn voornaamste bewe
ring luidt, dat het zelfs met de grootste objektivi-
teit nog onmogelijk is tot een gemeenschappelijke
wereldbeschouwing te komen. In wezen en uiteind
elijk is de waarheid slechts in aanduidingen te
vinden.
Karl Jaspers' voornaamste wezenstrek is waar
schijnlijk wel zijn scherp kritische benadering van
de dingen. Vooral wat zijn bemoeienissen met de
aktuele politiek betreft, verweten velen in de
Bondsrepubliek hem, dat hij de absolute negatie
wilde.
Niets is minder waar. Jaspers was uiterst positief
opbouwend. Hij wilde de mensen helpen denken.
Hij hield zich intensief met de politiek in West-
Duitsland bezig, omdat hij van mening was, dat
de jeugd van een staat de meest ideale omstandig
heid is om er een vomaakte democratie van te
maken. Alleen om dit doel te bereiken legde hij
onophoudelijk en onbarmhartig de tekortkomin
gen van deze staat bloot.