Meer aandacht, minder koude borden
WIJD!
Voorkom buikgriep
in uw vakantie
VOOR DE VROUW
Komende winter:
Het Nederlandse voorlichtingsbu
reau voor de voeding bezorgt
driemaal per maand persbe
richtjes aan abonnees. Deze zijn
steeds het lezen waard. Het be
richt van 3 juni geeft enkele
tips voor het voorkomen van
„zomerdiarree" of „buikgriep".
We gebruiken ze om dit me
disch praatje wat te stofferen.
„Zomerdiarree" gekenmerkt door
koorts, krampen, misselijkheid,
braken en diarree, wordt zeer
dikwijls veroorzaakt door sal
monellabacteriën. Dit is een
zeer verspreide groep van bac-
terieën ongeveer 1100 verschil
lende types, waartoe ook de ty
phus en de parathypus behoren.
2. Zelfs voedsel dat er uitstekend
uitziet, verleidelijk ruikt en
heerlijk smaakt, kan toch nog
besmet zijn. Geef daarom
steeds de nodige hygiënische
aandacht aan uw handen. Dit
betekent: was uw handen goed
na elk toiletgebruik, voor u gaat
koken en voor u gaal eten.
3. Medevakantiegangers die buik
pijn of diarree hebben zijn
steeds verdacht van een salmo
nella-besmetting. Houd ze bui-
besmettingsweg verloopt
steeds via de stoelgang die dan
het water en het voedsel kan
besmetten en vooral in de zo-
mermaanden aanleiding kan ge
ven tot explosieve voedselvergif
tigingen. Het gevolg is gemak
kelijk te raden: veel ellende en
gedeeltelijk of zelfs voledig
verknoeide vakanties. Vandaar
nu enkele raadgevingen.
Aangezien we de besmetting
opdoen door besmet water of
besmet voedsel zullen we vooral
Medische
rubriek
ten uw keuken en vraag ze met
aandrang hun handen veel en
grondig te wassen, zeker na het
toiletgebruik. Geef ze een apar
te handdoek, want een geza
menlijk gebruikte handdoek is de
mooiste reservoir van allerhan
de microben. Persoonlijk ver
kiezen we nog liever onze han
den af te vegen aan onze zak
doek dan een gezamenlijke
handdoek te gebruiken, zeker in
publieke gelegenheden zoals res
taurants, burs, cinema's, café's
en dancings.
I. Groenten en fruit worden
steeds in schoon wutor gewas
sen. Is er maar enige twijfel
over de zuiverheid vun het wa
ter, neem dan geen risico's cn
gebruik gekoookt water. Appels
en peren kan men beter schil
len.
5. Let er op dat niet alle water
drinkbaar Is. Vooral in zuidelij
ke landen moet men dit goed
bedenken. Water dat niet drink
baar is, in Frankrijk meestal
aangedud door de vermelding
„eau non potable" is natuurlijk
ook niet geschikt voor het was
sen van groenten en fruit, On
der die omstandigheden is er
maar een oplossing. U vraagt
- mineraalwater en laat de fles
openen terwijl u het ziet. Reeds
geopende flessen moet men wei
geren.
6. Kampeert u aan de boorden
van een helder meertje of hel
der bergriviertje, laat u dan
niet verleiden om uw vaatwerk
erin af te spoelen. Het helder
ste, smakelijkste en meest reuk
loze water lean toch nog be
smet zijn. Dunrom doe uw vaat
werk cn keukengerei in een ge
kookt sopje.
7. Wees niet zuinig met uw hand
en vaatdoeken, vervang ze gere
geld en spoel ze na gebruik in
een zuiver sopje en laat ze na
dien vlug in de zon drogen.
8. Salmonella-bacteriën worden
gedood in een temperatuur van
100 graden C. U kunt steeds vei
lig eten wanneer u het voedsel
laat doorkoken gedurende 15
minuten. Eet vooral bij wurm
weer geen rauwe kost en zeker
geen koude geprepareerde
vleeswaren. Deze laatste, even
als ijs, zijn een ideale voedings
bodem voor bacteriën. Proef
nooit van rauw gehakt en maak
het steeds klaar met zeer scho
ne handen. Let ct eens op: zui
derlingen zondigen zelden tegen
deze eenvoudige regels.
3. De veestapels in vreemde lan
den zijn niet steeds tub<-rrulose-
vrij. Daarom, kook de melk
voor gebruik, zeker de losse en
gcpasteurlsoei do melk.
Peter Knegjens: „Graag meer wapperen'
Er wordt in Nederland nog wel eens geklaagd over de
horeca. De spijten en „pl&ts" zijn te (duur, de bedie
ning sloom, de obers onattent. Anderzijds zijn de men
sen erg tevreden wanneer ze eigen land op dit gebied
vergelijken met 't buitenland. „Horeca Management",
het vaktijdschrift voor efficiënt beheer van maaltijd-
verstrekkende horecabedrijven vindt dat de onbekende
gast al te vaak onvoldoende mogelijkheden heeft om
aan het woord te komen. Eventuele klachten ten aan
zien van hun bedrijven blijven te veel aan de opper
vlakte. „Aandacht voor een analyse van een klacht
kan leiden tot de juiste manier van verkopen." Daar
om heeft het blad een aantal bekende Nederlanders
hun hart laten luchten uit naam van de onbekende Ne
derlander. Paul van Vliet opende de rij. „Je krikt je
op voor de finale", zegt hij. „Dan zit je op een piek
van de dag voor iemand die .optreedt kómt daarna de
vrije tijd. Dan voel ik me feestelijk. Dan ben ik re
laxed en ik krijg honger. Ik wil wat eten. Maar liever
geen broodje bal en ook geen uitsmijter. Ik eet al zo
veel „broodjes bal" en zoveel „uitsmijters". Dan wil
ik doodgewoon ETEN. Liefst 'buiten de deur. Ik wil na
mijn werk uitzakken aan tafel en niet bij saté met
pindasaus" (Horeca Management november 1973).
Hier komt de grief, waarschijnlijk gedeeld met meer
dere acteurs of actrices. Na de voorstelling staan ze
met een lege maag in de kou. Want de keuken in het
restaurant is dicht. De kok kijkt naar 'Cannon' En
Conny Stuart, Paul Steenbergen of Myra Ward kau
wen op een croquet terwijl ze snakken naar een goede
biefstuk. Op zich een begrijpelijke zaak, bezien vanuit
het horeca standpunt. Mensen die de hele dag werken,
kunnen niet 's nachts nog eens een beetje achter het
fornuis gaan staan. Maar is er geen oplossing voor?
Luc Lutz heeft weer ergens anders de dood over in,
„Als een Nederlands restaurant een Nederlandse iden
titeit \yil hebben, moet er bij-voorbeeld veel groente bij
toumedos." En dit punt komt vaak aan de orde.
Waarom moeten de restaurants zo nodig altijd Franse
keuken brengen? We hebben toch in eigen land ver
rukkelijke schotels genoeg. Mr. Frans Dony, ski-ex
pert, kunstverzamelaar, publicist, schrijver en be
stuurslid van de „Stichting Academische Reizen" (met
onderscheidingen van „Relais du Champagne", „Ché-
valier du Taste de Vin", lid van het Frans Kaasgilde,
„Chévalier de la Boisson) verzucht bitter: „waarom
toch altijd dat grijpen naar de Franse keuken in een
land met regionale plats voor elk seizoen, raasdonders
met spek, boerenkool met worst, balkenbrij, verse ha
ring met dunne room, gehalkte uitjes en aardappels
in de schil, toast en boter". De kreet om eenvoud
hoort me meer. Om terug te keren tot Luc Lutz:
„Misschien moet de restaurateur het zoeken in min
der variëteit, alleen een paar goede dagschotels bren
gen, laat ik nou maar voorzichtig denken. En die aan
gevuld met biefstuk. Dan wordt het misschien alle
maal wat goedkoper. De mensen komen ook nooit in
opstand (Luc Lutz, staat VERSTELD van de prijzen).
Zo hoorde ik van een jonge kok, die gooide eens wat
peterselie over de aardappeltjes. Zei z'n baas: „wat
doe je daar uitslover'? Toch is Lutz niet alleen nega
tief. Hij noemde veel restaurants met uitstekende me
nu's superbediening, aandacht voor het vak. Nog even
over die peterselie. Het is wel treffend dat iemand als
Sonja van Proosdij, die altijd langs de weg zit als ra
dio-journaliste-presentatrice van modeshows nu juist
zo gesteld is op een kleine versiering. Er zijn vaak
schotels waar groente bij het vlees wordt geser
veerd. Het is zo gek, bij de één krijg je kale komkom
mer bij de ander gaat er een schijfje tomaat bij en
een uitje. Dat staat zoveel leuker en het kan de kop
niet kosten. Versier het een beetje, met een takje pe
terselie bijvoorbeeld"... De meeste geïnterviewden
hebben bezwaren tegen koud opgediend eten. „Mijn
roep is ..meer réchauds" zegt Sonja. „Als je de eerste
hap neemt hoeft het niet meer. Het eten is koud".
Mr. Dony noemde koude barden in een duur restaurant
„hoofdzonde no. 1" in de horeca. „Juist in de wildtijd
mag dat niet. Iedere goede restaurateur weet dat de
6aus bij wild gauw stolt. In Frankrijk krijg je bij ie
dere 'helping' een nieuw warm bord."
Ook de bediening wordt op de korrel genomen. In de
grootste zaken word je het beroerdst bediend. Paul
van Vliet heeft eens in een der grootste restaurants m
Amsterdam een uur voor niets gezeten. „Behalve een
ober, die nors een asbak op tafel smeet, zag ik nie
mand. Toen ben ik vriendelijk groetend opgestapt."
„Het valt je op als er opeens iemand vriendelijk tegen
je is", zegt Sonja. „Het valt je ook op als je werkelijk
goed advies krijgt van de ober. Het is een verade
ming. Hij moet weten wat er in de keuken klaarligt.
Dan kan hij zeggen: „vandaag hebben we een kalfs-
oestertje om te zuigen". En als je vraagt om een steak
moet hij durven zeggen: 'nou, die is niet zo best uit
gevallen vandaag." Actrice Trins Snijders, die vroeger
zelf in een espresso bar'tje aan de Nieuwe Zijds in
Amsterdam heeft gestaan spreekt over de sfeer. „Als
er iemand binnenkomt moet je zeggen: 'dag mensen,
willen jullie een kop koffie? Dan heb je het al die
sfeer. Het zit 'm in de sublimatie van dat simpele
drankje. Een horecabedrijf biedt toch een soort gast
vrijheid. Die moet je als consument krijgen. Je
KOOPT gastvrijheid, daar staat tegenover dat je ie
mand lekker verwent."
Daarom misschien gaat in de meeste gevallen de
voorkeur niet uit naar het grote hotel, het restaurant
met de ober in prachtige outfit (Frans Dony: „alsje
blieft geen rood- of blauw pak met gouden épauletten.
Lijkt wel of je in een circus bent") maar naar het
kleine établlssementje waar de waard hart voor zijn
zaak heeft een zelf achter het fornuis staat. „Daar
wordt tenminste nog gewapperd", prijst Peter Kneg
jens, TV persoonlijkheid en uitroeper van slogans.
Wat is wapperen? „Nou, wat kan ik voor u doe<n, me
neer? Wat wilt u eten? Zal ik even een stoel bijzet
ten?- Dat heeft niets met serviliteit of dociliteit te ma
ken. 'Wapperen' ls gastvrijheid betonen. Ober zijn is
een vak dat je uit roeping doen moet. Dat voel je
an", Peter vindt ook dat er te veel mensen in de ho
reca werken die van het bedrijf niets afweten. „Dat is
voor mij een doorlopende ergernis. Een vriend van
mij bestelde eens een 'riz de veau a la jardinière"
Denkt de kelner dat het „de lach van een kalf tegen
de vrouw van de tuinman heet". Zelf vroeg ik eens
om een Chateaubriand. Zegt de man: 'die wijn heb Ik
niet'. Ook vindt Peter het doorsnee bedrijf te duur.
"Nederland is bezig de kip met de gouden eieren te
slachten. "Als ik in een goed restaurant ga eten, voor-
af een apéritiefje, een jong jenevertje, de kinderen
een echte jus d'Orange, die willen geen namaak.
Daarna neem je een vis en nog wat grappen, een
doodgewone Chablis erbij dan zit je met vier man in
de orde van 200.-. De horeca mikt op mensen die
een afschrijvingsformule hebben en de rekening kun
nen wegpoetsen. En dan is het bedienend personeel
nog lid van de M.O.T.: de 'Meer Over 'l ip' - Er is te
veel dagdieverij. Je moet je werk voor 300% doen. En
dnn: je ziet te weinig blije gezichten. Waar blijft de
blijdschap" Misschien Is het daarom dat Peu. Kneg
jens, evenals Luc Lutz graag vertoeft in het kleine
knijpje, het 'bruine cnfé'tje'. (Lutz: "vroeger was er
op de hoek van de Heemraadsingel in Rotterdam een
man die bakte een scholletje bij de borrel. Voor do
aardigheid, voor de klant). Bierfua Knegjens zegt ver
der: "het hart vun het café is de Pils, het biertje. Nu
wordt per jaar 50 liter per hoofd verkocht. Dat is ge
weldig van de Nederlandse bierbrouwerijen. De bier
verzorging zoals het in de lokalen naar de consument
wordt gebracht staat daardoor in de hele wereld nan
de top. Bovendien, van bier krijg je een mooie huid...
Mevrouw Luns, echtgenote van de secretaris generaal
van de NATO, wier "dagelijks brood" het is fazanten,
ossehazen, schitterende pastijen cn uitheemse ijssoor-
ten te eten, is mild in haar oordeel over de verzorging
van het banquet. "Het verloopt allemaal heel soepel.
We hebben galadiners in verschillende hotels gehad,
maar de Afd. "Protocol" vun Buitenlandse Zaken
heeft alles geregeld." En In de privé sector? "Mijn
man en ik gaan graag rijsttafelen. Het ene restaurant
heeft een beetje mper sfeer dnn het andere natuurlijk.
Maar het ligt er ook aan hoe je er zelf naar toe gaat.
Ik denkt altijd maar: ze doen (och allemaal hun
best".
TINY FRANCIS
De stoffenfabrikanten en ontwer
pers hebben de koppen bij el
kaar gestoken voor komend sei
zoen. Er zal heel wat materiaal
gebruikt moeten worden om aan
de mode te voldoen. Hoewel er
in de mantelsector niet van een
stijl gesproken kan worden gaan
er toch over het algemeen vele
meters stof in een model. We
krijgen 1) de tube-lijn, 2) de
zeer wijde, ruime jassen, 3) de
redingote met wijd uitlopende
rok. De knie wordt altijd bedekt.
Afhankelijk van het silhouet tikt
de rok soms aan de kuit. Lang
komt terug. De stoffen zijn zui
ver wollen gabardine (double
fact), uni grove diagonaal stof
fen. Shetlands, grote visgraten.
Kortom: mantel 1974/1975 ziet
men niet over het hoofd.
Bij de wijde modellen ontbreekt de ceintuur. Soms komt de wijdte uit
een pas en zien we diepe stolp'.ooi in de rug. De jassen zijn hoog
gesloten en hebben grote insteekzakken.
1/8 lengte blijft. Het is een comfortabele st'jl, vaak met raglanmou-
wen. Als de stoffen doubleface zijn, behoeven de mantels niet ge
voerd te worden. Grote kragen bedekken vaak de schouders.