Leiden jaar geleden ontzet Ook Spanjaarden liepen vast in ondergelopen Zuid-Holland. Het grote moment waarop de geuzenvloot de ontzette stad binnenroeit. De eerste uitreiking van de haringen en het wittebrood was een stormachtige aangelegenheid. het i LEIDEN Er is een tijd geweest, dat het Hollandse wapen bij uitnemendheid het water was. De vijan- de westelijke lage landen konden er van lusten, als ze het waagden beneden zeepeil vaste grond onder de voeten te krijgen. Dijken maken en doorsteken was een bezigheid, waar onze voor vaderen de hand niet voor omdraaiden. Euikte een snode vijand aan de grenzen van beide Hollanden of Utrecht, dan was daar al gauw een waterlinie die iedere opmars tot een gewaagde onderneming maakte. De krijgsmanskunst hoefde niet zo hoog ontwikkeld te zijn, we hadden water in overvloed en daarmee stonden wij ons mannetje. We hielden ongewenste bezoekers mee op een afstand. En als het niet lukte, vonden we er weer wat anders op. Mocht een onderdrukker langs een achterdeur toch zijn binnengeslipt en achtte hij zich heer en meester tussen de sloten, vaarten, plassen en landweggetjes, dan riepen de waterlanders het water weer als een waakhond te hulp en spoelden de vijand naar hoger gelegen dreven. Bij de Duitsers is dat in de laatste oorlog niet zo best gelukt, maar de Spanjaarden, die 400 jaar geleden alhier eveneens een knoetende functie vervulden, hebben het geweten. En daarom vieren wij feest. Althans Leiden: op 3 oktober 1574 zocht de Spaanse invasie, die Leiden enkele maanden lllllllll! in de klem had gehouden, een goed heenkomen omdat de sinjoren en hun huurlingen geen natte voeten wilden riskeren. Dit verschijnsel heet sinds dag Leidens Ontzet. i tijd •ank- ijker vind Zoals men elders in den lande wét zeggen wij: tot op Hawaii en in Canada toe kan weten, vieren 'de Leidenaars op die derde oktober telkenjare deze Ispectaculaire bevrijding. De buitenstaande niet-Leide- naar weet er doorgaans niet meer van dan dat er die dag in buitensporige hoeveelheden haring, witte brood en hutspot worden verorberd. Dit zijn echter bijkomstigheden die traditie worden genoemd. De essentie ligt voor de Leidenaar dieper. En als de Jantjes van Leiden deze essentie niet direct meer kunnen vatten, dan is er altijd een kleine kern van volhouders, doordenkers en zakenlieden, die steeds weer het wezen van het Leidse feest erin pompen via een feestprogramma en inspirerende taal. Dan wordt er herdacht van 's morgens vroeg tot in de nachtelijke uurtjes: oud-vaderlandse koraal mu ziek, een stemmige reformatorische, niet al te anti paapse preek (want de katholieken bevolken evenzeer de draaimolens en betalen zich blauw aan poffertjes, vette paling en zoete druiven), duizenden schuifelen door de Waag ter nuttiging van de haringen en het wittebrood, er is de Grote Optocht elk jaar met een ander thema, maar telkens voorzien van dezelfde stoffige historische kostuums uithet arsenaal van de 3 October Vereeniging -, een oorverdovend lunapark en een„slotvuurwerk" met bommen, keukenmeiden en granaten. Een doordacht trekje van het hele Leidse feest is de avondlijke taptoe op 2 oktober. Op die dag in 1574 immers, al gloorde de dageraad van de 3e aan de kim, verlieten de Spanjaarden muisstil de schans Lammen, op Zoeterwouds grondgebied.Zomersproeti ge en stroblonde 15-jarige weesjongen Ewout Cornelis Joppensz had de lichtjes zien wegtrekken. Hij leidde de ongelovige Geuzen en stadsverdedigers naar Lam men en zat al gauw te schrokken uit een grote hutspot die de weggetrokken vijanden hadden achtergelaten. Cornelis Joppensz. staat nu als broodmager beeldje op zijn sokkel bij het Lammenschansstation. De hutspot die hij met de linkerhand torst lijkt onnoeme lijk zwaar, maar de andere hand houdt hij glorieus Het derde eeuwfeest van Leidens ontzet werd in 1874 gevierd. Toen werd ook deze fraaie plaat uitgegeven. In het hart Van der Werf die zichzelf als voedsel aan de bevolking aanbiedt; verder de koppen van Oranje, secretaris Van Hout, burgerijbevelhebber Van der Does, admiraal Boisot en de Spaanse commandant Valdez. De andere taferelen tonen een uitval, de pest, de vloot naar Leiden en (zoals men het noemde) de binnenkomst der haringvloot. Het was me het jaartje wel, 1574. Trouwens, een jaar daarvóór zat Leiden al in zak en as. Eind oktober '73 '.wam Valdez al een ring leggen om Leiden, dat de kant van Oranje had gekozen. Het belegeren was in die dagen niet veel meer dan wachten op knorrende magen aan de andere zijde. Je sloot de zaak in en belette de ravitaillering van buitenaf, schansje hier en schansje daar bij toevoerende waterwegen en dan maar wachten, onderwijl drieste geuzenvendels en bevoorradingsvaartuigen van het lijf houdend. Ter afwisseling werden nu en dan min of meer serieuze pogingen ondernoemn door gegraven gangen om de stadswallen te naderen en die te ondermijnen. Als er niets anders te doen was stonden belegeraars en belegerden elkaar uit te lachen en lange neuzen te trekken. Als men het te bont maakte schoot een boze Prinsgezinde een Spanjaard naar het hiernamaals of andersom. Dat ging ze een kleine vijf maanden goed, maar toen de lente van 1574 begon moest de heer Valdez het beleg opbreken, omdat twee broers van Willem van Oranje. Lodewijk en Hendrik van Nassau met een bevrijdingsleger .in aantocht waren. De Mokerhei kwam toen voor het eerst de geschiedenis binnen, want de Nassau's werden er verslagen en sneuvelden. Leiden, dat inmiddels een voorbode van Dolle Dins dag had beleefd, toen de Spanjolen (zoals ze oneerbie dig werden genoemd) onder hoongeroep vanonder de wallen gepakt en gezakt waren weggetrokken, dacht uit de zorgen te zijn. Maar jawel, een week of wat later lagen de vasthoudende zuiderlingen weer voor de muren te bivakkeren en nu erg grimmig: 5000 man onder Don de Valdez, naar wie het Leidse stadsbe stuur eeuwen later een vrij onaanzienlijke straat hebben vernoemd. Heel wat Leidenaars vinden dat nu erg vreemd, want je vernoemt ook geen straat naar Hans Rauter of de General der Flieger Chris tiansen. Leiden werd verdedigd door een garnizoen van 600 man, een paar honderd gewapende burgers en 800 Waalse huurlingen. In de daaropvolgende maanden groeide de heldhaftigheid, maar honger en ziekte, wanhoop en wantrouwen namen evenzeer toe. Het was niet alles botertje tot de boom, daar binnen die Leidse muren. Een heel stel rekels wilde doorzet ten en volhouden, anderen weer wensten met de Spanjaard tot een vergelijk te komen. Men begon te morren, zoals dat heette. De geschiedenisboekjes leren, dat toen Leidens burgemeester nummer één, Pieter van der Werff, zijn lijf aanbood als voedsel voor het hongerende volk. In het stedelijk museum De Lakenhal kan men dat goed aanschouwer op een groot schilderij. Een waarlijk ontroerend aanbod, maar er zijn historici die het gebaar weliswaar edelmoedig maar ook oerdom noemen. Wellicht heeft Van der Werff zelf ook even het idee gehad: dat doen ze toch niet. Lieden die menen het te kunnen weten achten de stadssecretaris Jan van Hout en vrijwilli- gersaanvoerder Jan van der Does uit Noordwijk grotere krachtfiguren, ofschoon ook deze Jannen niet helemaal ongeschonden het historisch oordeel zijn doorgekomen. Hoe het zij, met het voortschrijden van de zomer droogden de krachten van de Leidse verdedigers en de burgers. Steeds meer poorters glipten 's nachts door de Spaanse schansen en verkozen de vrijheid boven de strijd. Ze zijn onsterfelijk geworden, want -o ironie- de Leidenaars heten in het ongunstigste geval hedentendage nog glippers. Maar je had ook de OW-ers, de oorlogswinstmakers, die langs slinkse wegen de stad met allerhande levensmiddelen, zelfs met paarden en koeien, binnen slopen. Meestal per schuit en 's nachts. Zeker als de Spanjaarden lagen te dobbelen. Historische waarheid, onjuistheden en wat daartussen ligt zijn nauwelijks meer te ontwar ren. Wel staat vast, dat de elementen Leiden te hulp kwamen toen de nood het hoogst was. De geuzen- voogd Boisot was met een vloot over het Zoetermeer- se meer en de Noord Aa in de buurt om redding te brengen. Maar water en wind zaten niet mee. Dat veranderde op 29 september, toen een fikse noord wester wind het water door de geopende sluizen en over de dijken joeg. Toch schijnt het niet het water te zijn geweest dat Leiden definitief van de Spaanse bedreiging verloste. Het verhaal wil, dat de belegeraars wegtrokken om dat ze meenden, dat het stadse garnizoen een uitval deed. Ze hoorden namelijk midden in de nacht van 3 op 4 oktober een kabaal van heb ik jou daar. De Koepoort bleek onverwachts te zijn ingestort. Toen was het in de laatste versterking, de Lammenschans, wegzijn geblazen. Een uur of wat later kon admiraal Boisot, aan het hoofd van een bevoorradingsvloot van voortgeroeide scheepjes, bij de Vliet roepen: „Overeet jullie niet, beste mensen; teveel opeens zou jullie na het lange vasten slecht bekomen". Maar de Leide naars propten de monden vol en dromden tezamen om te danken in de Pieterskerk rond dominee Pieter Comelisz. De volgende dag reeds was prins Willem vanuit Delft naar Leiden gekomen. In de stad ging men met de bevrijders om als waren het de Canadezen van 1945. - J -V- - A 4 v' r.-' r -1'Hij.A SK V O. i. A 1. N8A Eigenlijk begon de victorie voor Leiden bij Zoetermeer. Daar werd de Landscheidingsweg doorgestoken en konden de geuzen van het oprukkende water gebruikmaken. In de tussentijd trokken de Spanjaarden, woedend omdat ze een beloofde rijke buit aan hun neus voorbij zagen gaan, brandschattend in de richting Utrecht Oranje wist het Leidse uithoudingsvermogen te belo nen: „De dank aan Leiden, dat voor het hele land heeft geleden, zal niet uit lege woorden bestaan. Ik denk erover een verzoek bij de Generale Staten in te dienen om uw stad ofwel voor een mensenleeftijd van alle belastingen te ontslaan ofwel als gij daar de voorkeur aan geeftaan haar oude roem door de oprichting van een hogeschool verhoogde glans te verlenen". Kooplui en ambachtslieden spitsten bij de eerste mogelijkheid de oren, maar de meeste bijval kreeg het tweede voorstel bij vroedschap en schepe nen, die zich al op één lijn zagen geplaatst met Leuven, Parijs, Oxford en Bologna. Kwestie van burgertrots, waarvoor het twintigste eeuwse Leiden de wijze vaderen nog dankbaar is. Men koos voor de universiteit, die thans de grootste werkgever van Leiden is. De universiteit kwam er, zij word gesticht in naam van „Philips by der Gracien Gods Coninck vun Castillien van Loon van Aragon van Sicilien van Maillorque, By rijpe deliberatie enda advys van onsen lieven Neve, Ridder van onser Ordene, Willem Prince van Oraingien"... Ton Pieters Deze „historische" prent laat zien, dat In de dagen van het beleg van Leiden in 1574 door de Spanjaarden niets onbeproefd werd gelaten om de burgerij tot overgave te bewegen. Hier tracht de vijand de Leidenaars het water in de mond te brengen door broden aan te bieden. In ruil voor de vrijheid dan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 15