De man achter
Wim Sonneveld,
Cox en Halsema,
Wat een planeet,
en nog vele
nrodukties uit de
vrije sector
„IK BEN
EEN KOOPMAN
IN ILLUSIES,
MAAR ZE
MOETEN WEL
BETAALBAAR
BLIJVEN"
Producer over Wim Sonneveld (hier gefotografeerd in Zuid-Frankrijk): "Wim
had zich artistiek volledig ontplooid en het zat er dik in, dat hij nog schitte
rende dingen in ons vak zou gaan doen. Ik mis hem nu elke dag".
"Als de organisatie van al je produkties niet tot in de puntjes klopt kun
je op het dak gaan zitten", meent producer John de Crane. Gerard Cox
en Frans Halsema zijn er twee van.
Conny Stuart ("vrouw met een ijzeren zelfdiscipline, die zelfs mij soms
te ver gaat en Willem Nijholt ("een van mijn mensen die ik meer zou
willen betalen Hij is het tweevoudige waard van wat hij nu bij mij verdient")
Amsterdam „Een uur,
nadat Sonneveld gestor
ven was, werd ik opge
beld. Voor mij kwam de
klap dubbel hard aan,
want ik zat op dat ogen
blik in het huis van Wim
in Zuid-Frankrijk. Gelijk
met mij waren er ook
vier meisjes, die Wim in
het ziekenhuis van de
Vrije Universiteit ver
pleegd hadden. Toen ie
na een paar weken weer
wat leek op te knappen,
bood hij ze gelijk aan om
gratis in zijn huis in Ven-
ce op vakantie te gaan.
Dat deed hij spontaan,
zoals hij alles in zijn le
ven spontaan gedaan
heeft. Ik kende hem 25
jaar en heb 14 jaar zijn
zaken behartigd. Ogen
schijnlijk leek het een
verre van ideale samenle
ving en daarom was hij
ideaal. Wim en ik ver
schilden op allerlei essen
tiële punten. Hij wilde al
tijd alles gelijk doen,
stapte meteen in een
avontuur. Vlak vóór zijn
dood bedacht hij nog
nieuwe plannen. Hij zou
het volgend jaar een
nieuwe One-man-show
met me maken. Hij dacht
ook aan een film, aan te
levisie. Toen ik hem in
het ziekenhuis had opge
zocht dacht ik: „die komt
er geheid weer bovenop.
Wim heeft het eeuwige
leven".
John de Crane, gebeiteld
hoofd met gestileerd
baardwerk, is in Neder
land een der weinige gro
te, vrije theaterproducen
ten, die nog niet van het
slagveld tussen mazzel en
malaise is gevlucht. In
zijn middeleeuws kantoor
aan de Amsterdamse
Prinsengracht - rode pla
vuizen op de grond, stren--
ge Spaanse schrijftafel
tussen witte wanden -
mikt hij voorlopig op re-,
delijke successen in 1974.
Over zijn vriend Sonne
veld zegt hij later in het
gesprek nog:
„De enige angst, die hij
had was zijn artistieke af
gang. Als je René Slees-
wijk heet en 30 jaar lang
de keizer van de Neder
landse revue bent geweest
is het triest om te eindi
gen met een klein, onmo
gelijk revuetje, dat het
moet hebben van de nos
talgie.
Ik stond jaren geleden
met Wim bij een Londens
theater in de rij voor
kaartjes en opeens dook
er een ouwe man op, die
wat danspasjes maakte en
daarna zijn hand ophield.
Waarschijnlijk was hij.
een zonderlinge alcoho
list, die al jaren door zijn
eigen schuld aan lager
wal zat. Maar in de ogen
van Wim was die man een
beroemde tap-danser ge
weest, die in de grootste
theaters triomfen had ge
vierd en nu vanwege zijn
leeftijd de straat was op
gedonderd. Ik hoor hem
nog zeggen: „Mijn God,
als ik nog eens zo moet
eindigen. Ik geloof, dat ik
me dan liever in een Am
sterdamse gracht ver
zuip".
De dood van Sonneveld
heeft me een geweldige
dreun gegeven. Ik heb er
in feite nog last van. Wim
had zich artistiek volledig
ontplooid en het zat er dik
in, dat hij nog schitteren
de dingen in ons vak zou
gaan doen. Ik mis hem nu
elke dag. Waarom klinkt
dat sentimenteel in een
interview? Als een mens
verdriet heeft, maakt hij
zich gelijk belachelijk, als
hij er over praat
Maar het is de waarheid.
Ik weet, dat de mogelijk
heden van zijn talent nog
lang niet waren uitgeput.
Als producer was ik ook
nooit tevreden met het
werk, dat ik had afgele
verd. Na elke première
dacht ik toch weer: „Het
kan beter. Ik wou, dat ik
deze show nog één keer
over mocht doen". Annie
Schmidt heeft 's gezegd:
„John is net een grom
mende hond, die bij zijn
bak voer staat". Die bak
mij het theater.
Daar moeten ze afblijven.
Ze hebben me wel eens
een vakidioot genoemd.
Misschien is dat waar. Ik
haat in elk geval onnodig
geklungel en streef al
mijn hele leven perfectie
na. Als ik een kleedkamer
binnenkom en ik zie een
pruik in de wasbak lig
gen, denk ik: „Waarom
doen ze dat nou?". Want
ik weet, wat zo'n pruik
gekost heeft. 'Natuurlijk
zou ik op zo'n moment
veel diplomatieker moe
ten optreden, maar de
makke is alleen, dat het
me niet lukt.
Het gaat op een gegeven
moment om tonnen. Je
bent in feite directeur van
een circus, dat elke avond
op een andere plaats zijn
tenten opslaat. Wij rijden
het land door met twee
enorme verhuiswagens en
twee bussen voor de 34
mensen, die aan „Wat een
planeet" meedoen. Daar
naast heb ik de verant
woording voor vijf andere
produkties: ik breng Cox
en Halsema op de plan
ken, Rients Gratema en
Marjol Floor en dan is er
nog het buitenlandse
werk. Het Kolo-theater uit
Joegoslavië en het Zwarte
theater uit Praag. Als dat
niet tot in de puntjes
klopt kun je op dak gaan
zitten.
risico's
Net, voordat je binnen
kwam had ik een gesprek
je met mijn accountant.
Die zei ook: „Het is on
wijs, wat je doet Het
heeft geen zin om zo door
te gaan. Als vrije produ
cer neem je hartverscheu
rende risico's en zet je je
hele hebben en houwen
op het spel".
Het gaat in ons vak nou
eenmaal om waanzinnige
bedragen. Een ton is
gauw uitgegeven, daar
wordt maar even over ge
praat. Als je weet, wat
handwerk tegenwoordig
kost, begrijp je ook, wat
er bij ons aan geld ver
stookt wordt om de
schoorsteen voor al die
mensen te laten roken.
Als ik voor mijn ballet zes
identieke witte truien no
dig heb, kan ik niet naar
een winkel lopen om ze te
kopen. Die truien zullen
toch echt gebreid moeten
worden.
Ik weet trouwens zelf, dat.
het gekkenwerk is, wat ik
doe. „Een klein showtje
zou nog net gaan", denk
je. Maar ik wil geen klei
ne show brengen. Ik wil
„Wat een planeet" op de
planken zien.
En daarom ga je door.
Zoals een Conny Stuart
doorgaat. Vlak vóór de
première van „Wat een
planeet" scheurde ze een
pees in haar hiel. Bij elke
stap, die ze verzette ver
ging ze van de pijn. Maar
ze dacht er niet over om
te stoppen. Ik wilde de
première uitstellen, vond
het onverantwoord om zo
door te gaan. Maar Conny
zei: „Ik wil wel een goeie
raad van je aannemen,
maar de uiteindelijke be
slissing neem ik toch zelf"
Die vrouw heeft een ijze
ren zelfdiscipline, die mij
zelfs soms te ver gaat.
In de pauze dacht ik: „Ze
haalt de tweede helft
niet". Ik zag, dat ze helse
pijnen had. Maar ze wei
gerde tabletten in te ne
men. Ze dacht, 'dat ze
door die morfine haar
tekst zou vergeten. Zo'n
inzet is om koud van te
worden.
ouwe man
Als je nu vraagt: „Begin
je weer aan zo'n musical",
zeg ik nu „neen". Ik voel
me momenteel een ver
moeide ouwe man. Ik wil
geen Don Quichotte wor
den, die tegen windmo
lens blijft vechten. Je
moet durven bekennen,
dat bepaalde dingen in
onze wereld niet meer
mogelijk zijn. In de cir
cussen zijn de waterbal
letten allang verdwenen,
de grote operettes zijn
weg, de grote revue is ge
storven. Niemand kan die
ouwe klok meer terug
draaien. Het is geweest en
zonde, dat het weg is.
Dan krijg je de accoun-,
tant op bezoek en die
roept: „Waarom in he
melsnaam De Crane7". Je
krijgt interne spanningen,
je hebt ineens het idee,
dat je inderdaad tegen
windmolens vecht. Ik ben
een koopman in illusies.
Maar uiteindelijk moeten
de illusies betaalbaar blij
ven. Als mijn musical suc
ces heeft kan ik geen bal
kon in Carré extra laten
bouwen om nog meer
mensen binnen te krijgen.
Ik kan in de meeste ste
den van Nederland niet
eens een behoorlijke serie
spelen, want de schouw
burgen zijn bezet door de
gesubsidieerde gezel
schappen. Ik heb een jaar
geknokt om „Wat een pla
neet" naar Den Haag te
kunnen brengen en ui
teindelijk is het me gelukt
om het Circus-theater in
Scheveningen van 16 tot
en met 20 oktober te kun
nen huren. Vijf dagen
in een stad, waar met de
voorsteden erbij zo'n mil
joen mensen wonen. Ga je
dan gillen of niet?
vrede
Als die subsidiegelden
nog goed besteed werden
zou ik er misschien vrede
mee hebben. Maar in feite
is het één grote unfaire
business. Ik heb ook flops
gehad en produkties de
mist in zien gaan. Op één
leed ik een verlies van
160.000 gulden en daarvan
was 110.000 gulden ver
makelijkheidsbelasting.
Maar als ik de Rotterdam
se Schouwburg wil afhu
ren kan dat niet, omdat
het gesubsidieerde toneel
er staat. We hebben nage
gaan, wat er dan wel ge
beurde. Elke avond ging
er een mannetje van ons
naar Rotterdam om te
zien, wat er gespeeld
werd. Twaalf keer achter
elkaar werd een voorstel
ling afgelast, omdat er
niet genoeg publiek was.-
Er waren avonden bij, dat
er 7 kaartjes verkocht wa-
Maar iedereen praat over
de kunst. Alsof er sprake
is van kunst. Alsof de
kunst al niet jaren op zijn
gat ligt Er is alleen één
grote troep, waar zo af
en toe per ongeluk iets
goeds uitkomt. Eén pro
ductie van A'ida voor het
Holland Festival verslindt
tonnen. Daar zou ik 34
mensen een jaar lang te
eten van kunnen geven.
Als je dat hoort begin je
vanzelf te stampvoeten en
te schuimbekken.
Ik werd twee jaar geleden
opgebeld door een thea
ter-directeur, die zei: „We
hebben nu een slap sei
zoen. maar volgend jaar
wordt het beslist beter".
Ik zei: „Nee vader, ver
geet dat maar". Wij zijn
theaterproduk-
ties nu eenmaal aangewe
zen op de Angelsaksische
landen. En als er in Ame
rika en Engeland geen be
hoorlijke stukken worden
geschreven, kunnen wij in
Nederland wel inpakken.
In een stad als New York
zijn ze blij, als er per jaar
vijf of zes stukken wor
den geproduceerd, die het
doen bij het publiek. Hier
hebben we nog steeds de
onwijze situatie, dat de
gezelschappen met elkaar
per jaar 110 produkties
op de planken moeten
brengen. Want voor de
subsidie zal gewerkt moe
ten worden.
engagement
Neem een groep als Pro
loog. Van mij mogen ze
hun gang gaan. Als ze
hun engagement dan
maar wel uit eigen midde
len bekostigen. Laat ze de
straat opgaan, vanaf boe
renwagens hun bood
schap verkondigen. Des
noods sterven van de hon
ger. Dat is de enige ma
nier, om je engagement
geloofwaardig te maken.
Als het zoeken naar je
eigen indentiteit staat of
valt met gefourneerde ge
meenschapsgelden zit je
goed scheef. Daar komt'
nog bij, dat ik privé gruw
van het soort theater, dat
Proloog brengt. Ik heb uit
de tweede wereldoorlog
een permanente aversie
overgehouden voor smeri
ge hetzes. Als jongen zag
ik in Rotterdam de plak
katen hangen, waarop de
Joden werden voorgesteld
als volgevreten zwijnen,
die verzopen in hun eigen
woekerwinsten.
Op diezelfde unfaire
zwart-wit manier worden
nu door groepen als Pro
loog fabrieksdirecteuren
ten tonele gevoerd. Maar
ze laten niet de belasting
biljetten zien, die zulke
mensen over de post krij
gen toegestuurd. Wat is er
trouwens op tegen om
rijk te zijn?
Als ik meer geld had zou
ik mijn mensen ook meer
betalen. Een Willem Nij
holt is het twee-voudige
waard, van wat hij nu bij
mij verdient. Hetzelfde
geldt voor Conny Stuart.
Ik zou haar met alle liefde
vijf keer meer willen be
talen. dan ik nou doe. Ze
is het waard. Ze zou in
Amerika allang in een
droomhuis met zwembad
hebben gewoond. Maar
hier moet ze keihard wer
ken voor een boterham.
enthousiasme
Ik kan het echt niet lan
ger in mijn eentje opbren
gen om een grote produk-
tie op de planken te zet
ten. Je krijgt steeds vaker
te maken met vakbonden,
die standaard-contracten
onder je neus duwen.
Daar staat precies in, wat
een artiest moet verdie
nen en wat hij er voor
kan doen. Het lijkt er op,
alsof ik niet meer wil be
talen. En dat frustreert,
want ik weet, dat er niet
meer in zit. Ik drijf al
jaren op het enthousias
me van een kleine groep.
Op hun vriendschap, die
me meer waard is dan
een klinkende naam. En
dan moeten ze notabene
ook nog willen accepte
ren, dat in het theater
geen inspraak mogelijk is.
Het klinkt autoritair,
maar het is een waarheid:
op dit schip is maar
plaats voor één kapitein.
Ik heb bij mijn musical
ook een boete-systeem.
Als ze te laat komen of
schmieren kost dat vijf
gulden. Dat gaat in een
grote pot en van de op
brengst bouwen we aan
het einde van het seizoen
een feestje. Tegen de
mensen met weinig zelf
discipline zeg ik altijd:
„Erg vervelend, maar je
zuipt het straks maar
weer bij".
Bij elke voorstelling is
ook één van onze mensen,
die een dagrapport op
maakt. En elke week ne
men we de hele voorstel
ling met een video-recor
der op. Ik heb namelijk
de panische angst, dat een
voorstelling vervlakt. Dat
de boel verloopt Om een
goeie voorstelling goed te
houden, dat is de grootste
opgaaf voor een produ-
Gelukkig werk ik in dit
vak samen met mensen,
die uniek zijn. Met een
Annie Schmidt regisseur
Paddy Stone, componist
-Harry Bannink en een ge
weldige actrice als Conny
Stuart. Die vrouw stond
hoog en breed aan de top,
toen ze met mij in zee
durfde te gaan. En als zij
er mee ophoudt, kan ik
alleen nog maar de deur
zachtjes achter haar dicht
doen.
geen prater
Het theater heeft me al
tijd gefascineerd. Maar
voor geen goud ga ik zelf
het toneel op. Ik durf na
een première ook geen
bloemen aan te bieden.
Miin plaats is ergens ach-
terin, waar ik niet opval.
Ik ben ook geen prater. Ik
kom heel langzaam op
gang Ik ben een stier, die
alles eerst twee keer her
kauwt, voordat hij het
lekker begint te vinden.
Als jk Conny voor een
voorstelling tussen de
coulisBen zie staan denk
ik: .izielig voor zo'n
.vrouw, dat ze nou straks
weer in dat donkere wak
moet springen. In feite
projecteer ik dan mijn ei
gen angsten op haar.
Want zelf vindt ze het een
feest om op dat podium
te springen.
Op zo'n moment betrap je
je op de gedachte: „Mis
schien ik alleen in die
theater-business gedoken,
omdat ik op die manier
gratis in de schouwburg
mag".
LEO THURING
\JSÜ