Werken en leren
of alleen werken
MAAK
EEN KEUZE
Sociale zekerheden
Mensen voor mensen
iUGDVAKANTIE
INTSLAG
JEUGDLOON
LEREN OF WERKEN
VAKANTIETOESLAG
WERKLOOS
BESCHERMING
jcisie heb je of je hebt het niet
engs heeft een delegatie van werkende jongeren
pen Haag de beide verantwoordelijke bewindslie-
I erop gewezen, dat werkgevers niet staan jui-
m om jongeren in dienst te nemen, die twee
fkdagen in de week afwezig zijn vanwege de
plichte vormingsdagen. Beide dagen worden bo-
jdien niet altijd uitbetaald. Deze jongeren willen,
Ide overheid de grote en middelgrote bedrijven
[plicht om een bepaald aantal gedeeltelijk leer-
fhtigen in dienst te nemen. Minister Boersma
jlt daar niets voor. Hij meent dat de werkgelegen-
n voor schoolverlaters niet zo erg is verslechterd
Doordenken aan de gevolgen en resultaten is het belangrijkste
als de werkgelegenheid in het algemeen. De minister
beroept zich daarbij op gegevens van de gewestelij
ke arbeidsbureaus, terwijl de werkende jongeren
beweren dat de GAB's die cijfers helemaal niet
hebben. Wel is minister Boersma van plan extra
beschermende maatregelen te treffen om jeugd
werkloosheid te voorkomen door bijvoorbeeld naast
het verlenen van (tijdelijke) dispensatie voor het
uitbetalen van het sinds 1 januari jl wettelijk vastge
stelde minimum jeugdloon, financiële tegemoetko
mingen te verstrekken aan middenstanders die wer
kende jongeren van 15 of 16 jaar in dienst nemen.
Meer zit er niet in.
De vraag rijst of de verlenging van de leerplicht
tot 18 jaar de werkende jongeren wel zo aanspreekt.
Tijdens de overgangsfase zal dat zeker niet het
geval zijn. Een vrij recent onderzoek onder onge
veer 300 partieel-leerplichtigen in Utrecht wees uit,
dat veel 15- en 16-jarigen weinig voelen voor een
tweede dag vorming. Als redenen werden onder
andere opgegeven: „Ik heb gekozen om te werken,
dus ben ik er tegen", „die dag wordt niet betaald"
en „dan kunnen we moeilijker werk viriden".
Toch zijn bij het vormingswerk tienduizenden jon
geren betrokken. Op 1 oktober 1973 bedroeg het
aantal jongeren, dat stond ingeschreven ter vervul
ling van de gedeeltelijke leerplicht bij diverse onder
wijsinstituten 73.713. Het vormingswerk werd door
35.630 jeugdigen gevolgd. Van cursussen in het
kader van het leerlingenwezen maakten 33.796 jon
geren gebruik. Aan samenwerkingsprojecten vor
mingswerk/beroepsbegeleidend onderwijs, experi
mentele streekcentra en het overig partieel onder
wijs namen 4.287 jongeren deel. De categorie 16-jari-
gen was veruit de omvangrijkste.
Voor jongeren die van school afgaan omdat ze geen
zin meer in leren hebben, is het vormingswerk
uitermate belangrijk. Evenals ouderen zoeken ook
zij een uitlaatkl ep voor gevoelens die ontstaan door
machteloosheid en zinloosheid van bepaalde werk
zaamheden. W.jt biedt de toekomst de werkende
jongeren9 Wonrlt hun waardigheid steeds verder
aangetast door een samenleving, die de nadruk op
het leveren vnn prestaties legt? Bovendien zijn
zowel de arbeidssituatie als de voorgaande schooler
varingen en 'soms ook de milieuomstandigheden
extra bedrei gingen voor hun ontplooiing. Hier ligt
een belangrijke taak voor vormingsinstituten.
issen jeugdloon en ontslag ligt
de werkende jongeren
dan zij totnutoe wellicht
en. Werkende jongeren heb-
recht op allerlei sociale ze-
heden, zoals „bescherming",
jen of werken", vakantietoe
slag en dergelijke. Bijgaand tref
fen zij enkele van deze sociale
zekerheden aan, waarmee zij bij
hun werk rekening kunnen (en
moeten) houden. Dit geldt vooral
voor de werkgever, bij wie zij in
dienst zijn of komen.
erknemer, die op 1 mei 17 "jaar of jonger is heeft recht op ten minste 20
Ikantiedagen per jaar. Werkpemers die ouder zijn dan 17 jaar hebben per jaar recht
ten minste 15 vakantiedagen. Als het dienstverband nog geen jaar heeft geduurd
prdt de vakantie naar evenredigheid berekend.
i werknemer kan tegen zijn zin in pas worden ontslagen, wanneer de werkgever
arvoor vergunning heeft ontvangen van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbu-
iu. De werkgever heeft deze vergunning niet nodig, wanneer er sprake is van ontslag
grond van zogenaamd „dringende reden". Dat wil zeggen ontslag op staande voet
ïgens dronkenschap, liederlijk gedrag, mishandeling enz. Meent een werkgever ontslag
gens dringende reden te moeten geven, dan is het raadzaam voor de werknemer
ntact met het GAB op te nemen alvorens hij dit ontslag accepteert. Het niet uitkeren
n het minimum-jeugdloon is bijvoorbeeld geen dringende reden tot ontslag,
i werknemer moet zich bij ontslag, dat hij niet aanvaardt, aan de volgende regels
Deel de werkgever mee, het niet met het ontslag eens te zijn en blijf bereidwillig
i te werken, ook al wijst de werkgever de „ontslagene" de deur.
feem zo snel mogelijk contact op met het GAB om te vragen of er een ontslagvergun-
s aangevraagd door de werkgever. Vraag tevens wat verder te doen.
Raadpleeg een deskundige via bijvoorbeeld de vakbond, zodat op juridische bijstand
n worden gerekend.
Met ingang van 1 april 1974 ziet de schaal voor het minimumjeugdloon (dc wedde
van dienstplichtigen zal hieraan geleidelijk worden aangepast) er als volgt uit:
Bovenstaande bedragen moet elke werknemer ten minste verdienen. Hoger loon mag
uiteraard. Lager niet. Tenzij de minister van Sociale Zaken het betreffende bedrijf
dispensatie heeft verleend. De vakbonden zijn bereid werkende jongeren te helpen,
wanneer ze te kennen geven dat ze het wettelijke minimum jeugdloon niet betaald
krijgen. Ook op het gemeentehuis kan advies worden gevraagd evenals bij alle
gewestelijke arbeidsbureaus. Het minimum-jeugdloon wordt tweemaal per jaar (1 januari
en 1 juli) aangepast aan de ontwikkeling van de cao-lonen.
Veel jongeren beginnen vaak (te) vroeg met werken. Na de lagere school volgen ze
nog enkele jaren voortgezet onderwijs (de leerplicht bedraagt sinds 1 augustus 1971
negen jaar) en gaan dan „geld verdienen". Ze hebben geen zin meer om te leren. Bij
meisjes geldt nog maar al te vaak het motief van „ik ga toch trouwen". Het blijft
dan bij een of twee dagen vorming in de week.
Dat is bijzonder jammer, want er zijn vele andere mogelijkheden. Goed, niet iedereen
is geschikt voor het volgen van middelbaar onderwijs. Sommigen willen dat ook niet.
Maar er zijn tal van „tussenoplossingen". Eén mogelijkheid is: deelnemen aan participa
tie-onderwijs, waarbij de theorie is afgestemd op de praktijkervaringen van de leerlingen.
Ook kan na de leao, technische school of het nijverheids- en huishoudonderwijs
„overgestapt" worden naar o.a. mavo, havo of uitgebreid administratief beroepsonder
wijs. Er zijn legio keuzemogelijkheden. Vraag, voor het definitief verlaten van de school,
inlichtingen over een geschikte onderwijsvorm. Later kun je alleen nog terugvallen op
avond-onderwijs (bijzonder zwaar en er zijn veel „afvallers") of de over enige tijd van
start gaande open school, waar jong en oud een tweede kans krijgen om middelbaar
onderwijs te volgen.
Denk, voor je werkende jongere wordt, aan de woorden van de heer K. M. Sijtsma,
decaan aan een chr. leao-school in Leeuwarden: „De belangrijkste beslissing is het kiezen
voor werken of verder studeren. De leerlingen moeten zich daarbij goed realiseren wat
de consequenties zijn; als je gaat werken blokkeer je een deel van je mogelijkheden
en als je niet wilt werken moet je goed weten dat je dan wel enkele jaren moet studeren".
Elke goede slag kan wellicht een daalder waard zijn.
Dienstverlening wordt voor steeds meer
jongeren gezien als een menselijke nood
zaak om hun leven te vullen en om daar
door andere mensen te kunnen helpen.
Voor de mens staan, aldus de Chinese
wijsgeer Confucius, drie wegen open om
verstandig te handelen:
de edelste weg: nadenken,
de gemakkelijkste weg: navolgen
de bitterste weg: ervaring.
Men kan deze korte wijsheden lezen in de
brochure: „Mensen voor mensen". Deze
brochure, uitgegeven onder auspiciën van
de ministeries van Volksgezondheid, van
Onderwijs en van Sociale Zaken bevat een
schat van gegevens voor hen, die hun
werk in dienst willen stellen van de mede
mensen. Aan de orde komen de beroepen
van verpleegkundige in de wijdste zin van
het woord, van kinder-, jeugd-, gezins- en
bejaardenverzorgster en -verzorger. Maar
ook de verdergaande beroepen zoals fysio-
arbeids- oefen- en andere therapeuten. De
mensen dus, die hun medemens weer op
gang willen helpen in hun soms moeilijk
te dragen leven door welke handicap dan
ook. Verder worden in de brochure be
sproken beroepen als die voor spraakkun
dige, medische analisten, dokters- en apo
thekersassistenten, inrichtingsassistenten
Zij die in deze beroepen geinteresseerd
zijn, doen er goed aan de brochure „Men
sen voor mensen" aan te vragen bij een
van de drie bovengenoemde ministeries of
bij het arbeidsbureau in hun direkte om
geving.
Er is een wetsontwerp in voorbereiding om inog voor dit jaar de minimum-vakantietoe
slag te verhogen van 6 tot 7 procent. In bijna alle cao's is overigens al een percentage
van 7 of meer opgenomen. Ook zal de re-bering binnen afzienbare tijd proberen te
komen tot de vaststelling van een wettelijk vastgestelde minimumvakantiebijslag. De
uitbetaling van het vakantiegeld moet uiterlijk in juni geschieden.
Er bestaat sinds kort een wettelijke regelirtg die inhoudt, dat werknemers die na ontsl,
slechts werk kunnen vinden tegen een loon. dat lager is dan het dagloon waarna
hun uitkering wordt berekend, onder bepaalde voorwaarden aanspraak op een aanvn
lende uitkering kunnen maken. Dat gelidurt volgens de zogenaamde loonsuppletiercj;
ling.
Voor werknemers beneden de 45 jaar bedraagt die uitkering 90 pet van het dagloi
gedurende maximaal een half jaar m tot 85 pet van het dagloon gedurende i
daaropvolgende twee jaar. Beslissend hierbij is do leeftijd bij het intreden van
werkloosheid. Deze regeling wordt-uitgevoerd door do Gewestelijke Arbeidsbureai
Op 1 januari 1973 is een nieuw arbeidsbesluit voor jeugdigen van kracht geworden.
In dit besluit wordt niet meer, zoals m het voordien geldende besluit uit 1920, uitsluitend
arbeid verboden die schadelijk is voor de lichamelijke gezondheid van jonge werkne
mers. maar ook arbeid die een nadelige invloed kan uitoefenen op hun geestelijk welzijn.
Niet alleen zijn veiligheidsmaatregelen voorgeschreven, ook wordt gesteld (art. 27), dat
een jeugdig persoon geen arbeid! mag verrichten, die naar het oordeel van het
districtshoofd van de arbeidsinspectie een uitgesproken negatieve invloed uitoefent op
zijn ontwikkeling.
Daarbij wordt gedacht aan werkzaamheden, che eenzijdig zijn (lopendc-bandwerk
bijvoorbeeld), weerzin opwekken of onvoldoende mogelijkheid voor sociale contacten
bieden (zoals het verrichten van arbeid in eenzaamheid of het niet passen in een bepaald
groepsverband). Voor de jeugdigen wordt het ook noodzakelijk geacht «lat de arbeid
wordt uitgevoerd onder gunstige omstandigheden (klimaat en verlichting) en dat ook
de aard van het beloningssysteem aanvaardbaar is.
Het toezicht op de naleving v-an het Arbeidsbesluit Jeugdigen is in handen van de
arbeidsinspectie. In de praktijk wordt dit toezicht uitgeoefend door de buitendienst amb
tenaren, die verspreid zijn over tien districten, waar ook nadere informatie over concrete
situaties e.d. verkrijgbaar is.
Het onderwijs voor nu nog werkende jongeren
zal er in de toekomst wezenlijk anders uit gaan
zien. Minister Van Kemenade (Onderwijs en
Wetenschappen) en minister Boersma (Sociale
Zaken) streven ernaar een volledige leerplicht
tot achttien jaar te verwezenlijken. De gedeelte
lijke leerplicht zal de komende jaren geleidelijk
worden uitgebreid. Intussen wordt op diverse
plaatsen geëxperimenteerd met zogenaamd par
ticipatie-onderwijs. Per 1 augustus a.s. wordt
voorts een tweede dag vorming voor werkende
jongeren van vijftien jaar verplicht gesteld.
I