LEIDEN IN DE MIDDEL EEUWEN De zenuwen en een flitsende droom TVrdoop van Leidsen „Wie van de drie" in spelletje Menselijke hoogte- en dieptepunten hebben van mij gemaakt tot wat ik ben ZATERDAG 20 APRIL 1974 LEIDSE COURANT Leiden Op de hoek Breestraat-Rapen- burg een toernooiveld waar ridders el- kaars krachten meten: aan de Pieter kerkstraat het 's Gravenhof, waar de Graaf van Holland woont, rond de Lange- brug tot aan het Steenschuur een grote boomgaard, waar een grafelijke boerderij ligt en tuinen, waarin hofdames rondwan delen. Als Leidenaar van de 20e eeuw moet je je fantasie een heel eind de vrije loop geven om je een voorstelling te vormen, hoe de stad er in de 12e en 13e eeuw in grote trekken uitzag. Van de bovengenoemde bezittingen van de graven van Holland zijn slechts schamele restjes over: een tekening, een fundament, een straat naam. Daarnaast echter heeft Leiden ook BZ ■HMMI beter bewaard gebleven monumenten uit deze tijd: de Burcht en het Gravensteen. Het 's Gravenhof heeft gelegen op de plaats, di« momenteel afgegrensd wordt door Pieterskerkhof, Lokhorststraat, Pie terskerkstraat en Muscadelsteeg. Het ei genlijke huis lag aan de Pieterskerk straat op de plaats waar nu de Doopsge zinde kerk staat. Dat hoofdgebouw had twee verdiepingen, een zadeldak en trap gevels. In de tijd, dat het gebouwd werd (rond 1100) was Leiden nog niet be schermd door wallen of muren. Daarom werd 't 's Gravenhof door een muurtje en grachten omgeven. Aan de zijde van de Lokhorststraat was dan ook een brug, dia de hoofdtoegang vormde. Dat gaf de grafelijke woning een kasteel achtig trekje. In 1329 ruilde graaf Willem III Leiden in voor 's Gravenhage als vas te verblijfplaats. Hij gaf „onse huys endp boomgaert" in leen aan een vertrouwe ling, die er echter wel voor moest zor gen, dat er steeds een flink aantal bed den voor de graaf en zijn gevolg gereed stonden voor het geval het de graaf be haagde om zich weer eens in Leiden te laten zien Na eerst nog onder het beheer van een Haagse kloosterorde gestaan te hebben, kwam het huis in de 15e eeuw aan de Leidse tak van de familie Lockhorst uit Utrecht. In deze tijd moet er ook veel veranderd zijn aan de omgeving van hel 's Gravenhof, welke naam geleidelijk veranderde in Lockhorst. De straat die langs het huis liep kreeg toen ook de naam Lockhorststraat. Het huis Lock horst is in de 17e eeuw gesloopt. Reeds voordat het grafelijke hof uit Leiden verdween, werden langzamerhand de er ven en stukken van de grote boomgaard (die de ..stad" toen nog een landelijk ka rakter gaven) opgeofferd aan de groeien de behoefte aan bouwgrond. De economi sche betekenis van Leiden als centrum van Rijnland nam toe. Het plaatsje dal volgens prof. Blok als grafelijk centrum slechts enkele honderden inwoners geteld moet hebben, trok steeds meer ambach ten en (huis) industrieën aan. Rond het vertrek van Willem III moeten het crijt- hof (toernooiveld) en de boomgaard plaats hebben gemaakt voor huizen. Nu zes eeuwen later, is de Boomgaardsteeg de enige naam, die nog herinnert aan dat landelijke Leiden. De Bogaertsteeg, zoals het vroeger geschreven werd. had toen twee uitgangen, een op de huidige Lange- brug en een op de Steenschuur, langs de Lodewijkskerk (daarvoor stond er het St. Jacobsgasthuis). Die uitgangen zijn door bebouwingen afgesneden en de Boom gaardsteeg is gedegradeerd tot een dood lopend slobje. In de volgende aflevering gaan we nog even in op de twee gebouwen, die beter zijn bewaard gebleven: het Gravensteen en de Burcht. Roen v.d. Geest Fleurige sporen Op de perrons van Leiden en bij een aantal andere stations staan op dit moment tientallen bloembakken met tulpen, zoals op de foto te zien is. Deze bloembakken zijn de NS aange boden door de raad van Nederlandse bloembollenondernemers. De tulpen zijn voor de export afgekeurd. De NS zegde zijn medewerking toe temeer daar de bakken in de zomer wel ge vuld worden, maar in het voorjaar doorgaans leegstaan. LEIDEN/ZAANDAM „There's no business like show business". Dat zong eens Wim Sonneveld en hij onderstreepte de slagzin met een zeer persoonlijke belijdenis: „Ik zou nooit, nooit, nooit, nee nooit iets anders willen zijn". Op de dag van Sonnevelds be grafenis stond een heel goeie vriend van hem, Albert Mol, lijk bleek op het punt te doen wat Wim nooit gedaan zou hebben: „Zeg maar tegen de producer dat ik het niet kan. Ik kan van avond niet optreden." De inzinking duurde maar even. Mol trad toch op. Hij was weer de artiest van wie iedereen dacht dat-ie de grootste lol in zijn leven had. Puntige opmerkingen. Uitbundig gelach in de zaal.Onder schmink bleef Mols gezicht asgrauw, 's Middags aan het graf van een onvergetelijke kameraad en colle ga, een uur of zes later een gekke bek trekkend tegen een buik danseres die „geraden moest worden": „Wilt u nog even hoem pa doen? Juist ja. Ik kies mevrouw 3, die had een frappante be- mevrouw 1 zijn..." En ja hoor, het was mevrouw Ze had op zettelijk geschutterd, anders gingen 200 gulden haar neus voor bij. weging met de buik. Maar het zal natuurlijk wel die schat van Albert Mol bleef op de been, de voeten gestoken in blauwe sokken, een fijn ruitjeshemd van leuke snit aan het lijf, roze-rood. Om 10 uur, waren de opnamen voorbij. Panel-leden, floormanager, pro ducer, technici en assistenten bleven hangen en nadrinken. Mol was meteen verdwenen. The show must go on. Sonneveld zou con sequent hebben gehandeld. Mol deed dat ook. Ondanks alles. Maar nu was het genoeg. De eenzaamheid in. Dit gebeurde allemaal maandagavond 11 maart in schoolau la/schouwburg De Speeldoos te Zaandam. Een hele avond opna men voor Avro-televisiespel „Wie van de Drie". Een speeldoos die schouwburgloze Leidenaars deed watertanden, een accommo datie om u tegen te zetten. Er waren nogal wat Leidenaars in de zaal, aanhang van drie „Leidse" deelneemsters, die achter de coulissen hun zenuwen nauwelijks de baas bleven. Zes trio's wer den achter elkaar het vuur ingestuurd, onder verblindende tele visielampen. Het Leidse drietal was het laatste aan de beurt. In de buurt van de artiestenbar werd kettinggerookt. Er werd méér wijn gedronken dan überhaupt voor de gezelligheid gewenst was. Een enkele keer kwam een bleek gezichtje op een afstand kij ken hoe „die anderen" het eraf brachten. Ze kon zich niet meer herinneren wanneer zij die aanvraag om mee te doen had verstuurd. Dat moet bar lang geleden zijn geweest. Maar begin maart belde Avro-producer Flip van der Schalie op en een paar dagen later kwam hij bij Annet Pie- ters in Zoeterwoude op een glas sherry, om de zaak voor elkaar te maken. Annet Pieters veegt 's morgens de vloer, stofzuigt en omringt haar drie kinderen (en man) met alle goede zorgen, maar 's avonds wil ze voor de Leidse Courant er nog wel eens op uittrekken met balpen en papier. De volgende dag kunt u dan le zen, dat „de bloemetjesjurken in pasteltinten, met veel ruitjes en kant het gaan doen deze zomer", dat de plateau-hak blijft", „dat er veel kettingen met hartjes" zijn. Ze vindt het ook een wat halfslachtige tijd op modegebied, geen duidelijke lijn. Enfin, An net kwam als modeverslaggeefster voor het schaamteloze came raoog. Samen met twee vriendinnen, die ze zelf moest uitkiezen. Dat werden Marjolein Briër (die zich heilig voornam, tijdens de uitzending een soort STER-reclamecampagne voor haar Leidse Balletschool te zullen voeren) en Nettie Varkevisser, directiese- Het panel: Albert Mol, Martine Bijl, Willem Duys en Sonja Barend. Voor de zoveelste keer (foto onder) Drie Leidse vrouwen, lachend (maar o jee, wal een zenuwen) met Herman Emmink als de kalmte in eigen persoon (foto boven) cretaresse van de Leidse Schouwburg (-in ballingschap), beiden uit Ledden. Voor de „Leidse drie" is de avond in feite als een droom voorbij gegaan. Eerst wat repeteren, er kwamen broodjes en koffie en er werd geschminkt. Panelleden liepen nu en dan achteloos voorbij en keurden en passant hun slachtoffers. Peter Knegjens was de hardnekkigste. Een soort dikzak die wild rook. Het „wild" wilde niet bijten en dat moet Ktjegjens de tóch al verguisde heb ben verdroten. Hoe hij zich ook opstelde, een afspraakje bleef er niet aan hangen. „Zó zijn we niet getrouwd, makker", moest hij na elke aanval aanhoren.Triest hoor. „Wie van de drie" is een typisch weinig verkwistend programma: 400 gulden in de pot, onkostenvergoeding voor de deelnemende ploegjes. Geen duizenden guldens voor bankstellen, afwasmachi nes, en vliegvakanties. „Ik doe dit nu al weer een dikke drie jaar" vertelde Flip van der Schalie me; „daarvoor zat ik een tijdje in het reclamevak nadat ik al eerder een lange periode bij de Avro was geweest. „Wie van de drie" is steeds leuk afwisse lend. Een grote toeloop ook. Ik zou wel wat meer dames kunnen hebben, de heren lopen vlotter op dit spel af". In De Speeldoos rakelde Van der Schalie het benodigde applaus op, zei „U bent een fantastisch publiek" (wat hij wel meer gezegd zal hebben) viel met een bons van het podium. Spelleider-vrijgezel Herman Emmink, die constant in de wolken lijkt, vroeg Van der Schalie later bij wijze van tijdvulling nóg eens te vallen. Een enkele keer gaat er iets mis. In de Speeldoos ook. Met het ge luid bijvoorbeeld. Albert Mol zat dan almaar naar het microfoon tje op Martine Bijls decolleté te staren. Marline Bijl, ijle sprook jesprinses naast Sonja-Annie get your gun-Barend. Ga9t-panellid (nadat Knegjens na een paar ronden het veld had geruimd) Wil lem Duys, geroutineerd en alles brengend alsof hij niets dan boodschappen verkondigde: „Wie van de drie zou eigenlijk: „vier" moeten zijn, want die is het dan altijd". Orakeltaal. Het panel dronk sloten jus d'orange, jus in massagang. Duys greep tersluiks naar een clandestien pilsje achter zich.Het ene trio was nog niet goed en wel afgewerkt, of 'n ander stond alweer achter het schermpje te wiebelen. Een opticien. Martine: „in hoeveel eenheden drukt u de sterkte van een lens uit?" Opticien:,, we drukken ze bij tientallen in". Het uur U brak aan voor de Leidse vrouwen. Ze lieten zich gela ten de microfoontjes omhangen. Produktie van applaus. Emmink zat er weer alsof het zijn eerste optreden was. Mol keek op zijn horloge: nog 20 minuten volhouden. Fee Martine en cowgirl Sonja in nieuwe toiletjes. Strikvragen over journalistiek en -node, over hoeden en trends, over schouderbandjes (Mol: spag- ettibandjes). Mol: „Wat is de verzamelnaam van de Nederland- e modepers?" Zes op getrokken wenkbrauwen. Mol: „De tan ks''. Martine: „Wat maakt Cardin nog meer dan mode?" De evrouwen wisten het niet zo best. Bijl: „chocolade". Het was een flits voorbij. Sonja koos: ze gaat altijd op types af. Duys :te op glittertjes en nagellak. Martine deed heel lief een gooi \ar een nummer en Mol had ooit als dressboys mevr. 1 ergens •ien, ja ja, dat was Marjolein en trouwens Nettie kwam hem !c bekend voor. .lotte stond de enige echte modeverslaggeefster op. Het hele p.-.nel werd door haar uitgenodigd, eind april bij een uitvoering van de dansgroep Briër in Leiden aanwezig te zijn. Reclame is maar alles. „Hoe deden we het?" wilden de drie van de sup porters weten. Nou ja. „Stom van ons, dat we niet anders rea geerden. De volgende keer doen we het stukken beter". De droom was voorbij, de organisatie uitstekend, de stemming hart stikke leuk. Een onderonsje achteraf tussen de drie en het panel. In de zaal was de afbraak al begonnen, Inpakken en wegwezen. Nog even pr ost op Wie van de Drie, tot in lengte van d?gen. Vanavond kijken drie Leidse vrouwen met rode wangetjes naar hun eigen optreden voor de televisae. Ze zijn al nerveuzer dan destijds in De Speeldoos. Ton Pieters loge Rijndijk MM „in de leer" trad, J Zoeterwoude/Hoge Rijndijk Toen Henkie een halve eeuw toor Meijer sloot hij een compromis. On der het pastoraat-Meijer bloei de het religieuze leven aan de Meerburg als nooit tevoren. Als in een lentebeweging trok ken heel wat jongens naar het seminarie, zo op 13-jarige leef tijd. Henkie stond voor een tweesprong: hij moest er eens goed over nadenken. Het semi narie leek hem een te grote stap, daarom koos hij voor het kosterschap: „dan zat ik er toch ook dichtbij". Henk van der Hoeven heeft sindsdien 50 jaar het Huis des Heren be redderd. Deze ijver heeft hem echter niet verteerd. Hij is nauwelijks vergrijsd met zijn 64 jaar. Koster Van der Hoe- ven is niet meer weg te den ken aan de Hoge Rijndijk, hij is de „bellefleur", het „ge zicht van de Meerburg" ge worden. Morgen zit hij voor aan in de kerk, tussen de bloemen (die hij overigens zelf heeft geschikt), als jubilaris. Twee dagen koster-af. Piet van der Geer neemt zolang de honneurs waar. Vijftig jaren altaardienst cum annexis. Ze zijn voor koster Henk van der Hoeven als in een flits voorbijgegaan. Over een paar maanden is zijn laat ste van negen kinderen het huis uit. Vader Henk en moe der Rie gaan dan met hun Jubilaris Henk van der Hoeven kent „de dienst der bloemen": chel een marmeren jongeling op sokkel, afkomstig van de voormalige communiebank in de St. Jan van de Zuidbuurt. Symbool van de reuk, aan een tuiltje rozen plukkend. „Odor", staat erop. Geen hei lige dus, manr wel tot de ver beelding sprekend in een geur van heiligheid. Smaak en ge- hoor waren ook in marmer vereeuwigd, maar die zijn ver dwenen. „Tragisch eigenlijk", zegt Henk van der Hoeven", maar ik heb zelf geen reuk meer. Soms verbeeld ik me nog wel de geur van vers hooi op te snuiven". BIJ de deur Is een rood gebakken H. Familie bezig met de vlucht uit Egyp te, richting paaskaars. tweeën verder. „Zelf heb ik ^er iu nog een moeder van 93. Ze HonotA. *n heef» RA kiAinkinHTAn 7n »Hoo«te- dieptepunten heeft 80 kleinkinderen achterkle'nkinderen. Dat is geen familie meer, maar een volksstam". De heer Van der Hoeven is Inmiddels aan zijn zevende pastoor toe. Na Jos van Kragtwij de Goede nu Jan Schlatmann de Animator, de dynamische runner: „Onge looflijk verschillende mensen, allemaal trouwens. Aan nie mand van hen kan ik „naar" denken. Meijer heeft op mij persoonlijk de grootste indruk gemaakt. Dat was toen een geweld'ge jeugdleider. Ik ben door hem getrouwd, nadat Ik van mijn 16e tot 24ste jaar bij hem op de pastorie in de kost was". Na zijn schooltijd ging Van der Hoeven cursussen volgen, hij raakte vertrouwd met de tuin, ging bij een bloemist ervaring opdoen in het bloem stekken. „Zoiets moet Je graag doen, dan wordt het een hobby. Met een bepaald feest is het fijn als Je de sfeer van de kerk weet te treffen met bloemen van het seizoen". Vier jaar voor dat de jonge Van der Hoeven het kosterspad betrad, was de laatste volwassen custos ver trokken, dat was koster-orga nist Hoogzaad. In die vier Jaar heeft Henkie als voorgangers nog Cor Zandbergen („Ja ze ker, dat is nu Kees van het mensen hebben mij mede ge maakt tot wat ik Den gewor den. Ik heb altijd graag mee gedaan, niet alleen in de kerk, maar ook met toneel, in het verenigingsleven, in de KVP, Ik ben gegroeid tot een ge meenschapsmens, misschien wel eens ten koste van het ge zin. Ik was veel weg. Muur Rie heeft het thuis altijd ont zettend goed opgevangen. Haar verdiensten acht ik het grootst. Naast mijn koster schap had ik nog de mogelijk heid van een agenschap zie- kenhuisverpleging. Heel ander werk, maar duardoor hoefde ik niet geheel financieel afhan kelijk van de kerk te zijn. Daarom wellicht ook heb ik beb m'Jn vreugde gehad in steeds met zo veel plezier kos- wat vroeger was, Uit de grond ter kunnen zijn. Als koster van m'Jn bart kon ik nu zeg- puur? Ik ken collega's die het wel gered hebben, maar die maatschappelijk toch niet hel- lemaal uit de voeten konden komen. Ik heb tot nu toe alles kunnen waarmaken: in do kerk, in de tuin (de- grasrand jes knip ik nu in recordtijd), op het kerkhof, waar bijvoor beeld 500 vioolplanten staan. Dit vereist bijzondere zorg, op zo'n kerkhof, waardoor Je do mensen die hier iemand heb ben achtergelaten ook op een bepaalde manier dient". dat mijn vreugde niet minder is in de vieringen en de geloofsbelevnis zoals wij die thans beleven bij ons aan do Meerbuurg. Jammer, dat niet iedereen is kunnen meekomen. Omdat ik er zo dicht bij ben. heb ik het geluk gehad alles to kunnen volgen. Anderen heb ben afgehaakt. Ze hadden moeten blijven, dan hadden za het geluk van nu gekend, onze prachtige zinvolle eucharistie vieringen. Als je maar mee doet". Madrigaaikoor") en Gerard Koster Van der Hoeven kent vrij- Vijftig Jaar koster zijn. De toe- Heemskerk meegemaakt. Henk van der Hoeven begon met de kerk te vegen, het kaarsen en plaatsengeld op te halen. „Samen met pastor Meij-ir versierde ik de zaak. Later denk je wel eens: waarom heb lk geen orgel leren spelen? Ach, het is een erg mooie tijd geweest: de tuinman helpen, kaarsen opsteken, het trapje neerzetten voor de „uitstel ling", het altaar in het zwart steken voor een uitvaart, eer ste tweede of derde klasse. Ik heb altijd te maken gehad met gespannen mensen op de top pen van hun zenuwen. Bij be grafenissen, bij huwelijksslui tingen. Daarin moet je groeien, dan kun je iets voor die mensen betekenen. Dat kan Je niet onder woorden brengen. De eerste jaren was de gebondenheid erg groot, je voe'd? je een beetje „begra ven" in de kerk. Het was wel eens last'g als je 's avonds om uur nog niet weg mocht. heid in gebondenheid. Altijd is hij beschikbaar. De dood komt als een dief ln de nacht. „Maar nooit vraagt ie mand me: wat ga jij doen? 's Morgens na het eerste werk drink ik koffie, thuis of op de pastorie. Dat lag eraan, zo veel pastoors, zoveel pastore!- zeden, ook op koffiegebied". Als je bij koster Van der Hoe ven thuis aan de koffie raakt, zie je dat de religieuze gevoe ligheden niet beperkt zijn ge bleven tot „aan de overkant" Het geloof is er hecht veran kerd, een stenen kruis zonder corpus is ingemetseld in de stenen schouw. Halverwege de kamer staat een de coratieve paaskaars op een verzilverde koperen kandela ber. Het ti iditionele H. Har» beeld in de ho?k is vervangen door een grilliger" ChrV.'u» in groen brons, een Impos n' sculptuurtje, dat op de uitge strekte armen een palmtakje draagt. Op de kast staat een Dan trok ik het liefst de pol- wierookscheepje. Narst de ka- komst zal Iets dergelijks niet meer kennen. Vrijwilligers zul len het volgens jubilaris Van der Hnevcn Moeten gaan doen „Als lk nog eens opnieuw kon beginnen? Ik zeg je eerlijk- voor honderd procent zou lk het niet anders hebben gedaan. Het leven heeft me altijd ge- boeid. omdat het steeds an ders is. Iedere dag is nieuw. Ik ben een blijmoedig christen gebleven, in alle omstandighe den. Dat kost op z'n tijd ook nog pijn, hoor. Je moet wat aandurven". Het Jubileum van morgen is iets om even bij alles til te staan. Daarna gaat Henk van der Hoeven weer verder, zolang God en kerkbestuur het gedo gen. Van der Hoeven heeft een bron: „Je geven aan de men sen, dienstbaar zijn. Dat is het. Dat moeten we allemaal. De een gaat het beter af dan de ander. Ik heb het tenminste altijd geprobeerd". TON PIETERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 5