„EERBIED HUIS" LAATSTE IN GODS VAN OEGTSGEESTSE WILLIBRORDKERK Zilveren snuifdozen Jan Zandvliet: Textiel industrie maakte enkele grachten 'schadelic* voor *t Leidse milieu Bomen 18 MLI 1974 LC.L/JC CUUKAANI de b: zijn ro< tendkrai iringen i de kn orgde, n er spri de i ar de ct r legde nadat 300,— bi n een j? gel, aJ<) rechte; lief ïeld led is Sé - !88«»: Z J d' »i m GSTGEEST De Eerbied is It Gods Huis. Dat wil zeggen; b man die 's zondags in llllibrordkerk moest zorgen, ing erin i als zodanig in ruste ge- aan. Vijfenzeventigjarige Jo annes Zandvliet is „suisse" af. len halve eeuw heeft hij dienst edaan. Hij is de laatste Oegst- eestse „Eerbied in Gods luis", zoals lang geleden de juwelen band over zijn borst f: hoedanigheid en taakom- -ewv.. ïhrljving vermeldde. In maart ïs®r •eft hij bij pastoor Kooyman igezegd. De pastoor begreep t wei: je moet ééns aan alles eind maken. De banden ingen inmiddels als historische j|ofvangers boven in de pasto- samen met het vaandel van zevePe KAB' "God die banden- waaNa de oorlog was dat al mln- Toen hadden we iets om ordeeldnze arm. In de oorlog was dat eis maen plaatje van de gemeente, irant 's zondags moest iedereen In de kerk zitten; niemand pocht staan van de overheid. Daarom hadden wij ordebe- iraarders zo'n ding om de arm jebonden, daaraan herkende pen ons bij controle". p Zandvliet brandt los met zijn levensverhaal rond de eerbied n Gods huis. In de achterkamer van het huisje aan de Duinzicht- praat („hier wonen we vanaf De 28>26, toen was het nieuw") han- ?hen isjgen de bruidsfoto's van tien kin- rechterderen aan de wand en twee kin- Dederen van de heer Zandvliets slaagftweede vrouw. Daartegenover iprijken, in stamboomformatie, aldujde kopjes van de 32 kleinkinde Hejren. De hele middag is er mu- X'g odiiek: de kanarie begeleidt het ien zojnlaas van de baas met trillers kreegfffl uithalen. Later krijgt-ie zijnwaardering van de vrouw: zijn,,moest je dan weer zo mooi zingen, hè". 4a, met dat gemeenteplaatje: er was eens een meneer die wei gerde te gaan zitten. Ik zeg: meneer, u mag niet"1 blijven staan. Hij bleef weigeren. De P pastoor zei: dan moet-ie eruit, want ik ben verantwoordelijk. - Hij is eruit gegaan, op het ge- weten van de pastoor". Dat wa ren zo van die dingen. Maar De Jan Zandvliet heeft nog nooit ie- uit mand bij de kraag gepakt: ,,Ik aagse ben nooit een politieagent ge- vier weest, nooit heb ik het hard voor- aangekleed. Ze hadden wel res- 1 van peet voor me. Als ik eenmaal an de waarschuwde, was het afgelo pen. Laatst ontmoette ik ie- >rant- mand, die Ik vaag meende te herkennen: „ik kén u", zei ik; d ge- „ja, ik kén jou pok: je hebt me oorts eens de kerk uitgejaagd". De man was toen 12, 13 jaar. Hij kas- had 17 jaar in Canada gewoond e ge- en nu zag ik hem tientallen ja ren later weer terug". t>Ik heb m'n suisse-werk rustig aan gedaan. Die jongens achter aan in de orde te houden, nou, nou, ze gingen daar wel eens te keer. Maar ja, een hoogmis duurde vroeger ruim anderhalf uur. Enfin, ik had zelf een groot gezin met echt niet altijd brave kinderen. Wel, dan sprak ik j achter in de kerk een paar har- de woorden en dan keek de hele ode- ^crk om- Daar hadden die kna- cht- Pen dan n'e* van terug- we- Mijn laatste werk was een paar nis- maanden geleden: een jongetje in- van een'jaar of 9 had alle kaar sen bij Maria uitgeblazen. Kon ik weer allemaal aansteken. Vort jij. En het kereltje nam de benen." Een halve eeuw het kerk volk met zaclïle hand binnen de perken gehouden oan de steeg links gegeven heeft. De gevel wordt toegeschreven LENDEN De textielindustrie, eens de belangrijkste bestaansbron van Leiden, heeft haar sporen achtergelaten in het straatnamenbe- stand van de stad. De oudste gaan terug tot ca. 1300. De textielnij verheid in die tijd kende nog niet die strakke reglementering als in de 15e eeuw. Toch zijn er bewijzen te vinden voor de veronderstel ling, dat ze het stadium van de huisnijverheid langzaam ontgroeide. Floris V is vooral bekend door zijn langdurige strijd tegen een groot deel van de adel in Holland, door wie hij tenslotte vermoord werd. Deze graaf had in de tweede helft van de 13e eeuw echter niet al leen oog voor het zwaard. Op alle mogelijke gebied trachtte hij de economie van zijn gebied te verbeteren. Hij greep zijn kans, toen veel Vlamingen, die in hun vaderland in de textiel werkzaam wa ren, hun land verlieten, dat toen in felle strijd met Frankrijk was om zelfstandig te worden. De oorlogen berokkenden de industrie in Vlaanderen veel schade. Floris maakte de immigratie na de Vlamingen 10 jaar vrijdom vaart (dienst doen in zijn leger) te beloven. Zij „die wullewerck connen wereken" waren in zijn steden van harte welkom, aldus de graaf in 1278. Een deel trok naar Leiden. De Vlamingen kregen de Langebrug, toen als riool. Het vollen gebeurde Intussen al bij de Oude Vest, vooral rond de huidige Voldersgracht. Overigens is de Voldersgraciht ntiert de enige herinnering aan de textiel industrie in de straatnamen: ook de Wolsteeg (vroger Wevers- steeg) wijst daarop. De Hogewoerdsbrug werd annvankelijk als We- versbrug aangeduid. Dat het ketellappen (waarnaar de Ketelboeter- steeg is genoemd) bij het textielproces hoorde is niet waarschijn lijk. Een aantal van dc zijstraten van de Langebrug is naar een bepaalde persoon of famiWe genoemd. Zo de Zonneveldtstraat naar het oude geslacht Van Sonnevlt, dat veefl bezit in Leiden had; het Berken- daalstraatje naar Claes Jacobsz van Berckel, die in 1609 grond aan de stad verkocht voor de aanleg van de genoemde steeg de Arend Roelandsteeg naar Arent van Rollant, die rond 1450 schepen van de stad was. Holland wat aantrekkelijker door °°k Mddi ,is van een persoon, die Japlk i tol voor hun laken en van heer- Jacob) heette. In 1610 komen we de naam Moy of Moic Japensteeg. later Mooi Jacobsteeg tegen. Daartussendoor had do steeg echter nog meer namen: Meester Andriesstege, Jan van Dnrtensteeg en Jan Bruynensteeg. Waarschijnlijk stond in de steeg het woonhuis van een van do leraren aan de Latijnse school, die vlak bij het Gravenhof nog Middelgraft, als woongebied aangewezen. Het duurde niet lang ot de gracht werd Volres6raft (Voldengracht) genoemd. Het vollen De M-hool. die dateert tnt 1321 heelt nog een andere ateeg haar naam dereen plompverloren naar vo ren bij het communiceren, maar vroeger was dat een van onze grootste werken. We kana liseerden de communicanten door de zijpaden naar voren en door het middenpad terug. Daar had je je handen vol aan. Het was een dringende kudde. Wat je tegenwoordig in 5 minuten doet, kostte toen een kwartier. Op de grote feesten hadden we een volle kerk. Dan meest je zorgen, dat iedereen een beetje plaats kon vinden, of ze (in de Kerstnacht) adviseren om maar ,Nee, ik ben niet bruut te werk gegaan in de kerk. Die had je er ook wel bij, hoor, die iemand meteen in de kraag grepen. Jongens hebben er schik in als je rood aanloopt en kwaad wordt. Nou, haha, daar hadden ze aan mij een mooie. Ik word niet kwaad, nooit. Het was wel altijd ernstig wat je deed. Ik zag wel mensen, maar nooit ge zichten. Het is zogezegd geen pretje. Daardoor kreeg je ook je gezag" tweede mis te gaan. Qf Jan Zandv|ict ook we] ]euke len. rij. Verder heb ik mijn hele leven in •re- het verenigingsleven gezeten. Ik was bestuurslid van de KAB, nu NKV, voorzitter, secretaris en ge_ penningmeester van St. Dpusde- jnt d,t- Het Is wat, hoor, als de dokter tegen je zegt, dat Je het voor Je rikketikkie kalmer aan moet doen. Vijf avonden in de week was ik weg, dan bij die, dan bij deze. Het verenigingsle ven in Oegstgeest is versnip perd, wég helemaal, naar Lei den, Sassenheim. Het eist tegen woordig te veel tijd van de bi- mensen". et. De kleine Jan Zandvliet was vlak 5|. voor de eerste wereldoorlog in js Oegstgeest de eerste bezorger g. van de Leidse Courant. Op z'n klompen liep hij elke dag naar .g Leiden, waar aan de Oude Sin- ,n gel de krant werd gemaakt. Hij e_ haalde er 80 kranten op en met n twee zussen bracht hij ze rond. In 1923 begon hij als „suisse", zonder steek, knopstok of lange zoals de Hartebrugkerk Je kon niet blijven doordouwen in een stampvolle kerk, anders gebeurden er ongelukken". Ip de Kerstnacht waren Zandvliet en zijn collega's soms vier uur achtereen bezig, met een kopje koffie in de pastorie ertussen door." Ach ja, de jaren zijn an ders geworden. Wij ordebewaar ders hadden een beetje de pik op de deftige feestcommissiele den die bij priesterfeesten en jubilea de genodigden naar hun plaatsen brachten, terwijl wij werkeloos mochten toezien. Je had in de „hiërarchie" nogal wat rangen. Voorop kwamen de kerkmeesters, die ik nooit zag, je had de koster en de collec- dingen heeft meegemaakt? „Leuk?, wat zal ik zeggen. Ja toch. Ik zal het niet vergeten, dat we eens een dronken vaan- deldrager in een processie had- Alles was aan banden gelegd. Er eerbied in Gods huis had ge handhaafd kreeg hij van de toenmalige parochieraad een as bakstandaard, stevig op de poot en mooi groen. Op z'n 75-ste Verjaardag kwam pastoor Kooy man met een grote (lucht)foto. Die was genomen bij het inge- bruiknemen van de vernieuwde kerk, met „suisse" Zandvliet bij de gereserveerde banken. Nou hangt hij boven de schuifdeu ren. „Wat is onze kerk niet ver anderd! Och jee. de oude be kenden zijn vergrijsd of weg. Ik ken niemand meer. Toch ga ik mee met deze tijd. Na wat ik allemaal heb meegemaakt kan ik zeggen: het is best geweest, maar nu is het minstens even goed, als het niet beter is zelfs. Ik hield m'n hart vast dat-le het Dit mocht niet dat vaandel niet kon houden. Dat was me wat. Wat een angst! Hij kon z'n witte handschoenen niet vinden. Ik zei nog: joh, Iaat toch staan dat vaandel, zei ik. Maar nee hoor, hij moest en zou lopen. Zwaaiend achter Onze Lieve Heer aan. Je kon er niets aan doen, want er zijn al tijd mensen die partij kiezen voor zo iemand". tanten, een heel apart slag lie- Toen Jan Zandvliet 45 jaar de moest. De tijd gaat wel erg snel. de onderlinge band ver flauwt. Dat wel. Dat is jammer. Maar of ik het nog een keer zou overdoen als dat kon? Nee. nee... Als ik tóen geweten had wat ik nu weet. Nee, dat is alle maal voorbij. Daarvoor heb ik ook te veel leed geleden. Ik heb veel meegemaakt, maar het is toch een prachtleven geweest". Ton Pleters was een van de vele delen in het proces van het toenmalige laken- weven. Nadat het laken geweven was deden de vollers het in de volmolen met een zeepoplossing. Op liun blote voeten stapten zij daarop door de molen, waardoor de vezels van de stof meer aan elkaar hechtten. Vervolgens spoelden zij de lakens. Dat gebeurde natuurlijk met grachtwater. Het spreekt vanzelf, dat de kwaliteit van het water door al dat spoe len niet beter werd. Bovendien nam de stankoverlast toe. De Vol- lersgracht werd op den duur „schadelic voor de gemeyne wateren" Het water geacht. In de 17e eeuw ging men daarom maar geleidelijk over tot overwelving van de gracht. Zij kreeg dan ook het aanzien van een lange brug, of beter een brede brug. Het water bleef dienst doen gegeven: de Schoolsteeg. Tot 1883 werd op de school klassiek onder wijs gegeven, waarna verschillende andere scholen in het gebouw, waarvan de gevel uit 1600 stamt, gehuisvest werden. De naam Papengracht moeten we plaatsen in het kader van de strijd tussen het katholicisme en de reformatie, eind 16e eeuw. De straat was vanouds de woonplaats van de pastoor van de Pieterskerk. Het volk, dat het nieuwe geloof had aangenomen, noemde de gracht daarom al gauw Papengracht. deze gracht had nogal te lijden van een onwelriekende toevloed vanuit de Voldersgracht, waarmee zij In verbinding stond. Demping vond daarom in 1633 plaats. Roen v. d. Geest Op 7 mei werden er aan b. en w. van de gemeente Valkenburg (Z.-H.) tijdens een gemeente raadsvergadering vragen ge steld over de bomen langs de Valkenburgerweg. Zoals bekend wordt deze weg ge reconstrueerd zodat deze bomen weieens gekapt zouden kunnen worden. B. en W. konden echter niet vertellen of er wel of niet of hoeveel en welke bomen er zouden sneuvelen. Ook wisten B.W. niet of er nu wel of geen kapverbod in de gemeente gold. Nu echter, 'n week later is men met kappen begonnen en 't ziet ernaar uit dat alle bomen zullen verdwijnen. En niémand weet of er nu wel of geen kapverbod deze plaats nieuwbouw plegen. Hiervoor is er echter niet eens 'n geldig bestemmingsplan. Zo dat de grond waarvoor nu onge veer 450.- per vierkante meter is betaald nog wel veel duurder wordt voor er 'n nieuwe woning staat die dus 'n verschrikkelijk hoge huur moet opbrengen zo dat de echte woningbehoeftigen hiervoor niet in aanmerking kunnen komen. ten inschrijven als b.v. 't huis Bovendien bevindt zich in de ge- te klein is, de gemeente beroept meente nog altijd UW MENING schip bewonen inderdaad dit is diskriminatie terwijl de eerste de beste wildvreemde die huis koopt, zich wel kan la- zich op 'n verklaring die elke woonschipbewoner onder dwang van 't niet verstrekken van de vergunning,' moet ondertekenen waarin hij afstand doet van ver dere woon rechten! En dit is nog niet alles: destijds deze attributen heeft Dit geval staat helaas niet op De gemeente heeft onlangs 'n wo- gekend. Pastoor Roozen vond.j zichzelf. Dat illustreert wel het ning aangekocht voor 45.000.- dat Jan moest wachten met dit volgende: ambt tot hij getrouwd was, In de gemeente zijn er 'n aantal want als vrijgezel in de kerk; woningbehoeftigen 'n gedeelte vrachtauto-parkeerterrein op het allerduurste stuk dorpsgrond en wordt 't dorp op elk vrij plekje volgebouwd met kassen zodat het lijkt alsof b.w. en ook de ge meenteraadsleden die met elk voorstel uiteindelijk als jaknik kers instemmen uitsluitend voor de ondernemers bestaat. Deze woning is nu leeggekomen. Gelukkig zijn er zeer snel ge niet die getrouwde heren meelo pen ging niet. ,De eerste tijd waren we met een man of vijf, zes; we deden om beurten dienst. Tegenwoordig loopt te- deze woningzoekenden wordt echter niet ingeschreven als woningzoekende (en komen ook niet in aanmerking voor 'n huurwoning) omdat ze 'n woon- meenteraadsverkiezingen zodat de Valkenburgers in ieder geval over de W. van B.W. kunnen oordelen. zeer zeker t.z.t. voor reno- Henk J. M. Sloos, „La Licorne", vatie in aanmerking kan ko men. B. en W. willen echter op Hoofdstraat 99, Valkenburg. Deze woning gebruikt meente nu als „magazijn ge meentewerken". Terwijl deze woning zeer goed bewoonbaar is Vertrouwd met oud Deze twee kleine zilveren doosjes zijn waarschijnlijk snuifdo zen. Het snuiven is vanaf de 17e eeuw in de mode geweest. Hoewel de populariteit ervan al aan het begin vun de negentiende eeuw aan het afnemen is, verdwijnt het ge bruik pas geheel en al aan hel eind van de 19e eeuw. Het was niet alleen mannen gepermitteerd te snuiven, ook vrouwen mochten van dit tabaksartikel gebruik maken. Vooral m dc tweede helft van de I8e eeuw was het zeer geliefd en in die tijd zijn er zeer fraaie en kostbare snuifdozen gemaakt. Aller lei materialen zijn er voor gebruikt: goud, email, porselein, edelstenen, cameeën etc.etc. Zilver wordt altijd van mehken voorzien. Meestal heeft een voorwerp vier merken: het gehaltomerk (zuiver zilver is te zacht om gebruiksvoorwerpen van te maken; het wordt daar om verhard, mees-tal met koper); het stadsmerk; het merk van de edelsmid; de jaarletter. Het eerste doosje is afkom stig uit Engeland. De Engelse merken zijn groter dun dc Ne derlandse. Het gehaltemcrk is een lopend luipaard (het Ne derlandse merk is een lopende of staande leeuw). Verder staan er op dit doosje een gekroonde luipaardkop cn een dol fijn. De kop is wrs, het merk van Londen. Helaas ontbreekt ccn jaarletter, zodat de datering niet zeer eenvoudig is. Dc dekoratie met de trompetspelendo putto doet aan de rococo denken, maar aangezien het doosje niet nauwkeurig is afge werkt (de plaats waar dc rand aan elka.ir gesoldeerd is. is nog zeer duidelijk te zien) is het waarschijnlijk dat het een negentiende eeuwse kopie Is. Mogelijk heeft men nog de 18e eeuwse mallen gebruikt. Omdat het formaat voor 'n snuifdoos vrij klein is, kan het ook een lodderein-, pillen- of pepermuntdoosje geweest zijn. In een loddereindoosje zat een met eau dc cologne doordrenkt sponsje. Lodderein is een verbastering van l'cau de Rhin of l'eau dc la Reine, allebei reukwatertjes. Gcdurerde de gehe le 19e eeuw zijn dergelijke 'kleine gebruiksvoorwerpen zeer in trek geweest. Het andere doosje is van Nederlandse mokelij. Hierop zijn alleen het gehaltemcrk en de jaarletter to onderscheiden. D m v. de jaarletter is het in 1832 te dateren. Men had in die tijd een voorkeur voor eenvoudige, gegraveerde versiering. De hierop afgebeelde vredesduif is nogal onhandig getekend, er zal wrs. een kleine meester aan het werk geweest z<jn. Misschien zo klein dat hij geen eigen merk had. Behalve do- sjes met dergelijk soort versieringen, worden er in de Bic Je. me ertijd t:.k de oppervlakken nu t geometri sche f gurrn gcomament crd. Deze worden door zeer fijne, dooreengevlochten lijnen gevormd. Deze decoialievorrn heet guillochcerwerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 5