HENK
ELSINK
„Als je eenmaal succes hebt ga
je er automatisch aan kapot"
KERSTMIS 1973
EIGEN KERSTSHOW
De Nederlandse kleinkunst
is dit jaar goed vertegen
woordigd in de feestelijke
programma's, waarmee
de televisiezuilen ons door
Kerst en Oudjaar slepen.
Paul van Vliet verschijnt
op het scherm met zijn
show „Noord-West", Wim
Kan luidt met een mono
loog het Nieuwe Jaar in
en Henk Elsink komt op
2e Kerstdag aan het
hoofd van het 47 man
sterke Metropool-orkest
de vaderlandse huiska
mers binnenmarcheren.
Zijn optreden heeft hij
„Kleinkunstigheden met
groot orkest" genoemd.
„Met uitzondering van
„Johanna" breng ik in.
deze speciale televisie
show alleen maar nieuwe
nummers. Hier en daar
zal het misschien wat lij
ken op het werk van Vic
tor Borge, de beroemde.
Deense komiek. Ook die
werkt het liefst met een
groot orkest en maakt
grollen en grappen over
klassieke meesterwerken.
Datzelfde ga ..ik in deze
show ook proberen, Voor
concurrentie ben ik niet
bang. Laten de mensen
me maar vergelijken met
Van Vliet en Kan. Als ze
het eerlijk doen zullen ze
ontdekken, dat humor'
niet vergeleken kan wor
den. Daar is het nou net
een te persoonlijk uit
drukkingsmiddel voor".
uitgezi
zelfs
n bij
iMSTERDAM - De Amsterdam-
Warmoesstraat biedt op die za-
rrdagavond in december 1973
ertrouwde beeld van een
lonzige binnenstad, die het zoe-
:nd voetvolk haar lauwwarme
loederborst aanbiedt ter leni-
acute noden. Uit warme
jafe's waaien vergeelde tango's
't het tr^n meestampers, die buiten op de
(toepen in de sneeuw gesmoord
orden. Achter de beslagen rui-
peurGtjen verdrinken potvertcerders in
ingrijpend zwijgen het leed van
v<fit wereld in kelkjes, die volvette
Blmadonna's telkens tot aan de
ei rand bijvullen. De gevels daac-
vi lussen zijn gepavoiseerd met
nachtvlinders uit Albert Mols
vroeg bestsellers, die gapend in hum
•erz inktzwarte trapportalen wach-
en op Prikkebeen met zijn
schepnet.
Verderop in het politieposthuis
struikelen tegen tienen de eerste
le mjwilligers binnen met openge-
vat lat 'Perde monden vol wit en rood
-g0 voor. Even tevoren hebben zij in
dt ópg een naburige tapperij tijdens een
Dg alti, vluggertje over drie banden de
p weddenschap afgesloten, dat ze
000 ki moeiteloos een biljartbal tussen
1, de tanden konden plaatsen. De
Ma kastelein raaddé het nog af, riep
'rijde achter de bierpomp: „doe het niet
,ni Kees", maar zijn advies werd
lC)i hooghartig in de wind geslagen..
En inderdaad is het gelukt. Dat
biertje heeft ie verdiend, maar de
alleen, dat het ivoor nu
d muurvast tussen huig en gehe
melte zit. De dienstdoende briga
dier knikt vaderlijk, als zich weer
een slachtoffer van het biljartfront
bij zijn balie meldt. Hij wenkt een
de b; van zbn agenten en zegt: „ach
jander Jo°P- §a Jb effe met meneer naar
het Binnengasthuis om che bal d'r
te laten halen". Gemiddeld
stuurt hij per weekend twaalf Ne-
derlanders met bijpassend ivoor
naar de Eerste Hulp bij Ongeluk
die P<
tten
ken ki
tij
manne
eig
deerd luidkeels zullen vragen
naar de geheide succesnummers.
„Daar kun je je klokkie op gelijk
zetten en vergif op innemen. Ze
willen Bakema en zijn bom, ze wil
len dat nummer van De lift horen.
En Harm en zijn harpje en Johan
na. Ik mag het ze niet eens kwalijk
nemen, want ik heb het. er zelf
naar gemaakt. Als je eenmaal suc
ces hebt ga je er automatisch aan
kapot. Daar hoef je geen poot voor
uit te steken. Ik moet echt niet
proberen om straks een fijn liedje
te zingen, want dan schreeuwt er
gegarandeerd iemand uit de zaal:
„en nou Johanna, Henk". Ze ko
men hier ook niet om te luisteren,
maar om te herkennen. Ze willen
alleen maar horen, wat ze al we
ten. Op een gegeven moment be
ginnen ze de witzen voor te zeg
gen. Op die manier kan ik me
nooit vergissen, want de zaal souf
fleert me wel. Als ik per ongeluk
mijn tekst kwijt ben is er altijd wel
een behulpzame bezoeker, die
hem in mijn plaats wil declame
ren. Die heeft toevallig ook mijn
langspeelplaat gekocht en kent
hem al maanden van buiten. Echt,
als ik het publiek niet kan laten
lachen, lacht het in deze tent wei
om zichzelf'.
Het klinkt allemaal weinig
vleiend tegenover zijn vaste klan
tenkring: Elsink is de eerste, die
dat dodelijk vermoeid toegeeft.
Tegen die tijd heeft hij zijn dage
lijkse show er weer opzitten.
Tweemaal een half uur dauwtrap-
pen tussen de zwezerikken en de
ijscoupes. Hij heeft Johanna ge
zongen en het nummer van Bake
ma gebracht. Daarna riepen ze
ook nog om „de lift", maar dat
heeft hij vertikt. Zijn populari
teit komt hem tegen elven zicht
baar de strot uit.
,.Ik heb me nooit voorgesteld, dat
ik tot aan mijn dood in de Kooper-
moolen zou optreden", legt hij uit,
„ik heb nooit in interviews geroe
pen, dat Elsink uitgerekend in de
Warmoesstraat in zijn harnas-
•wenste te sterven. In die dingen
ben ik nu eenmaal een nuchtere
Twent. Ik ben een man, die zijn
leven het liefst indeelt. Ik wilde
op mijn dertigste bepalen: „loont
het de moeite om in dit vak te blij
ven of niet?" Ik vond toen, dat het
de moeite loonde. Ik kon er met
mijn gezinnetje aardig van léven,
had een huisje in Baarn gekocht,
reed in een jofel wagentje. Daarna
heb ik gezegd: „en nu een eigen
theater in Amsterdam. Het leek
me een zalig idee om als jongen
van dertig niet meer langs de
televisie-studio's te moeten leu
ren voor werk. Om te moeten slij
men in cafe's als Scheltema en de
Jonge Haan.
Een ander voordeel van dat eigen
zaakje was, dat ik dan niet meer
elke dag naar Bobbeltjeskonten
en Heerjezusdam hoefde te rijden
om mijn bikken te verdienen.
„Laat ze maar naar mij toeko
men", dacht ik, „dat lijkt me veel
jofeler".
Toch heb ik toen al een hele duide-'
lijke limiet gesteld. Ik had voor
het avontuur van „De Kooper-
moolen" tien jaar uitgetrokken. Ik
wilde er hoe dan ook op mijn veer
tigste uitstappen en wat nieuws-
.beginnen. In de praktijk blijkt nu;
dat acht jaar genoeg zijn geweest.
Ik ben nu 38 en voordat ik er erg
in heb is Elsink een ouwe zak, die
lollig staat te doen in de Warmoes-
straat. Als het even kan wil ik me
zelf die afgang besparen".
Loodzwaar juk
i\vee maanden geleden nam
Elsink dan ook het besluit om zijn
horeca-pakhuis van de hand te
doen. Via levensgrote adverten
ties in de vaktijdschriften zocht
hij contact met zakenlieden, die
hem wilden bevrijden van het
loodzware juk, dat hij sinds het
midden der zestiger jaren op zijn
langzaam kapseizende schouders
meetorst. Als doorsnee jaaromzet
van zijn toko gaf hij het ronde be-
Henk Elsink: „Vijftien jaar honger lijden, drie maanden Carré en dan weer naar Stadskanaal en Winterswijk. Dat is mijn vak
drag van 1' miljoen gulden op.
Maar ondanks dit lokaas lieten de
•kopers het toch afweten. „Ook als
zakenman ben ik blijkbaar een ge
boren schlemiel", concludeert
Elsink, „ik had geen slechtere tijd
kunnen uitkiezen om mijn zaak te
verkopen. Het is allemaal crisis,
wat de klok slaat en ik kan me
voorstellen, dat de mensen zich
niet voor mijn deur verdringen
om hun poen in mijn pakhuis te
steken.
Gelukkig heb ik geen haast. Ik wil
wel van die Koopermoolen af maar1
wat mij betreft mag hel nog maan-,
den duren. Per slot van rekening
verkoop ik deze tent niet, omdat
ken.
linntnvetter
Een goede honderd provincialen
hebben op deze avond hun morsi
ge verlangens weten te beheersen
en zijn rond acht uur met geheven
hoofd een oud pakhuis binnenge-
schuifeld, waar de Twentse bill
etter Henk Elsink -acht jaar
geleden zijn cabareteske bistro
„de Koopermoolen" heeft geo
pend. De mannen acteren luid-,
■nichtig vanuit zondagse pakken
met vest, de dames dragen hun
goeie goed en een stijf perma
nentje vol barok krulwerk. Als
Elsink tegeii half negen het gezel
schap vanuit een donkere hoek
van de zaal taxeert weet hij binnen
enkele seconden, wie hij in huis.
heeft. „Het is weer het bekende
publiek van buiten de stad, dat
naar Amsterdam is gekomen om
de bloemetjes buiten te zetten.-
Hondvaart door de grachten,
Rijksmuseum, nasi goreng met
ei in de Binnen Bantammerstraat
en naar Henk Elsink om weereens
ouderwets te lachen. Zeventig
procent van mijn publiek komt uit
de provincie. Daar besta ik van.
Ze weten al 25 jaar, wat ze aan me
hebben en daarom blijven ze met
een soort hondetrouw komen.
Eijn een daggie naar Amsterdam.
Verse bolknak in de borstzak en
eau de cologne in de tas. Dat
werkt. Het klinkt patserig, maar
de waarheid is, dat ik een van de
weinigejongens in dit vak ben, die
maanden tevoren al besproken is
uitverkocht. Probeer deze maand
maar eens in de Koopermoolen te
komen. Dat lukt je niet".
Elsink monstert de rij tafels ron
dom het kleine podium en stelt
vervolgens vast, dat straks de eer
sten binnen vijf minuten gegaran-
er geen hond meer komt. Ik heb
je net al verteld, dat het nog steeds
storm loopt en dat is beslist geen
doorzichtigverkooppraatje Ik wil
er alleen van af, omdat ik het zelf
zat ben. Acht jaar vind ik welle-
.tjes. Ik zit al die tijd met handen
en voeten gebonden aan een zaak,
waar zestien gezinnen van eten.
En elke avond, die God geeft moet
ik weer lijfelijk aanwezig zijn om
het publiek te vermaken.
Die gebondenheid begin ik te ha
ten. Elke dag weer Bakema en Jo
hanna. Elke dag weer naar die
Warmoesstraat om nieuwe men
sen tussen de soep en het dessert
te vermaken. Versta me goed: het
zijn ontzettend aardige mensen,
maar desondanks gaan ze je op
een gegeven moment benauwen.
Het is namelijk een leugen om te
beweren, dat een cabaretier een
vrijgevochten bestaan kan leiden.
De chef van de constructiewerk-,
plaats, die heeft het voor elkaar.
Hij neemt drie snipperdagen als
het mooi weer is en gaat prins
heerlijk met zijn dochterje op de
plas zitten. Daar kraait geen haan
naar, want de fabriek draait zon
der hem toch wel door. Maar z.o'n
Koopermoolen heeft geen enkele
zin. als meneer Elsink er. niet is.
Zo'n idee vind ik op den duur
moordend.
miek uit te hangen. Ik vind het
al een onmogelijke opgaaf om het
iedere avond te zijn, laat staan ook
nog overdag. Nee, Elsink is be
paald niet de lolligste thuis. Eei-
der schoolmeesterachtig, een
beetje zeurderig. Zo van: „ik ge
loof nooit, dat wc liet droog hou
den". Je zult mij ook nooit horen
lachen om de grappen, die ik ver
zin. Als ik een tok t \.",r een
nieuw programma schrijf ben ik
doodserieus. Dat gieren laat Jk
graag aan het publiek over.
Hoogtepunten
Droompje
Op Tweede Kerstdag brengt Elsink een speciale televisieshow, waarin hij aan het hoofd van het 47 man sterke Metropole-orkest onder leiding van Dolf van der Linden,
opereert. „Een belevenis seint" hij bij voorbaat door.
Als ie 'me nou vraagt: „heb jc op
je 38e bereikt wat je je als ambi
tieuze EnfichedoéT van 18 had
voorgesteld" dan zou ik het ant
woord echt niet weten. Natuurlijk
heb ik indertijd een droompje ge
koesterd, maar ik heb me er nooit
aan opgehangen. Wat is trouwens
'bereiken? Je bouwt een succesje
op en het volgend jaar kan het al
weer verdwenen zijn. Ik ben mis
schien le nuchter, ik heb dit vak
altijd beschouwd als een gewoon'
ambacht, waar je van eet. Ik be
hoor niet tot de gegrepenen, die
kapot gaan, als ze 's avonds om
half acht de schmink niet ruiken.
Ik lig ook niet in bed te trappelen,
omdat ik over enkele uren weer
het gulle applaus van mijn pu
bliek zal horen. Het zal me een
zorg zijn, als er een tijdje niet voor
Elsink geklapt wordt.
In dat opzicht ben ik een vreemde,
gespleten persoonlijkheid. Ik ver
dien mijn brood met grappen en
grollen, maar in feite ben ik een
ongelooflijk saaie hufter, die zich
op feestjes nooit een mop herin
nert en voortdurend denkt: „wat
doe ik hier eigenlijk? Ik wil naar
huis".
Nou lijkt het me ook verrekte ver
moeiend om de hele dag de ko-
Als Elsink straks zijn Kooper
moolen kwijt is wil hij op zijn
dooie gemak gaan werken aan een
volledig nieuwe show, waarin hij
de onderbelichte kanten van zijn
talent in de schijnwerpers kan zet
ten. Om de toneel-routine niet te
verliezen en de schoorsteen in
Baarn te laten roken zal hij zich
in die periode verhuren aan beslo
ten gezelschappen, die door hom
gctracteerd zullen worden op de
hoogtepunten uit zijn vroegere
shows. „Ik wil nou Yis twee jaar
rust hebben. Gewoon lekker ach
ter mijn schrijfmachine zitten en
in 1976 voor de draad komen met
een volslagen nieuwe Elsink. Dat
lijkt me nou weer het einde.
Overigens moet je nou ook weer
niet denken, dat ik in mijn nieuwe
show opeens politiek ga doen.
Daar komen de mensen niet voor
naar Elsink. Ze hebben me wel
eens verweten, dat ik te vrijblij
vend ben. Geen stelling neem. Het
enige, wat ik daarop kon zeggen
was: „er zijn al genoeg mensen in
dit land, die links denken en
rechts leven". Ze hebben allemaal
de mond vol van „eerlijk zullen we
alles delen", maar kom asjeblieft
niet aan hun eigen tuintje, want
zo links zijn ze nou ook weer niet.
Ik neem ook aan, dat de typische
snobfiguur zich straks bij inijn
nieuwe show niet jofel zal voelen.
Ik ben nu eenmaal een entertai
ner voor het wat bredere publiek.
Ik heb graag, dat ook de bouwvak
ker me begrijpt.
Verdrietig
Voor de rest maak ik me weinig
illusie:- Je hoopt natuurlijk op
succes, maar wat betekent succes
in dit land"1 Dat je 15 jaar honger
lijdt, dan drie maanden in Carré
staat en daarna weer naar Stads
kanaal en Winterswijk fietst om je
grappen te verkopen.
Als jc het zo bekijkt heb ik eigen
lijk een heel verdrietig vak".
LEO THURING
Foto's MILAN KONVAUNKA