Peter Post herkauwt met veel smaak de vette jaren „IK NEEM GEEN GENOEGEN MET KNECHTEN- BESTAANTJE" doodgriezelig Bij de professionals ben ik nu één van, de drie ploegleiders. Je hebt ook nog Piet Liebregts en Ton Vissers. Ik heb zelf onder Ton vier jaar lang in de Willem II ploeg gezeten en nooit een centje pijn gehad van die man. Dat kon ook niet, want ik had een contract met de fabriek en niet met de ploeglei der. Wat Vissers de laatste tijd doet vind ik doodgriezelig. Hij krijgt van de fabrieken geld voor de sa menstelling van een ploeg, maar de renners heeft hij gestaid in een stichting, waarvan hij zelf direc teur is. Als hij op een gegeven moment geen trek meer heeft in die jongens, laat hij de stichting rustig failliet gaan en staan de renners op straat. Hij heeft laatst nog een ploeg de laan uitgestuurd omdat ze niet op tijd voor hun licensie hadden gezorgd. Daar kon Maar ik voel me te jong om niks te doen. Ik ben veertig en dat is geen leeftijd om te rentenieren. Ik zou trouwens niet weten, wat ik moest doen. Ik ben een man zonder hobby's. Ik ben er veel te nerveus, voor. Vissen? Ik moet er niet aan den ken. Ik zou in de rietkraag vergaan van de zenuwen, als die krengen niet gelijk de eerste seconde beten. Voor dikke boeken heb ik trou wens ook geen geduld. Dan denk. ik na twintig pagina's toch weer: „Niet meieren vader. Zeg maar Ige- lijk, waar het op staat". Het enige, waar ik geduld voor kan opbren gen is voor goeie muziek. En zo nu en dan eep voetbalwedstrijd. Als het kan de FC Amsterdam. Dat vind ik een jofele ploeg. Anders- Ajax. Het moet wel in Amsterdam Nee, ik ben blij. dat ik weer wat om handen heb. De Raleigh-fabriek heeft me dit jaar aangesteld tot leider van zijn fabrieksploeg. Twaalf Nederlanders en zes Engel-, se renners heb ik nou onder mijn hoede. Dat is een jofele job. Je adviseert, stelt een uitgekiend pro gramma op en kiest je renners uit. Ik heb al wat wedstrijden met ze gereden en ze hebben het tot nu toe aardig gedaan. Vooral Pijnen en Tabak. Toch denk ik er niet aan om mijn ploeg te laten rijden in de Ronde van Italië of de Tour de France. Want daar missen ze voor lopig de klasse voor. Er zit name lijk geen klimspecialist tussen. De ellende is alleen, dat er uit de kringen van de amateurs zo weinig doorstroming naar de professionals is. In België gebeurt dat wel. Daar zie je bijna elk jaar nieuwe gezich ten in de topploegen. Ik weet ook wel, waar dat aan ligt. Als je geen bal van wielrennen weet, kun je toch morgen naar de KNWU stap pen en je licensie als ploegleider afhalen. Het stikt bij de amateurs van de hobbyisten, die hun renners regelrecht het bos insturen. Ze we ten niks van trainingsschema's, niks van psychologische begelei ding. Maar de sponsor houdt zijn bek, want die heeft toch voor wei nig geld een ploeg rondrijden. Toch ben ik ervan overtuigd, dat ze er zijn: de goeie amateurs. Ga maar eens in Brabant en Limburg kijken. Daar struikel je over de wielrenners. Ze worden alleen niet goed gecoached. Een Hollander wil poen zien en is bereid zich daar voor kapot te rijden. Vijf, zes wed strijden per week is voor een Ne derlandse amateur een gewone zaak. Maar op die manier zijn ze wel leeggereden, voordat ze hun top bereikt hebben. Doodzonde. Peter Post in zijn Amstelveense paleisje: alles eerlijk verdiend met fietsen. den ze niet eens voor zorgen, want de vrijdag vóór de wedstrijd zei hij pas, dat ze in het weekend aan moesten treden. Maar de dokter ,van de KNWU, die de renners eerst moet keuren, voordat er een licen sie wordt gegeven, had zijn spree kuur pas op de volgende dinsdag. Vissers heeft toen gezegd, dat zijn ploeg had geweigerd en ontsloeg ze op staande voet. Dat vind ik een vies spelletje, want geen renner betaalt 600 gulden voor een licen sie, als hij niet weet, of hij dat jaar als professional aan de start zal verschijnen. Door al die praktijken heeft de wielrennerij een hoop ne gatieve publiciteit gekregen. Ik be grijp niet, dat de firma's, waar Vissers voor werkt, dat allemaal pikken". bomvol huis Naast zijn ploegleiderstitel is Peter Post ook nog sinds twee jaar de onverbiddelijke animator van het succesvolle zes-daagse-spektakel in Rotterdam. „Dit jaar hadden we elke dag een bomvol huis. En als er 20.000 plaatsen in de Ahoy wa ren, zouden die ook bezet zijn ge weest. Ik durf te beweren, dat we in Rotterdam de beste zesdaagse van Europa hebben. Hoe dat komt? Omdat we zorgen, dat de beste renners meerijden. Een Hollander houdt nu eenmaal niet van comedie spelen. Die betaalt alleen entree, als hij een spannend, eerlijk man nelijk gevecht kan zien. Natuurlijk zijn er in Rotterdam ook rottigheid- jes. Daarvoor ben je nu eenmaal met mannen onder mekaar. Maar er worden geen overwinningen ver kwanseld. De man, die als eerste wil aankomen zal er toch echt voor moeten rijden. Datzelfde probleem heb ik trou wens als ploegleider. Ik kan nog zulke mooie schema's maken. Maar uiteindelijk zullen de jongens het zelf moeten doen. Ik heb in mijn volgauto de macht over het stuur. Hard fietsen kan ik echt niet voor ze. beste boterham Slagerszoon Peter Post is achteraf toch blij, dat hij het uitbenen aan zijn vader Heeft overgelaten. „Of schoon ik in de slagerij waarschijn lijk ook een beste boterham zou hebben verdiend. Ik ben geen tiep, die zijn leven lang genoegen neemt met een knechten-bestaan. Ik heb altijd meer willen bereiken". Dat ,het hem aardig gelukt is, be wijst het paleisje in Amstelveen, waarin hij zijn gasten ontvangt. Compleet met verantwoorde zit- kuil, open haardvuur, marmeren wanden en forse doeken van mo derne meesters. Zijn blonde vrouw Loeki heeft de beschikking over een Amerikaanse droomkeuken en kan de bezoekers voor kleine en grote boodschappen verwijzen naar een toilet, waar een paarse closetpot met bloemetjesrnotief noodt tot aandachtige meditatie. Vanaf de zware rundlederen bank kan de keizer zelf zich desgewenst vermeien met een uitgebreid arse naal van elektronisch speelgoed, bandrecorders, stereorecprder, te lefonisch antwoordapparaat, diver se radio's en een kleurentelevisie. En mochten de muren hem op een onbewaakt ogenblik toch benau wen dan staat zijn bankrekening garant voor een tripje naar elke gewenste horizon. Zijn voorkeur- •gaat daarbij uit naar Zuid-Fran krijk: „Een goddelijk land met een verrukkelijk sfeertje. Voor mij gaat er niks boven de Cóte d'Azur. En als het niet strikt noodzakelijk is kom ik mijn hotel niet uit". Terzijde knikt Loeki lijdzaam. „Ik zal het nog sterker vertellen", zegt ze, „je komt op vakantie niet eens je kamer uit. En als ze het eten op bed brengen, blijf je nog mooi lig gen ook". De keizer zendt haar een milde blik van verstandhouding. Zegt dan: „Achteraf denk je wel eens: hoe heb ik dat fietsen eigenlijk zo lang kunnen volhouden?" Post voor meneer. LEO THURING AMSTELVEEN De keizer thuis in zijn patio-paleis. Nog steeds converserend met het smeuig ac cent der Amsterdamse lieverdjes: smeert zo heerlijk weg op de huig. Wel een fractie dikker dan in de jaren, toen hij nog als verlichte: despoot heerste op alle Europese wielerbanen. De ponden reuzel om zijn taille bijvoorbeeld zijn van. 'recente datum. Het goeie, luie wel vaartsleven heeft ook Peter de. Eerste na diens abdicatie kenne lijk stevig in zjjn greep. Nu er niet meer gefietst behoeft te worden voor het dagelijks brood en de auto de race-fiets definitief heeft •verdrongen, dient ook de keizer via onverzadigde vetzuren zijn ge zondheid op peil te houden. Achteraf herkauwt hij met veel] smaak de vette jaren, waarin hij hem voortdurend reed als een ou we duitendief. Waar hij verscheen stond het al bij voorbaat vast, dat het komend gevecht tegen de con currenten in zijn voordeel beslist zou worden. De keizer kwam, fiet ste zich behendig in de prijzenkast ën stapte vervolgens met de gewon nen poet in zijn Amerikaanse Zoef- de-haas-sleeom op een volgend circuit nieuwe aureolen voor zijn onsterfelijkheid bijeen te trappen. Van de 160 Zesdaagsen, waaraan Peter Post deelnam, .heeft hij er 65 glorieus gewonnen, Jaar in jaar uit kwam hij er ronde na ronde voor uit, dat hij in het circus der rijwie lacrobaten de allersterkste was. Achtereenvolgens vormde hij in die periode met de Belgen Rik van Looy en Patrick Sercu en met de vaderlandse locomotief Gerrit- Schulte een slim, ijzersterk duo, dat in alle sportpaleizen de strate gische lakens uitdeelde. De vórste-, lijke bedragen, die hij zo met bloed, zweet en tranen vergaarde, heeft hij als een bijbelse rentmees ter beheerd. „Ik heb in die jaren natuurlijk leuk verdiend", geeft hij' met. aangrijpend understatement toe, „maar als ik het geld over de balk had gegooid, als ik maar raak had geleefd, zoals sommige colle ga's, had ik nu toch mooi noppes gehad. Geld verdienen is in deze wereld geen kunst. Maar het vast houden, zorgen, dat het niet als los zand tussen je vingers doorglipt, daar komt een hoop voor kijken. Je raakt op een gegeven moment gewend aan luxe, je vindt het de gewoonste zaak van de wereld, dat' je een fijne auto onder je gat hebt, dat je in een villa woont. Als je dan ook nog allerlei fratsen uithaalt, aan de lopende band dure wereld reizen maakt en dure pakken koopt, loopt het toch een keer mis. Er komt namelijk onherroepelijk een dag, dat je als wielrenner moet stoppen. Je kunt nog zoveel eer zucht hebben en je conditie op en top bijhouden, maar dan nog gaan de jaren steeds zwaarder wegen. In het begin heb je aan een training van honderd kilometer per dag vol-, doende. Je reed effe naar Zand- voort en Scheveningen en dan was de accu weer voldoende opgeladen. Later wordt dat steeds meer. Als je boven de dertig bent voel je, dat je langzaam, maar zeker aftakelt. Het duurt langer, voordat je in topvorm bent. Je traint steeds lan ger, pakt per dag 200 kilometer om die zekerheid te krijgen, dat je lichaam een Zesdaagse aan kan. routine-kwestie 'Ik heb er nooit de pest in gehad om op die fiets te stappen. Je vond het de gewoonste zaak van de we reld. Een normale routinekwestie. Je buurman ging naar kantoor en jij fietste even op en neer naar Scheveningen. Dat begon elk jaar in september en dat ging zo door tot de eerste Zesdaagse. Ik ben wel altijd een jongen ge weest, die zich strak aan zijn sche ma hield. Je hebt collega's, die maar wat aanrommelen. Die voelen op een gegeven moment, dat het lekker gaat en dan pakken ze er nog 40 kilometer bij. Ik heb dat' nooit gedaan. Als ik 's morgens in *BSür bed dacht: „vandaag rijd ik 150 kilometer", dan werden het er hon- 'derdenvijftig. Geen kilometer meer. En als er onderweg een' straat opengebroken was ging ik nog liever terug dan om te rijden. Ik heb nooit bij Aalsmeer gedacht: „Nou pik ik Uithoorn er ook nog even bij". Daar was ik gewoon niet toe in staat. Je nam een hap lucht voor honderd en vijftig kilometer: •en als het er meer werden, stikte •je. Hetzelfde deed ik met wedstrijden. In het begin van het seizoen nam. je veertien Zesdaagsen aan en dan werden het er ook veertien. Niet vijftien of dertien. Op die manier heb ik het zo lang kunnen volhou den. En als ik die ongelukkige val niet had gemaakt en niet was gaan sukkelen met allerlei kwaaltjes, had ik er zeker nog één of twee jaar aan vast kunnen plakken. dramatisch Dat was ook de bedoeling. Maar op' een gegeven moment ging het dom weg niet meer. Ik ben doodziek geweest. Ik heb in Berlijn dagen lang tussen hemel en aarde ge zweefd. En toen ik eindelijk weer 'wat opknapte, moest ik de meest dramatische beslissing van mijn le ven nemen: de fiets aan de kant. Het was gedaan met de'koopman. Op dat moment heb ik me heilig voorgenomen om me nooit meer met fietsen te bemoeien. Ik liet van mijn spaarduiten een manege in Amstelveen ombouwen tot de. mooiste bowling van Nederland. Een plaatje was het en de tent liep ook nog als een trein. „Peter", dacht ik, „jouw kostje is gekocht. Hier blijf je ten eeuwigen dage hangen". Op 29 april 1973 brandde mijn zaak tot de grond toe af. Ik heb bij de puinhopen staan janken' als een kind. geen hobby's

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 17