KUNST OP ZICHT met Troubadour Miel Cools „VLOEDGOLF" VAN HUGO CLAUS' TONEELSTUKKEN IN LEIDEN 'Nederlands chanson' bestaat Burleske Macbeth van 'De Appel' De Belg:" '^e troubadour Miel Cools. Typerend voor de mentaliteit van de gemiddelde Nederlander is de veelgehoorde uitspraak, dat "het Nederlandse chanson" niet bestaat. Argumenten hiervoor zijn nauwelijks te vinden, of het zou moeten zijn dat er tot nu toe op dit gebied betrekkelijk weinig naar voren is gekomen. Deze uitspraak is echter het on middellijke uitvloeisel van een bepaald gebrek aan gewenning en ligt in het verlengde van de nog veelvuldiger gehoorde be wering „Het Nederlands is geen taal om gezongen te worden". De grote moeilijkheid is daar bij, dat de sociale structuur van onze samenleving gedurende de afgelopen eeuwen heeft verhin derd, dat er zich een echte Ne derlandse zangkunst zou ontwik kelen. Op theatergebied treffen wij een zelfde situatie aan. Langzamer hand heeft het theater zich los kunnen maken uit de "zondige" hoek, qaar het als "poel des verderfs" in was weggestopt, maar de Nederlandse toneel- schijfkunst was erdoor ten gron de gegaan. Enigszins bescha mend is het nu dat het op beide gebieden juist de Vlamingen, waar wij zo graag op neerkij ken, moeten zijn die ons de duw in de goede richting geven. Hun taalstrijd met de daaruit, voort vloeiende conflicten met het Frans sprekende deel van de Belgische bevolking, hebben hen duidelijk meer taalbewust ge maakt. en juist hun "taaigesple tenheid" heeft hen behoed voor het overmatig bewonderen en zefs adoreren van alles wat uit het buitenland komt. Nieuw is deze zuidelijke invloed op ons culturrpatroon niet. Al vanaf de vroegste middeleeuwen heeft de Nederlands talige bevolking be zuiden de grote rivieren blijk gegeven van een grotere kunst zinnigheid dan de gemiddelde "Hollander". In de komende week kan het Leidse publiek maar liefst twee keer kennisne men van deze "buitenlandse" invloed op ons culturele leven. A.s. woensdag treedt in het Rijnlands Lyceum de "trouba- dour" Miel Cools op en enkele dagen later (zaterdag 16 maart) Is in hetzelfde theater een re cent stuk van de schrijver Hugo Claus te zien. Miel Cools startte twee jaar gele den, na meer dan 15 jaar bijna avond aan avond in Vlaanderen te zijn opgetreden, met een tournee langs de Nederlandse schouwburgen. Al spoedig volg den er contacten met Neder landse tekstschrijvers en dit re sulteerde in een uitermate ge lukkige samenwerking met Ernst van Altena (wat o.a. de langspeelplaat "Miel Cools zingt Ernst van Altena" opleverde). Op het nieuwe programma van Miel Cools prijkt een groot aan tal liedjes van een tot nog toe onbekende tekstschrijver: de Amsterdams e neerlandicus Ed Leeflang, die zich enkele jaren geleden "begraven" heeft in Zeeland. Afgesneden van het drukke culturele leven van onze hoofdstad begon hij daar liedjes en chansons te schrijven, waar van hij er af en toe enkele zelf zong voor zijn leerlingen, maar die voor het merendeel onge bruikt op de plank bleven lig gen. John Leddy bracht het con tact met Miel Cools tot stand en wat daarvan de gevolgen waren zullen we woensdagavond kun nen constateren. Voor de muzi kale begeleiding tekende het Trio Louis van Dijk. Zondagmiddag om 2.30 uur is het alweer de laatste keer dat Pietje Prik op het toneel van het Rijnlands Lyceum zijn avonturen beleeft. Zoals de titel „Het Pietje Prik Spook" al aangeeft krijgt ons kleermakertje nu bezoek van een spook, dat een nieuw hemd wil hebben. Zijn oude hemd is namelijk gescheurd, toen de kasteelheer hem het kasteel uitspoot. De schrik is het spook echter flink in de benen geslagen: hij durft niet meer terug en wil bij Pietje Prik blijven. Dit levert weer de nodige moeilijkheden op. Buurvrouw Betje is namelijk ontzettend bang voor spoken en ook Leida Linnengoed, een nichtje van Betje, moet niet veel van spo ken hebben. werk eindigt met de Danse de l'effroie, vergezeld van storm, donder en bliksem, waarbij het geheel in de infernale sfeer wordt getrokken. Het orkest, dat in de eerste (iballet)versie klein was, heeft nu dus in de grote bezetting de sfeertekening van ballet en decor overgeno men. Naast de normale bezet ting van koper, hout, strijkin strumenten en 2 harpen heeft het slagwerk vooral uitbreiding ondergaan. Er zijn 5 delen, waarvan de Prélude als inlei ding, gevolgd door de Danses des perles en het uitvoerige Les enchantements sur la mer de meeste aandacht in tijdsduur hebben gekregen. De twee daar op volgende en laatste dansen <des éclairs en de l'effroie) zijn uiterst beknopt gehouden. Ravel schreef ..Alborado del gra- cioso", het vierde deel van „Mi- roirs" oorspronkelijk voor pia no. Als zo vaak bij een orkest bewerking, met een perfecte in strumentatie, boet het aan span ning en aan kleur in. Zo ook hier: het is een vriendelijk en glad verlopend werk geworden. Malcolm Frager, Amerikaans pia nist, solieert in Mozart's Con cert in G gr t. K.V. 453. Hij trad meermalen op met het Concertgebouworkest, en wel in 1968 voor het eerst. Het komt zelden voor, dat we ons Amsterdamse (nationale) orkest hier kunnen beluisteren. Een re den om het een warm onthaal te geven om verdere mogelijk heden te scheppen voor het vol gend seizoen. B. Rijnr'irs PAGINA 5 ZATERDAG 9 MAART 1974 LEIDSE COURANT klHlSt bloed aanneemt. Salomé krijgt angstvisioenen, waarin zij op nieuw met het hoofd en de sta rende ogen van Johannes wordt geconfronteerd; haar dansen worden wilder en wilder en het Een scène uit „Macbett" van „De Appel". In de korte tijd van zijn bestaan heeft de Haagse toneelgroep „DE Appel zich al een niet meer weg te denken plaats in het Nederlandse toneelbestel veroverd. De oorzaken hiervan liggen niet alleen in de allesbezielende directie van Erik Vos, die nu ein delijk de gelegenheid en de werksfeer gevonden heeft om zijn baanbrekende werk bij de oude Nieuwe Komedie naar de lang ver wachte climax te voeren, maar ook aan de inedt van een aantal meer dan normaal begaafde acteurs. Het is namelijk onjuist om de successen van „De Appel" alleen of zelfs voornamelijk aan de leiding van Vos toe te schrijven. De voorstellingen komen grotendeels tot stand via allerlei improvisa ties, en op zo'n moment begint een regisseur bitter weinig met spelers die hier niet de juiste aanleg voor bezitten. De kern van „De Appel" bestaat echter uit een klein aantal acteurs die - groot gebracht in de „school van Vos" - zelfs in staat zijn zonder de dwingende hand van de Grote Meester tot voorstellingen van Vos- niveau te komen („Kisten"). De conclusie dat het hoge peil van de danken is, Kgt voor de hand. Dinsdag 12 maart k in het LAK-theater de jongste Appel-productie te zien: „Macbett" van de Roemeens-Franse auteur Ionesco, geba seerd op Shakespeare's Macbath-drama. Zoals van hem verwacht kon worden heeft hij het eeuwenoude gegeven van de machtswel lust echter geheel in de absurdistisch-kluchtige sfeer getrokken en heeft hij het verhaal zoveel mogelijk „veralgemeend". De belangrijkse wijzigingen die Ionesco heeft aange bracht, liggen in het kader wqarin het geheel vervat is. Ijn zijn bijv. de innerlijke drijfveren, die bij Shakespeare vooral Lady Macbeth bezielden, in deze bewerking vervangen door onontkoom bare omstandigheden. Wie meer wil weten over Ionesco's visie op Shakespeare'!? Macbeth, kan ik alleen maar aanraden a.s. dinsdag het LAK-theater te bezoeken. Als de voortekenen niet bedriegen, zou deze voorstelling weieens een van de onbetwistbare hoogtepun ten van dit theaterseizoen kunnen worden. PAUL KORENHOF Hugo Claus in „in". Vorige week stond op deze pagina een voor beschouwing over zijn stuk „In terieur", dat momenteel door de Leidse amateurvereniging Litte- ris Sacrum wordt opgevoerd (zie hiervoor ook de recensie op pag. 3) en in de komende weken zijn er maar liefst twee stukken van hem in beroepsvertolkingen te verwachten. Zaterdag 16 maart komt „Pas de deux" met Marja Habraken en Ton Lensink naar het Rijnlands Lyceum en zondag 7 april is in hetzelfde theater „Blauw Blauw" te zien met in de hoofdrollen Ellen Vo gel, Guus Oster en Fons Rade makers. Hoe goed „verkoop baar" Claus momenteel is, blijkt wel uit het feit dat beide voorstellingen onder zijn eigen regie als vrije producties zijn opgezet. Het grote voordeel van de toneel schrijver Hugo Claus is, dat de regisseur Hugo Claus nauwe lijks voor hem hoeft onder te doen. Met andere woorden: bij Claus is er in het geheel geen spraken van gebrek aan wezen lijk contact tussen de schrijver en het theater, iets wat over het algemeen de grote handicap voor Nederlandse auteurs is. Weliswaar worden stukken als „Pas de deux" niet direct op bepaalde acteurs geschreven, maar de theaterwereld op zich met alle technische en artistieke eisen die erin gesteld worden, zijn de Vlaams-Hollandse auteur terdege bekend en hij toont dan ook herhaaldelijk dat hij zelfs in zijn minder geslaagde stukken op uitmuntende wijze gebruik weet te maken van alle mogelijkheden die hem geboden worden. Men zou „Pas de deux" kunnen zien als een synthese van Anouilh's „Maak mevrouw niet wakker" en Albee's „Wie is bang voor Virginia Woolf". Ner- gena heeft Anouilh namelijk duidelijker het zoeken naar de magische kracht van het thea ter meer centraal gesteld en nergens heeft Albee de onmoge lijkheid van de menselijke rela tie duidelijker tot uiting ge bracht. In „Pas de deux" wor den beide elementen verenigd. Op het toneel van een kleine schouwburg ontmoeten Gerard (Ton Lensink) en Mia (Marja Habraken) elkaar om een scène uit een nieuw stuk te repeteren. De enige andere aanwezige is de regie-assistent Dickie (Peter Römer), aangezien de regisseur zelf na een hersenbloeding in een coma is geraakt. De te re peteren scène heeft betrekking op een liefdesverhouding en gaandeweg komen we te weten dat er vroeger ook een dergelijk Jean Fournet en Malcolm Frager in de Stads gehoorzaal komt het Concertgebouworkest voor de tweede, en in dit sei zoen laatste maal in onze stad, voor K. en O. Jean Fournet, die hier grote bekendheid heelt, zal het orkest lelden. Als solist treedt op pianist Malcolm Fra ger. Van dit gedeeltelijk Frans pro gramma heeft een werk onze speciale belangstelling: „La tra gédie de Salomé" van Florent Schmitt, een componist, die evenals Honegger, heeft geleefd In de schaduw van zijn twee be roemde confraters Debussy en Ravel. Toch heeft hij zich be wust aan hun invloed onttrok ken. en ofschoon hij in onze da gen beslist niet meer tot de mu zikale hemelbestormers behoort, heeft zijn werk nog zoveel boeiends en oorspronkelijks, dat men hem met interesse zal be luisteren. „La tragédie de Salo mé" is in 1907 als ballet ont staan, een kunstvorm die zich door de komst van Diaghilev en het Russisch ballet in Parijs tot een hoogtepunt ontwikkelde, en waarvoor alle groten uit die tijd hebben gecompeneerd. Florent Schmitt schreef deze „Salomé" naar een gedicht van Robert d'Bumières en het werd opge dragen aan Strawinsky, met wie Schmidt zeer bevriend was. In zijn oorspronkelijke vorm, dus als ballet, componeerde Florent Schmitt het in opdracht van de danseres Lole Fuller. Later her schreef hij het voor groot or kest. waarna het in 1911 zijn eerste uitvoering beleefde. Nuar gegeven een afschuwelijk en bloederig drama, vervuld van ■9 Ton Lensink en Marja Habraken in „Pas de deux'' van Hugo Clau en zelfs vrij hevige verhouding heeft bestaan tussen Gerard en Mia. Dat Claus deze dubbele bo dem boeiend heeft weten uit te werken, kan als vaststaand wor den aangenomen. Voor de lief hebbers van het hedendaagse speling op bestaande personen ■toneel (leven) komt daar nog en situaties uit ons kleine thea- bij, dat in de tekst menige toe- 'terwereldje zit verwerkt. In deze rubriek wordt de lezer de gelegen heid geboden te weten te komen welke „curiosa" hij bezit. Hiertoe behoeft hij al leen maar een beschrijving en eventueel van een bepaald voorwerp een foto te zen den aan: red. Leidse Courant, Kort Rapen burg 2, Leiden onder de vermelding van „Vertrouwd met oud". Het voorwerp zal dan beoordeeld worden door een deskundi ge en beschreven worden in deze rubriek. Tweedeurskast Deze met notenhout gefineerde tweedeurs kast is uit Nederland afkomstig en dateert uit het eind van de 17e eeuw. De vorm van de kast (twee gladde deuren, een kleine kroonlijst, een onderstel met lage, gedraai de of balustervormige poten en een kruis) is gelijk aan die van de Zeeuwse sterkas- ten. Dit zijn kasten waar op de deuren en zijkanten met fineer mooie patronen met sterren en cirkels zijn aangebracht. Het fi neer bestaat uit kleine stukjes hout van verschillende soorten b.v. palissander-, sa tijn-, acacia-, roze-, ebbe-, notehout en soms ivoor. De achtergrond wordt meestal gemaakt uit kopsgezaagde fineer van klei ne stammetjes. Dit soort noemt men, naar de gelijkenis met geopende oesters, oesterstukken". Deze kasten, met (hun grote niet geprofileer de oppervlakken, zijn bij uitstek geschikt voor marquetterie-werk, in tegenstelling tot de meeste 17e eeuwse Noordnederland se kasten als b.v. de kussenkast, de beel- denkast en de keeftkast. In de Nederlan den waren echter aan het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw enkele meu belmakers zeer bedreven in deze techniek en deze hebben deze kastvorm overgeno men. Zij legden zich niet zozeer toe op geometrische patronen met sterren en cir kels, maar vervaardigden het zgn. blom- werk, bestaande uit bloemstukken of -vi zen en soms losse bloemen. Hoewel e door registers en rekeningen wel namci van kabinetwerkers uit die tijd bekend zijn, is het, doordat de meubels niet ge brandmerkt of op een andere manier van een signatuur voorzien zijn, zeer moeilijk bestaande meubelen aan iemand toe te schrijven. De bekendste meesters in deze techniek zijn Ph. van Santwijck uit Den Haag en J. van Meekeren uit Amsterdam. Van hen zijn enkele zeer fraaie stukken bekend. Het waren ook in die tijd al zeer kostbare meubels en deze mensen w aan het eind van hun leven dan ook zeer vermogend. Marquetterie is een techniek waarbij op meubelen men d.m.v. fineer patronen j brengt, het gehele oppervlak is dus be plakt. Bij intarsis echter bestaat de versiering uit stukjes of reepjes hout die in een massief stuk worden ..ingelegd", dit is dus echt „inlegwerk". Deze laatste techniek werd in de Renaissance veel in Italië toegepast, de eerste was vooral in de 18e eeuw geliefd. De kast op de foto is wel gefineerd en men heeft ook rekening gehouden met de teke ning van het hout, maar men heeft zich niet gewaagd aan het ingewikkelde mar quetterie-werk. Hij heeft alleen de vorm van de sterkast en is waarschijnlijk in de provincie gemaakt, misschien in die v de vorm vandaan komt „Zeeland". e, Pianist Malcolm Frager so lieert in Mozart's Concert in G Dur K.V. 453. bloed, wellust en dood, maar een onderwerp dat vele compo nisten heeft geïnspireerd, ook tot het schrijven van een opera (Richard Strauss). De dans van de wellustige en verleidelijke Salomé, „gehuld" in sluiers, in nevelen en naarmate de dans vordert, In donder en bliksem, dreigt in het ongerede te gera ken als zij wordt gegrepen, „ses voiles arrachés pars la main de Tétrarque..." Op dat moment verschijnt Johannes, die Salomé de bescherming van zijn (mantel biedt. Hij wordt gegrepen, over geleverd aan de beul, die hem onthoofdt. Het bekende thema van de dansende Salomé, triom fantelijk met het hoofd van Jo hannes op een schotel, krijgt hier de variant met de weg- werp-scène van schotel-met- hoofd In zee, die de kleur van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 5