POELDIJKSE
MISSIONARIS
VERANDERT
IN GROENE
HEL VAN
AMAZONE
AANSCHIJN
DER AARDE
MET PEPERPLANTEN
POELDIJK Toen pater Jan ^oonekamp met verlof
van zijn missiepost in het BraziliaanseAmazonege
bied terugkeerde naar Nederland was het voor hem
een danige verrassing, dat zijn geboortedorp Poeldijk
geen sexwinkel rijk was. „Man, ik was hier al drie
weken en ik had ook nog geen blote vrouw over straat
zien lopen. Zulke dingen verwacht je nou eenmaal,
als je bent aangewezen op de uitzendingen van de
Wereldomroep. Ik kan ze in mijn dorp 's nachts tussen
één en twee glashelder ontvangen via Nieuw-Zeeland
en ik hoor dan niks anders dan verhalen over Dolle
Mina's, baas in eigen buik en blote televisieshows van
Barend Servet. Gelukkig vertellen ze dan ook, hoe
Volendam zondags gespeeld heeft. Dat is nog een
ouwe roomse tic bij me. Volendam was altijd de enige
katholieke club in het westen, die er wat behoorlijks
van bakte. Als ze verliezen heb ik er nog steeds de
pest in".
Kruidenierszoon Jan Boone
kamp heeft de gedaanteverwis
seling van het oude missionaris
beeld inmiddels aan den lijve
ondervonden. Toen hij na de
tweede wereldoorlog als 28-jari-
ge Lazarist werd uitgezonden
om Gods wijwater over Gods
braakliggende akker te laten
vloeien droeg hij nog een zwarte
toog. Die verkleurde op den
duur tot grauw-wit en nu is hij
inmiddels zover, dat hij in
blauw-wit gestreept poloshirt en
ijzersterke confectiebroek op
het thuisfront verschijnt. Hij
overweegt nog even, of hij de
fotograaf tegemoet zal treden
met toevoeging van een strop
dasje, maar na overleg met zijn
schoolvriend Rodenrijs ziet hij
toch maar van dat voornemen
af.
Troonopvolging
Over zijn roeping verstrekt hij
slechts summiere gegevens. „Ik
had toevallig vier neven, die
priester waren en als die op
verjaardagen vertelden over
hun werk dacht ik: „Dat lijkt
ook wel wat voor Jan". Daarbij
had ik weinig trek in de winkel
en zodoende bleven er voor een
gesjochte jongen als ik maar
twee mogelijkheden over: of ik
werd schoolmeester of ik ging
naar het seminarie. Toen ik na
de oorlog voor de missie werd
aangewezen kon ik nog kiezen
ook: Java, China of Brazilië. Ik
wist van al die landen even
weinig af en daarom heb ik
maar het land gekozen, dat met
B begint. Die letter zit toevallig
vooraan in het alfabet.
Ik ging er met vier medebroe
ders heen. Twee aan twee in
verschillende vliegtuigen. Het
leek net de koninklijke familie:
mocht er éën vliegtuig neerstor
ten, dan was de troonopvplging
toch niet in gevaar. Ik wist al-*
leen nauwelijks, \vat me daar
aan de overkant te wachten
stond. Ik kwam in Rio de Janei
ro en zag de mooiste typemachi
nes in de étalages liggen. „Mijn1
•hemel", dacht- ik, „is dat nou
een missiegebied?".
Later in het noord-oosten werd
dat even anders. Dat is de
droogste streek van Brazilië,
waar de kinderen dansen op
straat als het regent. Ik heb me
daar in het begin dan ook goed
waardeloos gevoeld. Je zat een
jaar lang in een hete woestijn
en als er eindelijk wat water uit
de hemel kwam en het land
aarzelend groen werd, zag je de
natuur met je Westlandse oog
gelijk weer sterven.
Daar kwam nog bij, dat ik geen
woord Portugees sprak. Ik ver
telde dat aan de bisschop in
Forta Leza en die zei: „Dat is
ook niet nodig. Je hoeft alleen
maar de absolutie te geven.
Voor de rest vallen ze je hier
niet lastig".
Ik heb in het begin inderdaad
ongehoord veel ziekenbiechten
afgenomen. De familie stuurde
een jongen met eep extra paard
naar de pastorie en dan kon ik
als een tweedehands Don Qui-
chote veertig, vijftig kilometer
door de gloeiende hitte naar de
stervende sjokken. Ik had na de
eerste de beste tocht al een
doorgezeten zitvlak en moest de
broek van mijn huid weken.
Maar uit de verte zag ik het
volgende paard alweer klaar
staan. Nee, erg oud worden de
mensen in die streek niet.
„Je moet als missionaris ook de gevoel
de niet noodzakelijkheden kunnen respec
teren"
Regenton
Jan Boonekamp, die zojuist 59
is geworden, woont zelf in een
half verrot houten huis met
twee hangmatten, één bed voor
een bezoeker, een tafel, zes stoe
len, een butagasverlichting en
een olielamp. Hij heeft ook nog
een Honda-motortje, waarmee
hij stroom op kan wekken,
„maar daar maak ik spaarzaam
gebruik van. Het zet namelijk
gauw kwaad bloed, als in het
huis van de pastoor elektrisch
licht brandt, terwijl de rest van
het dorp donker is. Dat doe je
alleen als je een goeie reden
hebt".
Wat de sanitaire voorzieningen
betreft: als hij een bad wil ne
men vult hij de regenton met
rivierwater en daalt hij daarin
beheerst af. „Zeer verfrissend",
deelt hij mee, „een mens heeft
echt niet. méér nodig om schoon
te worden".
Heeft hij wellicht nog essentiële
zaken overgeslagen? Ach ja, hij
is ook nog in het bezit van een
houten molentje, dat zijn zuster
uit Californië heeft meegeno
men. En voorts heeft hij een
vochtigheidsmeter, waarvan de
naald doorgaans tussen de tach
tig en negentig schommelt
„Vraag me niet, wat dat bete
kent, want ik heb er geen flauw
benul van". Als huisgenoten
heeft hij een gros vleermuizen
op de vliering en ratten over de
vloer, die in de regentijd talrj-
ker zijn dan gelovigen in zijn
kerk.
Amazone
Via het seminarie in Mosoro
kwam Jan Boonekamp in 1956
als pastoor naar het Amazone
gebied in het noorden. Hij kreeg
daar in de groene hel een paro
chie langs de rivier, die een
lengte heeft van honderd kilo
meter. Op de smalle kuststrook,
die op het oerwoud heroverd is
en op de eilanden wonen zijn
parochianen: 12000 nazaten van
de slaven, met wie in deze
streek eeuwen lang geleurd is.
Wegen zijn er niet en als hij op
visitatiereis gaat (per jaar is hij
zo'n 150 dagen onderweg) doet
hij dat dan ook in een bootje
met 15 pk-motor „die ik in Hol
land met maanden lang koffie
leuten bij elkaar geschooierd
heb. Een speedbootje, dat ik van
de Miva gekregen heb is inmid
dels in de soep gedraaid".
Zelf heeft hi als standplaats het
dorp Carapago, dat 1200 inwo
ners telt. Toen hij er in 1956
aankwam vond hij een kerkje
van leem en riet, dat hij met
grote voortvarendheid restau
reerde. „Ik was toen nog niet
bijster goed op de hoogte van
de gevoeligheden ter plaatse",
geeft hij achteraf toe, „ik wilde
die mensen alleen een mooier
kerkje bezorgen. En daarom
heb ik die tegels op de grond
gelegd en banken laten aanruk
ken. Maar ik trapte ze daarmee
wel op de tenen, want ik had
mooi hun eigen kerkje vernield.
Hetzelfde heb ik gemerkt, toen
ik besloot om de Heilige Mis
voortaan in het Portugees en
met mijn gezicht naar de paro
chianen te lezen. Ook dat ging
een 'hoop mensen te ver. Die
gingen gelijk naar een parochie
op veertig kilometer gaans,
waar het nog op de ouwe ma
nier gebeurde. „Want die Neder
landse pater was niet echt. Die
kende A) geen Latijn en B) deed
hij het andersom.
Ik heb toen uitgelegd, dat vroe
ger de priesters ook met hun
gezicht naar de mensen stonden,
maar dat zij gaandeweg door ai
die heiligenbeelden.en bloemen
onzichtbaar waren geworden.
Daarom alleen had Rome gezeg-
d: „omdraaien dat altaar'. Ik
geloof, dat ze het nou langza
merhand accepteren.
Overigens heb ik niks tegen hei
ligenbeelden. De Braziliaan kan
er nu eenmaal niet buiten en
waarom zou ik dan proberen
om ze af te schaffen? Je moet
als missionaris ook de gevoelde
niet noodzakelijkheden kunnen
respecteren".
Basis
Aards paradijs
In dat aards paradijsje is Jan
Boonekamp enkele jaren gele
den begonnen met zijn privé
landbouwproject. Als missiona
ris wist hij toen alles van de
genade, die moet voorkomen,
dat het zaad van het geloof in
rotsachtige bodem terecht komt.
Maar het verbouwen van de
eenvoudige peperplant was hem
tot dan toe vreemd geweest.
Toch vond hij het de moeite
waard om het te proberen. Het
was trouwens een kwestie van
nu of nooit, want de grootgrond
bezitter, die al het land bij de
rivier bezat, verkocht in snel
tempo al zijn lappen oerwoud
aan de hoogstbiedende specu
lanten. „Als ik toen 10.000 gul
den in mijn zak had gehad",
praat hij achteraf, „zou ik nu
eigenaar van al het land in mijn
parochie zin geweest. Het is al
tijd dat verdomde geld, waar je
je nek over breekt. Ik ben ui
teindelijk toch met groot lef
naar die man toegegaan en ik
heb gevraagd, of er soms voor
mij ook nog een stukje land
overschoot. „Je zoekt maar uit",
zei hij. Ik heb daarna 300 hecta
ren buiten het dorp gekregen,
waarvoor we op mijn typema
chine nog de akte hebben getikt.
Hij wilde eigenlijk niks voor
•hebben, ik heb hem toch.
een fooi tn".
Met giften en gaven van andere
vrome zielen heeft hij vervol
gens één hectare oerwoud ont
gonnen en daarop peperplanten
gezet. De peper vormt nog
steeds de basis voor de verdere
ontwikkeling van zijn land
bouwproject. Hij is nu inmid
dels al zover, dat zes gezinnen
op zijn land een bestaan hebben
opgebouwd. Uiteindelijk zullen
het er dertig moeten worden,
die met een door Boonekamp
voorgeschoten kapitaal van 500
gulden ieder hun eigen hectare
ontginnen en daarop zwarte pe
per gaan verbouwen. Bij de se
lectie van gegadigden let hij niet
op geloof of maatschappelijke
binding. „Het kan me niet zo
veel schelen of ze getrouwd zijn
of niet. Als ze maar liefde voor
het land hebben"
De oogst in 1973 heeft 3.500
gulden opgeleverd en dit jaar
verwacht pepermagnaat Boone
kamp een opbrengst van 13.500
gulden. Hij geeft als eerste toe:
„Is dat nou wel de moeite
waard? Je ploetert in een land
met 100 miljoen mensen en als
je dan 30 families een beetje
welvaart bezorgt is dat een ver
rekt kleine druppel op een zeer
grote gloeiende plaat. Toch ga
ik rustig door, want ik verwacht
allerlei neveneffecten. Als ze
zien, dat het bij ons lukt komen
ze misschien zelf op een idee".
Tot nu toe is Boonekamp overi
gens de enige in het wijde Ama
zonegebied, die met vallen en
moeizaam opstaan probeert het
aanschijn van de aarde te ver
nieuwen. Hij koopt 1500 meter
prikkeldraad voor de afzetting
en laat 1600 palen aanslepen,
waartegen de nieuwe peperplan
ten zullen groeien. Ondertussen
probeert hij bij de Novib kunst
mest los te praten en droomt hij
hardop over zes ezeltjes van 500
gulden per stuk, die hem goede
diensten zouden kunnen bewij
zen. „Maar waar moet ik die
nou weer vandaan halen? Ik
kan toch moeilijk bij de Neder
landse regering aankloppen en
vragen, of ze zes ezeltjes voor
Boonekamp hebben.
Er moet trouwens nog zo veel
gebeuren. Als ik mensen vind
die op mijn land willen werken
moet ik ze een huis kunnen
geven.. Dat kost 2000 gulden. En
eigenlijk zou ik ook een boot
moeten hebben, waarmee we
die palen uit het binnenland
kunnen halen.
Het is een kwéstie van moeten
en niet kunnen. Je komt steeds
die paar dooie rot centen tekort.
Als je op verlof bent ga je maar
weer de boer op om wat bij
elkaar te schooien. Je legt het
uit en je ziet ze denken: „waar
om nou zoveel moeite gedaan
Voor een handjevol mensen aan
de andere kant van de wereld?".
Je vertelt ook over de mieren,
die elke dag terugkomen om je
peperplantjes te vernielen. Je
gaat ze te lijf met alles, wat je
in huis hebt Je brandt ze weg
en gooit er verdelgingsmiddelen
overheen. Maar het lijkt, of ze
Boonekamp kennen. Als ik om
zes uur mijn ronde maak wach
ten zij tot acht uur. En als ik
wacht tot acht uur komen zij
om zes. Volgens mij zijn het
zeer slimme dieren. Ik zou wel
eens een boekje over mieren
willen lezen. Ik wil nou wel eens
weten, of ze inderdaad een mis-
kunnen verlakken"
Actie-comité
Tot begin november heeft Boo
nekamp nog de tijd om extra
kapitaal voor zijn Hof van Eden
te vinden. Hij wordt daarbij ge
holpen door zijn oude school
vrienden uit Poeldijk: veiling-
voorzitters Leen Barendse en
Piet Enthoven, P.T.T.-ambte-
naar M. Rodenrijs en aannemer
Jac Samwel. Zij hebben zich
verenigd in een actiecomité, dat
probeert om de kleine droom
van een missionaris waar te ma
ken. Ze openden daartoe een
rekening bij de Boerenleenbank
in Poeldijk ten name van „de
vrienden van pater Boone
kamp", waarop ook minder ge
peperde bedragen uiterst wel
kom zijn.
Boonekamp hoopt op die ma
nier zijn-levenswerk in de ko
mende jaren zelf te kunnen vol
tooien. „Je werkt bescheiden
aan de basis", geeft hij toe, „en
je kunt je zelfs afvragen, of het
wel werk voor een priester is.
Dan denk ik maar aan de twee
balken van het kruis: de vertica
le. die de ontmoeting met God
symboliseert, de dwarsbalk, die
de ontmoeting met de mens ver
zinnebeeldt. Misschien moet je
als priester juist aan de basis
meewerken aan de totstandko
ming van een wereld, zoals God
die bedoeld heeft.
Ik moet wel zeggen, dat de theo
logen het me daarbij steeds
moeilijker maken. Ik krijg tijd
schriften toegestuurd, waarin
staat, dat de verrijzenis van
Christus niet echt gebeurd is,
maar wel waar is. Dan denk ik:
„moet ik dat nou aan mijn men
sen in Carapago gaan vertel
len?". Die vinden het veel be
langrijker, dat je op een feest
dag het beeld van Antonius niet
vóór dat van Sebastiaan zet
Nee, ik geloof, dat ik met die
peperplantjes niet eens zo'n gek
ke gooi heb gedaan".