De beresterke zoon
DE 0HEDIN LIJN
ZATERDAG 1 DECEMBER 1973
LEIDSE COURANT
PAGINA 16
PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan
Door
JE AN
DULIEU
H-34 ,,Dit is toch wel buitengemeen zeer doen. Gelukkig zijn we er bijna. ,,Met zijn jij niet op het idee gekomen", zei Paulus
zwaar", hijgde Oehoeboeroe. .Waarom ben laatste krachten bereikte hij de heksehut en toen, „om mij achter te laten en alleen Kra-
jij niet op het idee gekomen om dat blok los kon zijn last daar nog keurig op de grond kras en het blok mee te nemen?" Toen kon
te knopen?" „Omdat die knoop juist niet los zetten. „Maar nou kón ik ook niet meer," de arme Oehoeboeroe alleen nog maar
mag", gilde Kralzras. „Tja", pufte de oude hikte Ooehoeboeroe en ging met de tong uit „OEFFF" kreunen",
uil, „dan is er min of meer niets aan te de snavel zitten uithijgen. „En
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper"
LUCKY LUKE - „Ma Dalton"
ÉÉllii
Juniorenhoek
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
1 Y\ I 1 A J
1
MsenXejZ.W-Tb I
<PPIB
in een hut achter dichte bossen
woonde een arme oude vrouw
met haar zoon. Die jongen was
tweemaal zo groot, en zeven
maal zo breed als zijn moeaer,
maar bovendien was hij zo
sterk als drie beren. Dat die
zoon zó geweldig was opge
groeid, had hij te danken aan
zijn moeder.
De jongen was nog maar klein
toen zijn vader stierf. Op die
dag zei de moeder: ..Mijn kind
moet heel sterk worden, zodat
hij lèng kan leven en ook zelf
zulke sterke kinderen zal krij
gen". Vanaf die dag zorgde zij
ervoor dat haar jongen veei
sliep. Maar als hij wakker was,
moest hij zich oefenen met
klimmen in bomen, met rennen
door bossen en dragen van zwa
re vrachten. Zij gaf hem het
beste in overvloed te eten: dui
zend broden per jaar, een hele
koe in de maand, een mand
groente per week, een zak ap
pels per dag en daar tussen
door emmers vol beremelk. Hoe
kon een arme vrouw dat alles
bij elkaar krijgen? Zij bedelde!
Maar niemand wist dat zij be
delde voor een zoon. Zij kwam
vragen bij iedereen, ook bij de
bere-moeders diep in het woud.
Als zij niet zo'n schriel mensje
was geweest, hadden die bere-
moeders haar misschien wel
neergeslagen. Maar nu gaven ze
haar hun melkl
Toen de zoon al tweemaal zo
groot en zevenmaal zo breed als
zijn moeder was gworden,
vroeg de rijke man haar op een
dag: „Je hebt jarenlang gebe
deld, maar je blijft steeds even
arm. Waarvoor heb je zoveel
nodig gehad?" Nu vond de moe
der de tijd gekomen en zij ant
woordde: ,,Ik heb alles gegeven
aan mijn zoon. Hij is dan ook
de sterkste man van de wereld
geworden". De rijke man keek
verbaasd: „Hoe komt het dat ik
dit wonderkind nooit gezien
heb Als hij zo sterk is als je
zegt, kan hij mijn knecht wor
den. Jij hoeft dan niet meer te
bedelen: ik zal hem te eten ge
ven en een goed dagloon". Het
vrouwtje straalde. Haar zoon
zou grote werken gaan verrich
ten!
Zij ging naar haar hut en zei tot
de zoon: „Ga naar het rijke
huis aan de andere kant van de
bossen, om er voortaan te wer
ken en geld te verdienen". De
zoon stormde dadelijk de bossen
door en was in een oogwenk bij
de rijke man. Die stond wel
even te kijken van de gewelde
naar. Maar hij beval de knecht:
„Als je zo sterk bent als je
moeder beweert, ga dan naar
de plek waar de rivier begint.
Daar liggen boomstammen, die
pas zijn omgehakt. Leg ze in
het water, zodat ze op de
stroom hier naar toe drijven.
Maar denk erom, het hout mag
niet nat worden".
Oplossing
vorige week
Kind I heert bij huis C, kind 2 bij
D, kind 3 bij A, kind 4 bij E en
kind 5 bij B.
J9
-rr
6. -5 /1. .12 '1è
-3 SI,0 -13
SS*
15
.ZO
26. -23
K
27 -2H
•31
•35
3?
yll„ \lllu M'i..
it,„ y- 39 3V„
VT V3 33 ,3°
V/
W 21.
scWv*-?3 7'8£R-
AFLEVERING 68
Ze had gelukzalig in het warme, geparfumeerde water
liggen weken, totdat een bescheiden klopje op de deur
de komst aankondigde van Julia die, naar Elizabeth
begreep, tijdens de duur van haar verblijf haar per
soonlijke kamermeisje zou zijn. Julia droogde haar af
met een grote zachte, wollige handdoek en loodste haar
toen naar de slaapkamer.
En dat was al een even groot wonder; met een lambrize-
ring en een tapijt, een hemelbed met zijden gordijnen
aan het hoofdeind om het hoofd van de slaper tegen
tocht te beschermen, een kaptafel met potjes en poeder,
crèmes en lotions en met zuiver beslagen haarborstels,
een wastafel met marmeren blad en twee verzonken
wasbakken en een koperen lampetkan, en een kleren
kast van minstens acht voet hoog met een grote vlakke
spiegel tegen de deur. En daar, op het bed, naast haar
onderkleren, lag een prachtige geklede Japon van een
wuft rose kleur met een kaartje erbij van die lieve Al-
bert. „die hoopte dat ze niet onstemd zou raken door
dit kleine bewijs van zijn hoogachting te aanvaarden
«n hij vertrouwde, dat ze hem de eer zou willen aan
doen de japon bij het diner te dragen?" Ontstemd! Ze
had wel kunnen jubelen van blijdschap.
Ze was aan de kaptafel gaan zitten en Julia had
haar haren gekamd en geborsteld en gebabbeld
over de gasten, en wie wie was en wat wat was.
Ze maakte eruit op dat de j'onge man met het
spraakgebrek de Hoogedele die-of-gene was,
pas terug van een zwerftocht van een jaar
door het Nijldal, en een dikke man met een
lapje voor zijn ene oog was een gepensioneerd
admiraal, niets minder dan dat, en de hoekige
dame met de doordringende hoest en de zware
wenkbrauwen was een onvervalste edeldame,
en het korte dikke propje met de wrat op haar
kin was de dochter van hare edelheid.
Tot haar ontsteltenis had ze ook vernomen dat Harriet,
die beslist niet ouder kon zijn dan zevenentwintig, niet
minder dan zeven kinderen had. „Ze trouwde al op
haar zeventiende, ziet u, mejuf", had Julia haar met
een mond vol haarspelden toevertrouwd. „Haar eerste
werd kort geboren, als u me kunt volgen, mejuf."
„Kort?" had Elizabeth gevraagd, in de veronderstelling
dat Harriet een dwerg ter wereld gebracht had.
„Kort in de tijd, mejuf. Even stilzitten alstublieft, mejuf.
Wij denken dat de jonker de snoepjes eerst wilde proe
ven alvorens te kopen, als u me kunt volgen, mejuf.
Hm?"
Elizabeth kon het en onthield de mededeling.
„Ze zijn erg op stand gesteld, de chic", had Julia eraan
toegevoegd, meer op de toon van een vertrouwelinge
dan van een bediende. Kamermeisjes, bedacht Eliza
beth later, waren ongetwijfeld bedreven in het beoorde
len van de situatie van hun lastgevers. „Erg prettige
mensen, en bijna al te royaal, zolang je je plaats maar
weet. Maar zodra er maar even gekletst wordt, is het
„één schuld, allemaal schuld", als u me kunt volgen.
En nu, als u zo goed wilt zijn, mejuf, zullen we de jurk
passen, maar denkt u erom, alleen halve onderrok
ken."
De jurk paste voortreffelijk en de reden voor de halve
onderrokken werd beangstigend duidelijk: de halslijn was
zo gevaarlijk diep uitgesneden, dat Elizabeth zich over
tuigd voelde dat bij één enkele uitademing haar halve
bovenlichaam eruit gerold zou zijn. Maar Julia had
haar angsten bezworen en gezegd, dat het dé grote
mode was en dat alle andere dames hun nou ja, mo
numenten ten toon zouden stellen, en ze had gegie
cheld: „U hebt er de houding voor, mejuf, sommige lo
pen of ze stokken in hun lichaam hebben in plaats van
botten en uw rondingen zijn de mooiste die ik ooit
gezien heb. De ogen van de heren zullen uit hun hoofd
puilen, als u me kunt volgen, mejuf?".
Elizabeth, die haar eigen beeltenis in de spiegel bekeek,
had haar maar al te goed gevolgd. Maar, zoals Julia al
gezegd had. zij had de gratie en de houding om het er
goed vanaf te brengen.
Albert had haar de eetzaal binnengeleid. De japon van
geplooide mousseline over de baleinen hoepels van de
bijna cirkelvormige crinoline die uitwaaierde vanaf
haar heupen ritselde zacht toen Albert haar naar haar
plaats aan de lange tafel geleidde. Het was voor het
eerst dat ze een volledige crinoline droeg, de hare was
maar een halve hoepelrok met rieten hoepels, die altijd
moeilijkheden opleverde bij het lopen of zitten; maar
het balein was buigzaam genoeg om de hoepels onder
de tafel te kunnen duwen terwijl de beleefd wachtende.
Albert haar stoel bijschoof.
Ze bleek een plaats te hebben aan het benedeneind van
de tafel tussen Albert en de gepensioneerde admiraal
in, die de hele maaltijd door raasde en bromde en die
zijn ene oog over de verzameling decolletages liet dwa
len als de lichtstraal van een vuurtoren die reizigers
voor naderende gevaren waarschuwt. Jonker Fowler
Dickson zat rechtens aan het hoofd van de tafel met
Harriet aan zijn rechter- en Hare Edelheid aan zijn lin
kerzijde. Dan kwamen Alberts neef Hector met zijn
Franse vrouw, de jongeman uit het Nijldal, en het dik
ke freuletje met de wrat dat naast een breedgeschou
derde jongeman met een monocle en een martiale hou
ding zat. De overige gezichten waren ondefinieerbaar;
de stemmen een snaterend geroezemoes, dat juist bui
ten het bereik van haar gehoor voortgonsde en klater
de; maar de mannen in vol avondkostuum waren zo
knap en de dames waren net parkieten in een bonte
pluimage en stelden vaak een nog veel groter balkon
ten toon dan zijzelf zoals ze tot haar genoegen opmerk
te; en er waren nestellakeien en een eindeloze rij van
dé meest exquise gerechten en wijnen en sausen, zodat
er maar heel weinig tijd overbleef om te praten.
O, het was zó heerlijk geweest! En de volgende dag, om
dat het zondag was. waren ze met een heel konvooi rij
tuigen naar de kerk in het dorp gereden en ze had in
de familiebank van de Fowler Dicksons gezeten, terwijl
het huispersoneel en de pachters en de dorpelingen
plaats namen in het schip van de kerk en met gepaste
ootmoed naar de dominee luisterden, die breed uitweid
de over de edelmoedigheid van de landjonker en spaar
zaamheid en naarstigheid predikte.
's Middags waren zij en Albert een wandeling gaan ma
ken over het landgoed, en Albert had haar verteld dat
Harriet de oudste was van zijn drie zusters. Van beide
anderen was Charity met een katoenmakelaar ge
trouwd en woonde in Manchester, terwijl Prudence, de
derde, met iemand uit het bankwezen gehuwd was en
in Londen woonde. Naar ze vernam, was meneer how
ler Dickson eigenaar van achthonderd hectare akker
land en een kolenmijn en hoopte hij voor de conserva
tieven in het Parlement te komen.
Later, toen het buiten afkoelde en een nare geur van
herfstmist over de landerijen rolde en de kale bomen
in een parelgrijs kleed hulde, waren ze omgekeerd en
teruggewandeld naar huis.
De tuinman is in de dierentuin
bezig de bloemen water te geven,
tiij wordt, geholpen door een van
de dieren. Als je een lijn trekt
van 1 langs' 2, 3. 4 tot en met 56
weet je welk dier het is.
Hoe zou de bere-sterke jongen
deze onmogelijke opdracht uit
voeren Als een holland paard
draafde hij naar het begin van
de rivier. Daar legde hij de
stammen in het water. Hij
sprong er boven op en zo dreef
hij ermee op de stroom tot
dicht bij het huis van de rijke
man. Hier trok hij ze op de
kant en scheurde er met zijn
handen alle schors af, alsof het
papier was! Toen riep hij zijn
meester om te komen kijken.
Maar de rijke man werd woe
dend en zei: „Ik heb niet ge
zegd dat je de schors ervan af
moest halen".
„Nee", zei de jongen", u hebt ge
zegd dat het hout niet nat
mocht zijn. Is het nat of is het
droog
„Droog", gaf de man toe. Maar
hij ging voort: „Je bent nog
maar op proef in mijn dienst.
Vandaag nog geen loon, morgen
zien we wel verder".
De volgende dag kreeg de be
re-sterke jongen deze opdracht:
„Er staat aan het eind van
mijn land een wagen, die met
zes paarden is bespannen. Klim
op die wagen en rijd hem hier
heen". De jongen was in een
ommezien aan het eind van het
land. Daar stond een wagen
met driemaal twee paarden er
voor. Maar de eerste twee wa
ren de bokkigste dieren die je
bedenken kunt. Zij zetten zich
schrap, en wèt de andere vier
paarden ook deden, de wagen
kwam geen haarbreed vooruit.
De jongen nam een kloek be
sluit. tilde de bokkige paarden
op zijn schouders en zette ze in
de wagen. Toen wilde hij weg
rijden, maar nu waren het ae
volgende twee, die als koppige
ezels bleven staan. Er zat niets
anders op: ook deze twee wer
den in de wagen gezet. Voor de
derde maal wilde de jongen
wegrijden, en wéér was het een
zelfde liedje. Niets aan te doen:
de jongen tilde de laatste paar
den in de wagen, spande zich
zelf ervoor en trok heel alleen
de kar met vracht en al naar
het huis van de rijke man. Die
man werd bang van de bere-
kracht van zijn knecht.
Die morgen werd de berester
ke jongen gebracht in een
schuur vol hennep, dat zijn de
vezels waar touw van gedraaid
wordt. „Vandaag moet je hier
uit een touw van wel driehon
derd meter lang maken. Het
moet zo sterk zijn dat zelfs ie
mand met bere-kracht het niet
stuk kan trekken".
De jongen begon te draaien aan
het wiel waarmee een touw in
elkaar gedraaid wordt. Het ging
zo vliegensvlug dat de schuur
ervan schudde. Maar toen het
die avond klaar was, bleek het
veel langer te zijn dan nodig
was en zo sterk dat bere-kracht
het niet stuk kon krijgen. De
rijke man was tevreden. Hij
legde een lus in het touw en
gooide die om het hoofd van de
jongen. „Ik trek die lus aan",
zei hij, „Zo blijf je voortaan als
waakhond aan mijn huis vastge
bonden".
Toen schreeuwde de jongen:
„Heeft mijn moeder mij daar
voor met bere-melk opgevoed?"
En met zijn uiterste kracht trok
hij zijn hoofd uit de lus, zwaai
de met het touw of het een las
so was en ving daarmee het
dak van het huis. Hhhoepslü!
Daar vloog het dak door de
lucht en kwam terecht in de
bossen. „Vanaf nu zullen mijn
moeder en ik in dit huis wonen.
Het dak zet ik er wel weer op",
riep hij. „U mag kiezen: bij ons
blijven wonen, of in onze oude
hut trekken". De rijke man
koos de wijste partij. „Laten
wij met ons drieën hier blijven
wonen, laat ons alles samen de
len. Alles, behalve de bere
melk", zei hij zacht.
En zo gebeurde het. Zolang er be
re-melk te krijgen was, bleef de
zoon bere-sterk en hij kreeg
even sterke kinderen. De moe
der kreeg de beste tijd van
haar leven, en de rijke man had
het niet slechter of beter dan
voorheen.
Jullie kennen allemaal het monster van Loch Nes's. De mensen zeggen
dat daarover altijd in de krant wordt geschreven als er niets anders
meer is om over te schrijven. Niet waar, hoor. Maar er zijn steeds
weer mensen die beweren dat ze het monster in het Schotse meer
hebben gezien. Ook niet waar. Een hoteleigenaar zei in 1933 al dat
hij een vreemd, heel groot dier had gezien in het meer. Een paar
jaar later maakte een amateurfotograaf een foto waarop inderdaad
een dier stond maar dat kon net zo goed een zeehond zijn of een grote
otter. Een vliegenier beweerde ook al het beest te hebben gezien en
er zelfs een film van te hebben gemaakt. Aan de hand van die film
maakte hij een namaakmonster van Loch Ness zoals hij dacht dat
het eruit moet zien. Hij gaf het dier zelfs een naam, Nessie, en
meende dat het een afstammeling is van de Plesiosaurier die mil
joenen jaren geleden moet hebben geleefd. Met kleine onderzeeboten,
met radar en echolood zochten velen de bodem van het meer af, door
kruisten het van links naar rechts maar vonden nooit iets. Zo lang
er nog mensen zijn, die denken dat er een vreemd beest in het meer
van Loch Ness woont, vinden de eigenaars' van hotels en winkels
in de buurt het best.
Vlak voor Sint Nicolaas nog een idee om zelf wat te maken, dat je aan je vriendjes of vriendinnetjes
surprise kunt geven. Je hebt karton, of kartonnen doosjes, of een closetrol nodig. Verder gekleurd pa- I
pier. watten, stukjes wol, veertjes, gekleurde spelden. Genoeg. Je kunt ook wit karton nemen en dat ver-
ven maar dat is heel wat moeilijker dan met gekleurd papier werken. Je ziet op de tekeningen wat je
allemaal kunt maken en wat je ervoor moet gebruiken. Haar en neus maak je van opgerolde reepjes pa- j
pier.