Als ik op
het veld kom
word ik
opeens
bloedlink
Hoe eindigen
we zover
mogelijk
van onderste
plaats
DE GROOT:
DE WOLF:
xetdsexourant
Twee trainers:
twee tegenpolen
LEIDEN - Opdeze ,.voetbal-in-de
krant"-pagina een beeld van twee
Leidse voetbaltrainers. Voor bei
den is voetbal hun hobby en toch
zijn ze in hun benadering daar
van praktisch eikaars tegenpolen.
Ondanks het feit, dat ze uit het
zelfde nest komen, UVS.
Joop de Wolf trainer van der
deklasser LDWS is 52 en bena
dert het voetbal op een, voor hem
typerend, rustige manier, „praten
doe ik, vooral vèèl praten. Het is
de enige manier om wat te berei
ken en om moeilijkheden te voor
komen", is zijn stelregel.
Ruud de Groot trainer van
ZLC is 26 en hij ziet het bedui
dend anders. „Ik heb twee levens:
mijn privéleven en mijn voetbal
leven. Die houd ik strikt geschei
den. Wanneer ik om 12 uur op het
veld kom, verander ik enorm.
Dan wordt ik bloedlink. Mijn vui
stregel is, dat ik de baas ben. Pas
nè de wedstrijd wordt er ge
praat".
Volkomen verschillende uitgangs
punten dus, maar desondanks be
reikten beiden hun doel. Zowel
LDWS als ZLC werd vorig sei
zoen kampioen en voor de eerste
club betekende dat zelfs een pro
longatie. „Dit jaar probeer ik
weer zover mogelijk van de on
derste plaats te eindigen", lacht
Joop de Wolf. En Ruud de Groot:
„Binnen twee jaar spelen wij
KNVB". Het is maar hoe je het
bekijkt. Feit is wel, dat zowel de
beheerste, voorzichtige De Wolf,
als zijn levendige, spraakzame te
genpool kijk op voetbal hebben
.Dat bewezen ze.
Ruud de Groot
LEIDEN Ruud de Groot, 26 jaar en
leraar lichamlijke opvoeding van be
roep, heeft „slechts" drie en half uur
nodig om zijn verhaal te doen. Pas dan
vraagt hij: „Wat wilde je eigenlijk nog
meer weten? „Uit zijn overvloed aan
woorden hebben wij de belangrijkste
uitspraken gedestilleerd. Zou men een
poging doen om alles wat hij vertelde
neer te schrijven - en het het was inte
ressant genoeg - dan heeft men ongeveer
drie pagina's van deze krant nodig. En
dat vond hij zelf ook wel een beetje
teveel van het goede.
Zijn introductie komt er in sneltreinvaart
uit. Als jongen begon hij bij ZLC. Toen
hij 18 was ging hij naar de Academie
voor LO. en kreeg van Holland Sport een
jeugdcontract aangeboden. Na twee jaar
had hij het wel gezien - men wilde hem
houden - en keerde hij, bij UVS, in
Leiden terug. Spoedig speelde hij, in wat
hij noemt, „een berenachterhoede", sa
men met Rol, Balkhoven en Lardé. Zijn
rol bij UVS bleef niet beperkt tot het
voetbal, want al snel nam hij de jeugd-
training over, met als resultaat 7 kam
pioenschappen van in totaal 10 teams,
binnen éerin jaar. Hij moest in dienst,
kreeg wat geharrewaar met trainer Van
Schooten, omdat hij op woensdag niet
meer kon en zei toen UVS vaarwel. Wim
de Koning van ZLC was er snel bij en
sindsdien is hij trainer van die club..
Tevens speelt Ruud de Groot op zaterdag
bij RCL, omdat hij zich nog jong genoeg
voelt en bovendien vond, dat hij te zwaar
werd. Zijn hobby -want dat is het - zegt
hij, kost hem in totaal vier avonden per
week, plus verplichtingen op zaterdag en
zondag. Tussendoor volgt hij nog even de
B-cursus, terwijl hij zitting heeft in het
comité schoolsport. En verder heeft hij
dan een vrouw en een baan om naar om
te kijken. „En vooral deze twee dingen
doe ik uiterst consiencieus, al vraag je
je natuurlijk af, waar ik de tijd vandaan
haal", zegt hij lachtend.
Zijn stelregel.
„Die luidt", zegt hij grimmig: „Je mag
best slecht spelen en verliezen, maar
slecht spelen zonder inzet en dan verlie
zen, dat neem ik niet". De diepere zin
is duidelijk; Ruud de Groot stelt de inzet
van zijn spelers primair. „Inderdaad,
want als ik merk, dat iemand, wie het
ook zijn moge, er met zijn pet naar gooit,
dan schop ik hem eruit. Gevochten zal
er worden, en wil je dat niet, dan kan
je van mijn part maar beter lager gaan
spelen. Dat stel ik wel van te voren, zodat
ieder weet waar hij aan toe is".
Over mentaliteit:
„Dat sluit aan bij het vorige punt. De
spelers moeten weten, dat er maar één
de baas is en dat is de trainer. Die
bepaalt wat er gebeurt en toevallig vind
ik „ervoor knokken" het allerbelangrijk
st. Zeg maar rustig, dat ik als trainer
behoorlijk autoritair ben. Ik vind dat
nodig, want dan weet niemand elke partij
waar hij aan toe is. Ik duld inspraak,
maar wél na de wedstrijd. Dan drink ik
een pilsje met de boys en dan is er tijd
voor een geintje. Hetzelfde geldt voor de
training. Ik maak de dienst uit en neie-
mand anders."
Over ZLC:
„Volgens mij de leukste en gezelligste
club uit Leiden. De jongens met wie ik
werk heb ik geen cent last mee. En daar
heb je het weer: ze weten waar ze aan
toe zijn en iedereen houdt zich eraan.
Daar ligt ook de basis van ons succes,
want je kweekt zodoende saamhorigheid.
Ik maak ook geen verschil tussen het
eerste en het ttoeede. Voor beide teams
hanteer ik dezelfde maatstaven. En zelfs
al mogen ze me niet aanspreken met
„Ruud", maar met Trainer" heb ik met
niemand narigheid. Ik kan met iedereen
goed opschieten, maar de sfeer bij ZLC
is de laatste jaren dan ook geweldig."
Over de prestaties:
„We zijn kampioen geworden en daar
ben ik enorm blij mee. Trots ook wel een
beetje, al realiseer ik me heus wel, dat
het echt niet jouw verdienste is. De spe
lers moeten het tenslotte doen. Zelf kan
je alleen maar hopen, dat ze je raadge
vingen niet in de wind slaan." En hij
vervolgt op feller toon: „Binnen twee jaar
moeten we KNVB spelen. Geziende grote
mogelijkheden, die ZLC qua spelersmate
riaal heeft, moet dat zondermeer kunnen
lukken. Ik wil persé het hoogst haalbare
bereiken, dus geloof me, we gaan er
tegenaan.
Over voetbalopvattingen:
„Techniek is alles; daar moet de zaak op
stoelen. Techniek en inzet natuurlijk. Dat
betekent voor mij dus geen vreugdeloos
solowerk of continu het opzetten van
„één-twee's", maar het beheersen van de
leemten „stoppen - kijken - spelen".
Daaraan moet je als trainer voortdurend
werken. De dieptepass zie( ik nog steeds
als het meest elementaire aanvalswapen.
En met onze 55 goals heb ik, wat de
tweede klas betreft, in ieder geval gelijk
gekregen. Verder heb ik nog twee zaken
die ook belangrijk meetellen, namelijk
een goede basisvonditie en een sterke,
strak gesloten verdediging."
Over nog veel meer dingen die hem op
het hart liggen:
„Piet Kantebeen is mijn grote voorbeeld.
Wat heeft die man een ervaring en een
inzicht. Pedagogisch en psychologisch ge
zien van topkwaliteit Zo'n trainer kom
je zelden tegen.
Van zaalvoetbal ben ik geen voorstander,
maar omdat wij op woensdag en vrijdag
trainen, dat ik het toe, Wél heb ik als
voorwaarde gesteld, dat het veld voetbal
er in geen geval onder mag lijden. En
of dat gebeurd is ter mijner beoordeling.
Ik ben behoorlijk ambitieus. Na mijn
B-cursus zoek ik het beslist hogerop, al
mag het voetbal niet ten koste gaan van
mijn baan. Maar Roodenburg of UVS
trainen wil ik best
Als je dertig bent moet je stoppen met
voetbal,althans lager gaan spelen. Een
vereniging die dat niet toepast, verspeelt
daarmee zijn jeugd.
Jan Leget vind ik persoonlijk de beste
speler van Leiden. Kwalitatief zijn er
betere, maar wat die man een mentaliteit
heeft, houd je niet voor mogelijk.Fantas-
tisch.
Wat wil je nog meer weten?"
AD VAN KAAM
Joop de Wolf (inks) neemt hier zijn pupil Piet Gubler onder handen.
LEIDEN Joop de Wolf is een bedacht
zaam man. En nuchter ook. Hij laat zich
niet verleiden tot grote uitspraken. „Ik
houd niet van bombarie", herhaalt hij
nog eens, op de vraag hoe het nu zit met
het volgende kampioenschap van LDWS,
de ploeg waar hij sinds twee jaar trainer
van is. Toen nam hij het rad over van
Henk Sira, die LDWS uit de Afdeling
omhoog getild had. Het jaar daarop pro
longeerde de ploeg uit Leiden Zuid-West
de titel en hoewel op de receptie door
praktisch elke spreker alvast aan een
trilogie werd gedacht, wil Joop de Wolf
bepaald niets weten van een hernieuwd
succes. „De bal heeft slechts wat oefen
wendingen gemaakt. De strijd wordt,
naarmate je hoger op de ladder stijgt,
steeds zwaarder. Het enige wat mij voor
ogen staat is: hoe eindig ik zover moge
lijk van de onderste plaats. Dat is mijn
vuistregel; dat heb ik de jongens ook
verleden jaar voor gehouden".
Die voorzichtigheid is natuurlijk op zijn
plaats. Geen enkele trainer kan het zich
permitteren om voorbarige conclusies te
trekken. Toch zou Joop de Wolf wel enig
houvast hebben om optimistisch te zijn.
Zijn team werd immers dit jaar wederom
behoorlijk versterkt door de komst van
spelers als Cees de Roode, Hans van der
Starp, Leo de Jong en Nico Waasdorp,
allen geen onbekenden in de Leidse voet
balwereld. Bovendien kan LDWS blijven
rekenen op de steun van Ger de Roode,
Bram de Roode, Piet Gubler, Gijs Collé,
Wim Visser, Pim van der Meer, Sjaak
Matters, Gé Dubbeldeman en George
Moesman, om maar wat namen te noe
men. Op papier, zo op het eerst gezicht,
een ijzersterke formatie. Het zegt Joop
de Wolf allemaal niets.
„Allereerst dienen we er rekening mee
te houden, dat we nu derde klasse spelen.
Dat houdt in, dat we worden geconfron
teerd met ploegen als Quick, HBS, VOC
en Lisse, die al heel wat langer meelopen
op dit niveau. Als kersverse derdeklasser
heb je natuurlijk het voordeel van het
onbekende, maar meer ook niet Ik hoop.
natuurlijk wel op een hoge klassering,
maar meer dan hopen is het echt niet
Prbleempje bij ons is ook de intensiteit
van de training. Die wordt, ten opzichte
van verleden jaar niet verhoogd"
Is het niet wat weinig, slechts één keer
in de week trainen?
„Uiteraard wel", verzucht Joop de Wolf",
maar dat wist ik van te voren. Toen ik
kwam stelde men als voorwaarde, dat
LDWS behalve aan veldvoetbal, ook een
hoge superioriteit aan het zaalvoetbal
stelde. Maar toch werden we met die ene
keer trainen in de week kampioen. Ik
vraag me af of het een houdbare zaak
is, maar dat moet de tijd uitwijzen. Het
is best mogelijk, dat het goed blijft
gaan."
Een andere zaak is: hoe maak je van een
dergelijk stel individualisten een hecht
team?
„Die vraag snap ik niet zo" zegt hij.
„Kijk, de enige mogelijkheid om wat te
bereiken is door als team te voetballen.
Verleden jaar zeiden ze: „dat wordt moei
lijk met al die nieuwen". Dat zullen ze
ook dit jaar weer zeggen, maar ik til er
niet zo zwaar aan. Ik heb daar nooit
moeilijkheden mee gehad. Het is een
kwestie van praten".
Hoe dan?
„Nu toen Sira vertok en ik kwam - hij
werd, na een periode van 3 jaar niet meer
getraind te hebben, vanwege tijdgebrek,
gevraagd door LDWS - kregen we er veel
nieuwe gezichten bij. Jongens die wel het
et een en ander gewend waren, maar
heus niet zomaar kwamen. Kampioen
worden is altijd leuk en- als de spelers
die mogelijkheden zien en dat voor ogen
hebben is het niet zo moeilijk meer.
„Ouwe jongens" zoals Gubler, Van der
Starp en zo, maar ook jonge gasten als
Cees de Roode en Pim van der Meer zien,
dat zij wellicht met LDWS nog hoog
kunnen grijpen. De instelling is dus goed
en als je dat weet te begeleiden, hoef je
echt niet met strenge hand op te treden.
Ik heb nog nooit problemen gehad. Ze
noemen sommige jongens moeilijk, maar
noch bij Lugdunum, noch bij Alphense
Boys, noch bij LDWS heb ik narigheid
gehad, 't 'r Is en blijft een kwestie van
praten. Zowel met de jongens individueel
als met de hele groep. Ik kan met een
ieder, stuk voor stuk. goed opschieten."
Wat voor soort voetbal prefereert Joop
de Wolf?
„Aanvallend spel uiteraard, ipitwoordt
hij, ditmaal zonder nadenken. „Het is
toch te gek dat men zelfs bij een
amateurclub met zijn elven voor de pot
gaat liggen, om nul nu, te handhaven.
Wat voor belangen staan er dan op het
spel, vraag ik me af. Bovendien hou je
met dat passieve spel, de toeschouwers
verre van het veld en daar heb je ook
alleen jezelf maar mee. Nee hoor, ik
stuur mijn team altijd het veld in om te
Wat voor perspectieven biedt het komen
de seizoen?
„Zoals ik al gezegd heb", antwoordt Joop
de Wolf. „Zover mogelijk te eindigen van
de onderste plaats, P2n je mag zelf nagaan
hoever dat dan wel is", lacht hij.
AD VAN KAAM