Na wegens de ochtendlijke koffie langdurig onbereikbaar te zijn ge feest, laat Max Tailleur telefo- nisch weten niets te voelen voor een interview. „Hé, mot dat nou? Wat stelt het helemaal voor, vij fenzestig De AOW is niet eens genoeg om hasj van te kopen. Weet je wat kom naar het stadhuis in Haarlem. Daar reik ik prijzen uit aan mensen die op mijn verjaardag, dat is dus 12 juni, vertrekken voor een veertien daagse vakantie op Majorca. Leer je me beter kennen dan wanneer we een dag smoezen." Is dat de oude Max, de onverbeterlijke spraakwaterval? Ter verificatie Amster- dam 211811 gedraaid, de geinlijn. „Een nian is aan het dansen met een meisje. Zegt ie: hebben we niet eerder gedanst? Zegt het meissie: kan wel zijn; de druk van uw voet op mijn teen komt me tenminste bekend voor." Het ingeblikte geschater dat i volgt, wordt dezerzijds niet gedeeld. Later zal Max koket vragen: „Weet je hoe vaak die lijn gedraaid wordt? Hier, een officiële brief. Vorig jaar was het alles bij mekaar 6.182.600 keer. Dat is 25.000 keer per dag." De meneer van de PTT die de missieve heeft doen uitgaan, besluit: „En dat mag toch wel een succes genoemd worden." Max zelf: „Volgende maand moet ik weer moppen inspreken. Voor elke dag een an dere." Inderdaad: het is nog steeds de oude Hij is prompt op het afgesproken uur bij het stadhuis van HaarlenZijn gezelschap bestaat uit een secretaris en twee secreta ressen. Hij is vitaal gebronsd en steekt in een zwierige zomeruitrusting, maar zijn linker been sleept hij moeilijk mee. De rheuma die er debet aan is dat hij de moppentap in zijn Doofpot aan het Rem- brandtplein moest dichtdraaien. „Pijn, jon gen? Wat heet pijn. Ik heb elke dag pijn. Ik leef ermee. Ik ga 'naar de dokter als ik geen pijn heb." De dames achter de stadhuiselijke balie heeft hij meteen plat door „volluk" te roepen. Op de trap onderweg naar de hoofdbode fluistert hij: „Ik heb een pri meur voor je. Peter van der Merwe, die keeper van NAG die er wegens rheuma mee uit heeft moeten scheiden. Die stuur ik ter gelegenheid van mijn verjaardag voor een kuur naar Badgastein in Oosten rijk. Samen met zijn vrouw en kinderen." Boven staat een geüniformeerd persoon te wachten. „Zo, bent u de hoofdbode? Ja, ik zie het. U hebt een mooi hoofd. Je kunt natuurlijk ook een lelijke hoofdbode heb ben." Succes verzekerd. Plaats van handeling zal de Gravenzaal worden, een statige ruimte vol manshoge antieke panelen. Max: „Overal waar ik kom. krijg ik een cadeautje mee. Een schilderijtje of zo. Kijk maar of het in mijn auto past." De secretaris en de twee secre taressen hebben hem vaker gehoord, maar glimlachen plichtmatig. Buiten begint het carillon van de Sint Bavo te spelen. Max: „Hebben ze hier ijs?" Nu lacht iedereen. Zo gaat de show door. Max heeft plaatsge nomen in een grote zetel achter een eiken houten tafel. Als er een juffrouw passeert met de armen vol gemeentelijke beschei den, zegt hij plechtig: „Ik verklaar ons tot man en vrouw." Waarop hij in één adem laat volgen: „Deze komt binnenkort op de geinlijn. Twee Belgen met een verhuiswa gen van vier meter hoog rijden door Was senaar. Ze komen bij een viadukt waarop staat: maximum hoogte 2 meter 80. Zegt de chauffeur tegen zijn bijrijder: ga 's effe kijken of er een agent in de buurt is." Inmiddels zijn burgemeester mr. L. de Gou en kolonel der genie F. M. Eikerbout, provinciaal militair commandant van .Noord Holland en garnizoenscommandant van Amsterdam, in de Gravenzaal gearri veerd, alsmede achtenveertig mensen, jong en oud door elkaar, sommigen zwaar inva lide, anderen ogenschijnlijk kerngezond, maar allemaal op hun paasbest en zicht baar onwennig. De plechtigheid kan begin nen. Burgemeester De Gou zegt in een kort toespraakje dat meneer Tailleur het lich tende voorbeeld is van iemand die zich belangeloos inzet voor de medemens, en citeert de oud-Chinese wijsheid dat ge zondheid een grote schat is. maar tevre denheid de allergrootste. Dan komt Max: aan het woord. „Wat heb ik nou helemaal gedaan? Gewoon mijn filosofie gevolgd. Niet rot doen, maar een beetje leuk." Het carillon van de Bavo valt hem in de rede. Hij kijkt onderzoekend naar de hoofdbode. „Wordt er gebeld?" Hilariteit. Hij vervolgt: „In totaal kan ik op mijn 65-ste verjaardag tachtig mensen op reis sturen. U en nog een andere groep. Dat is het mooiste ca deau dat ik me wensen kan jullie geluk kig maken. Ik heb zelf pijn gehad. Ik ben zelf arm geweest. Ik weet wat het is als er dan iemand bij je binnenstapt die een straaltje licht brengt. Dat wil ik voor jullie doen de zonneschijn uit de klerenkast halen." Militairen beginnen schoudertassen met reisbescheiden uit te delen. In de Graven zaal wordt menig traantje weggepinkt en iedereen friemelt met Kodakjes om het moment te vereeuwigen. Een zekere me vrouw De Jong blijft maar stamelen: „wat ontzettend fijn; ik wist niet wat me over kwam." Ondertussen legt Max terzijde' van- in welk kader de gebeurtenissen van van daag gezien moeten worden. „Ze bedanken me wel, maar het kost me geen moer on die mensen een beetje gelukkig te maken. Ze worden uitgestuurd door de stichting „Beter met Max" die aan zijn geld komt door de aktie „Geef Max de zak". We delen in een gemeente plastic zakken uit en vragen de inwoners om die te vullen met ouwe rotzooi. Militairen halen later het spul op. Kijk, ik heb hier een brief van minister Vredeling waarin hij alle mede werking toezegt. .Voor iedere 10.000 kilo die binnenkomt, kan ik vier mensen op vakantie sturen. In Haarlem hebben we 130 ton opgehaald. Dat betekent dus een vakantie voor ach tenveertig mensen." Hij wordt weggeroepen en zegt, als hij terug is: „Nou, dat zijn er dan negenen veertig geworden. D'r is hier een mevrouw die niet mee durfde omdat ze een invalide jongetje heeft dat ze niet alleen kan laten. Heb ik tegen mijn secretaresse gezegd: Nel, kom hier en geef ook een ticket voor dat kind. Jongen, wat is geld? Een nieuwe haring kost vier gulden." In een hoekje staat de mevrouw in kwestie met lange uithalen te snikken. „O God, o God, wat een geluk. Ik heb dagen in spanning gezeten." Max fluistert: „Er gaan ook drie militairen met hun vrouwen mee. En sergeant-majoor Taman krijgt met zijn vrouw een reis van twaalf dagen naar New York. Die jongens hebben zich enorm uit gesloofd. Luister: Jezus had ook twaalf apostelen nodig." In totaal heeft „Beter met Max" in zijn anderhalve bestaansjaar bijna 900 mensen op vakantie naar Majorca gestuurd plus nog eens enkele honderden rheuma-pëtien- ten naar Badgastein. Ze komen allemaal, jong en oud, uit de vergeten groepen en worden geselecteerd door vertegenwoordi gers van het pastorale werk, van de protes tantse kerken, van de wijkcentra, de dienst sociale zaken enzovoort. Max: „Wat je alle maal voor ellende meemaakt Laatst kreeg ik een brief van een man. Ik kan niet mee, schreef hij, want ik heb maar één stel ondergoed en als ik dat gewassen heb, moet ik een dag in bed blijven." Wat drijft hem voort, op een leeftijd die voor de meesten welverdiend pensioen be tekent en met dat gepijnigde lichaa rr „Misschien doe ik het wel uit egóisme." zegt hij. „Bij wijze van therapie. Als je zelf een houten been hebt, en je ziet een ander in een rolstoel zitten dan kun je je gelukkig voelen, begrijp je? Maar zonder dollen: jongen, ik heb zoveel verloren zien gaan. Ik ben in Biafra geweest waar we al die melkpoeder naar toe hebben ge stuurd. Weet je waar het spul bleef? Het werd voor duur geld in de winkels ver kocht. Weet je hoe de maatschappij van vandaag in mekaar zit, jongen? Een zieke moeder vraagt aan haar zoon of hij even boodschappen kan doen. Zegt de zoon: nee, dat gaat niet, want ik moet vanmiddag demonstreren voor een betere wereld." Het gezelschap breekt op. Max wuift alic bedankjes weg. „Ik heb niks gedaan, mens. Het kost me niks, alleen een beetje inspan ning. Sta daar nou niet te janken, en ga maar gauw lekker weg. Het kost me geen cent, en bij je vertrek kom ik je op Schip hol nog een bloemetje en een doosje choco la brengen ook. Want dan is het feest. Ik vier mijn verjaardag bij jullie op Schip hol." Max Tailleur die in de oorlog zijn' vrouw en alle tien zijn broers en zusters verloor en die misschien wel daardoor de keizer kon worden van de onnavolgbare jiddische mop. „Aan-Smoezenier" noemt hij het zelf. Vijfenzestig worden betekent niets voor hem. „Het is net als Sinterklaas. Je gelooft erin en volgend jaar krijg je Ineens je AOW. Maar als hij dan toch een cadeau voor zichzelf mocht uitkiezen? Hij aarzelt geen moment. „Het blad „Beter mot Max" dat iedere maand onder alle zieken en invaliden in Nederland werd verspreid, is opgeheven. Het was geen doen meer. Ik moest op ieder nummer 15.000 gulden toe leggen. Ik heb minister Van Doom om subsidie gevraagd, maar het verzoek is afgewezen. Zeker, omdat ik geen enkele politieke partij dien omdat ik alleen maar de partij van de vergetenen vertegen woordig. Vier jaar lang is het blad iedere maand verschenen. En nu is het uit. Dat is mijn grootste verdriet. En als ik nou een verjaardagscadeau mag vragen, dan zeg ik tegen CRM: jongens, koop 10.000 abonne menten van me en deel die onder de Nederlandse zieken uit. Op die manier help je mij in één klap uit de brand." Bij het afscheid voor het stadhuis van Haarlem kijkt hij schuin over zijn halve brilletje. „En nou wil jij van Max natuur lijk nog een mop voor je zieke lezertjes. Schrijf maar op. Mevrouw Cohen komt bij de dokter en zegt: ik voel me niet lekker. Dokter aan het onderzoeken. Tja, me vrouwtje, u hebt verkalking. Zegt me- vrouw Cohen: dat heb dan die stukadoor j geflikt." Ja, Max Tailleur is nog de oude. PIET SNOEREN'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 13