Het betoverde kasteel
op zijn kop
SE ONEDIN LIJN
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1973
LEIDSE COURANT HET BINNENHOF
PAGINA 18 31
PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan
JEAN
CL'LIEU
21 ,,Aha, goed dat ik erbij ben," schetterde ,,lk zal het toch alleen moeten doen. Als dat steunde Paulus en zijn vingertjes jeukten.
Salomo. ..Die Paulus is mal genoeg om met loeder merkte dat iemand me hielp, zou ze ..Dat is helemaal niet zo erg." merkte Salo-
dat stuk boom te gaan slepen." ,,En waarom me nog iets veel zwaarders opleggen". Na mo koeltjes op en hij trok er een zeer filoso-
niet? riep Paulus uit. ..Je ziet toch wel dat die woorden strompelde de zielepoot verder fisch gezicht bij. ..Die rare vogel wilde toch
het veel te zwaar is voor die arme sukkel?" met knikkende knietjes. „Ooo, wat erg", zo graag een heksehulpie zijn?"
„laat maar", zei Krakras met zwakke stem.
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper"
LUCKY LUKE - „Ma Dalton"
Juniorenhoek
In de oude riddertijd leefde eens
een geleerde, die geen ridder
was en ook niet van mensen
hield, maar des te meer van
boeken. Hij studeerde dag-in-
dag-uit en praatte met niemand
die minder geleerd
bovenkant en rond ^an de on
derkant. Vanbinnen was hier
van niet zo veel te merken:
daar liepen de trappen gewoon
omhoog, de deuren stonden ge-
voor de kamers.
hijzelf. Zulke mensen waren er
weinig en daarom kwam er bij
na nooit bezoek.
De dochter van deze geleerde
man was een mooie jonge edel-
vrouw. Ofschoon ook zij ijverig
studeerde, was zij toch lang niet
zo knap als haar vader, met
wie zij dan ook weinig sprak.
Maar ze was weer te geleerd
dan Waarom had de geleerde man
zulk een vreemd kasteel laten
bouwen? Denk maar na: een
rimpelloos water is de mooiste
en grootste spiegel die er be
staat. Alles wat aan de rand
van zulk een spiegel staat is
tweemaal te zien, één keer in
werkelijkheid en één keer in het
water. Maar in het water zie je
de dingen op hun kop!
om te praten met babbelende Omdat het huis van cie geleerde
vriendinnen. Die jonge edelvrouw
werd dus een stil en stuurs
meisje.
Het was in die tijd gewoonte dat
ridders rondtrokken om helden
daden te verrichten of op toer
nooien te spelen. Op alle kaste
len kwamen dan ook dikwijls
gasten, die soms uitgenodigd
waren, of zo maar binnenreden.
Natuurlijk was de geleerde man
daar niet van gediend en hij
vond een bijzonder middel om
ongewenste gasten uit zijn buurt
te houden. Er lag midden in de
bossen van zijn land een spiege
glad pieer waar de wind geen
toegang had. Nooit speelde er
een rimpeling op het water. Aan
dat meer liet de geleerde man
een merkwaardig kasteel neer
zetten. De burcht werd zó ge
bouwd dat het leek alsof hij op
zijn kop stond: de toppen van
torens en kantelen steunden op
de grond en de vlaggen wapper-
man op zijn kop was gebouwd,
zag je het in het water zó, alsof
juist dèt het echte kasteel was.
Toen bleek dat er veel mensen
bestonden die minder goed na
dachten dan de geleerde. Want
er kwamen speelse ridders die
dachten aan toernooien, lachen
de komedianten die dachten aan
toneelspel, gierige kooplui die
dachten aan geld. Al die men
sen liepen zonder nadenken zo
maar het meer in, menend dat
van het natte pak, kropen gauw
weer aan de kant en vluchtten,
vast gelovend aan tovenarij. Een
enkele domoor liep recht op spie
gelbeeld af... en verdronk. Al
leen echt wijze mensen wisten
of zagen wat werkelijkheid was
en wat schijn. Zij trokken rond
de rand van het meer tot zij
veilig aan de overkant stonden
voor de ongekeerde poort.
door elkaar. Wie weet welk kind bij welk huis hoort?
fen pad niet nóg eens te vallen.
Met gebogen hoofd strompelde
hij voort tot dat zijn voeten aan
de rand van het meer stonden.
Hij was zo blij water te vinden
om zijn wonden te verzorgen,
dat hij niet opkesk maar zich
li
i
beeld was en wèt het het echte v,
kasteel. Een vreemd kasteel dat js
op zijn kop stond! Natuurlijk v
begreep de ruiter hoe het ver-
haal over een betovering in de 1 d
wereld was gekomen: hij was d
immers niet dom.
den pal ov:r het gras. De poort D1 verhalen over een betoverd
stond ondersteboven. De boog- |||jg|j gjj agAU1-
raampjes waren recht aan de
dadelijk waste terwijl zijn Toen zijn wond verzorgd en de
paard met lange teugen dronk.
Hiervan rimpelde het water in
kringen die zich verwijdden tot
in de verste verte waar het
spiegelbeeld van het meer nu
golfde. Toen keek de ruiter op
en zag heel goed door het bewe
gende water, wüt het spiegel-
AFLEVERING 62
James merkte, dat Frazer inwendig scheen te genieten.
Meneer" Onedin in plaats van „Kaptein" en hij was
blijven staan als een schooljongen. Kennelijk wou Fra
zer hem een beetje ophitsen. Vriend Callon zou zich er
dus wel in gemengd hebben.
James trok een Wener stoel naar zich toe, ging zitten en
diepte een van zijn sigaren op.
„Ik hoop nog iets meer te presteren", zei hij.
„Maar voorlopig nog niet, hè?" vroeg Frazer. „En ik
ben me er niet van bewust", kraste hij, ,,u permissie
gegeven te hebben de kamer te verpesten met uw sme
rige sigarerook".
„Ik ben me niet bewust nm die permissie gevraagd te
hebben", zei James. Hij stond op. ,,Ik heb veel over u
gehoord. Frazer. Het schijnt dat ik verkeerd werd inge
licht. U bent een gek. Ik wens u goede dag, meneer".
Hij deed een stap naar de deur.
„Ga zitten, jongeman", zei Frazer.
James keerde zich langzaam om en keek de oude man
opzettelijk strak aan.
„Ga zitten, ga zitten", herhaalde Frazer geprikkeld. „En
probeer maar niet me klein te krijgen door me aan te
staren. Dat spelletje kan ik de hele dag volhouden".
James keerde terug naar zijn stoel in de wetenschap dat
tot dusver de stand gelijk was.
Frazer leunde achterover: „Ik heb ook veel over u ge
hoord, Onedin..", begon hij.
„Van Callon zeker?" veronderstelde James. „Begrijp me
goed, meneer Frazer. Ik ben niet in de scheepvaart ge
gaan om vrienden te winnen".
Frazer schudde van de lach- „Die arme George. U hebt
hem zo bij de neus gehad dat hij de tranen in zijn ogen
kreeg. Maar vergeet nooit, meneer Onedin, dat George
Callon niet bekend staat om zijn vergevensgezindheid".
„En ik sta niet bekend om mijn boetvaardigheid", kaats
te James vaardig terug.
Frazer grijnsde als een gargouille: ,,U bent een man met
peper, Onedin. Ik houd wel van iemand die gepeperd
is. Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
„Ten eeste", zei James, „als u en ik zaken willen
gaan doen, kunnen we het best beginnen met
schoon schip te maken." Hij haalde Frazers re
keningen uit zijn zak en gooide ze op het bureau.
Frazer raapte ze op, diep een blik op de bedra
gen en keek James nijdig aan. „Moet ik hier
uit opmaken", vroeg hij, „dat u de brutaliteit
hebt mijn tijd te verknoeien met uw verdom
de snertrekeningetjes? Voor snertdingen heb ik
klerken in dienst". Hij reikte naar de tafel
schel op zijn schrijftafel.
„Klerken betèèl ik", zei James vlak. „Onderhandelen
doe ik met patroons."
„Betaal dan die verdomde rekeningen, dan is de zaak af,
snauwde Frazer.
„Dat kan ik niet", antwoordde James kalm. „Daarom
ben ik hier: om kredietverlenging te vragen."
„Ik vergiste me' zei Frazer, ,,Je hebt zout, jongeman,
geen peper."
„Voor iemand in uw positie is het niet moeilijk om een
maandje te wachten op een bedrag van tweehonderd
achtenveertig pond en acht shilling. Als u me onder
druk wensi te zetten, zal iV ongetwijfeld binnen een
paar dagen het geld bij elkaar kunnen brengen
Frazer grijnsde grimmig: „Dat zou wel eens een tikje
moeilijker kunnen zijn dan u denkt. Een paar minuten
geleden heb ik u gezegd, dat George Callon geen man
is die men lichtvaardig tegen zich. in het harnas moet
jagen. Hij heeft in het zakenleven heel wat in de melk
te brokken - u zou wel eens heel moeilijk krediet kun
nen krijgen meneer Onedin."
James haalde zijn schouders op: „Als Callon ezelachtig
genoeg is om zijn moeilijkheden van de daken te ver
kondigen, zou hij des te stommer doen. Ik geef geen
zier om de mening van meneer Callon, over welke aan
gelegenheid ook. Het gaat mij om de toekomst, meneer
Frazer, niet om hez heden en helemaal niet om het
verleden."
„Uw eigen toekomst, veronderstel ik?"
„Waarom niet? Een iran zonder toekomst is een dode".
Frazer trommelde met zijn vingers op het bureau en
keek teen James aan. „Noem me één goede reden
waarom ik u ter wille zou moeten zijn en u krijgt uw
uitstel".
„Ik kan u er wel tien noemen".
„Eén is genoeg".
„Callon i? sterfelijk".
„Dat zijn we allemaal, meneer Onedin".
„Maar ik heb een langere levensverwachting".
„Beschouwt u uzelf als een investering voor de toe
komst?".
„Ik ken geen andere vorm."
Frazer dacht een eeuwigheid na. „Ik zou wel iets willen
horen over die toekomst die u voor ogen hebt, meneer
Onedin."
James veroorloofde zich een wat gemakkelijker houding,
pauzeerde lang genoeg om zijn gedachten te ordenen
en bracht ze toen vlot en snel onder woorden.
„U kent de oorzaak van het meningsverschil tussen me
neer Callon en mij", begon hij.
„Ik ken zijn lezing van het verhaal", merkte Frazer
droogjes op. „Mijn lezing is niet van belang", zei Ja
mes. „Maar wel van belang is dat ik het puikje van de
Portugese wijnhandel onder contract heb. Ik kan er be
wijzen van overleggen", voegde hij eraan toe. „Zwart
op wit. Mijn lastgever is ene Senhor Braganza - een
man die in het zakenleven ook heel wat in <J* melk te
brokken heeft". Frazer grinnikte geslepen.
„Callon had er zes schepen voor in de vaart", vervolgde
James. „Over een jaar wil ik er een dozijn voor inge
schakeld hebben. Binnen twee jaar zal ik de Portugese
en Spaanse kusten beheersen".
„Ik zie. meneer Onedin, dat als u en ambitie hand in
hand gaan, het de rest van de wereld voegt ruimte te
maken. Maar ik kan mezelf niet goed in de rol van toe
schouwer denken, jongeman, dus misschien wilt u zo
goed zijn me uit te leggen, welke rol ik in uw voorge
stelde plannen speel?"
„Schepen", zie James kort en bodig. „We zitien in de
zelfde branche. U bouwt ze. ik vaar ermee."
„Niet op krediet", gromde Frazer.
„Ik begin met te charteren", zei James. „Daarna koop
ik. En dan bouw ik".
De oudere man keek de joDgere in de ogen; hij zag er
het licht van het fanatisme in. Toen keek hij verder en
zag het verleden - zijn eigen verleden dat een astraal
hoofd ophief en hem aanschouwde. Hij zuchtte: het
leek al zo »ang geleden.
„Ik heb mijn zaak ook van de grond af ongebouwd, me
neer Onedin". Hij stopte de rekeningen in een Ia van
zijn bureau „Ik geef u vier maanden. Voordat die om
zijn, betaalt u me tot de laatste penny, of ik verenig
me met Callon en maak u kapot."
kasteel dat van water was, ble
ven niet geheim. Menige ridder
ging op zoek om het te vinden
en de betovering te verbreken.
Maar ridders zijn zelden geleer
den en het lukte er niet één.
Ook een jonge ruiter ging eens op
pad om dit kasteel te zoeken.
Hij was wel ruiter, maar geen
ridder. Hij had wel een goed
verstand, maar was neg niet ge
leera.
Rijdend door de bossen op zoek
naar het kasteel ontmoette hij
een mooie jonge edelvrouw te
paard. Maar de ruiter die nog
veel leren moest, wist niet dat
een edelvrouw met ridderlijke
eerbied gegroet moest worden.
Hij was diep in gedacht?n en
reed haar voorbij met een korte
hoofdknik. De dame werd hier
over zeer vertoornd en riep:
„Aangezien u hebt nagelaten
mij met ridderlijke eerbied te
groeten, zult u gestraft worden
u zult gelijk worden aan het In 1795 loofde de Franse regering
eerste levend wezen dat loopt een beloning uit voor hem of
op dit pad". haar die iets kon maken waar
door levensmiddelen langer be
waard konden blijven. Nicolas
Appert zag wel wat in de belo
ning en ging aan het denken.
Hij vond uit dat je levensmidde
len langer kon bewaren als je
ze luchtdicht verpakte. In 1809
over die eigenaardige verwen
sing. Maar even later schrok
zijn paard van een kreupele
man die moeilijk hinkte met
een stok. Het paard steigerde,
struikelde over een boomwortel
en viel, met zijn berijder. De
ruiter bezeerde zich zó, dat hij
zijn paard niet meer kon bestij
gen. Kreupel en hinkend met
een stok moest hij het dier aan
de teugel leiden. Hij keek goed
naar de grond om op het onef-
dorst van het paard gelest
bleef hij even rusten en bestu
deerde het kasteel. Hij zat er
lang genoeg om de mooie maar
boze edelvrouw weer te zien
aankomen. Aangezien hij een
les maar éénmaal hoefde te le
ren om hem te kennen, stond hij
met veel moeite op en groette
haar met ridderlijke eerbied.
De jonge vrouw voelde zich verte
derd en zei: „Ik zal u belonen
voor deze moeite en uw wonden
zelf genezen. Ik zal langzaam
rijden naar ons kasteel, volg
mij op de voet, want alléén
kunt u er niet komen, u zou
verdrinken".
„O nee", zei de ruiter, „ik zie
heel goed dat het kasteel op zijn
kop staat en dat het spiegel
beeld bedrieglijk echt lijkt. Ik
ben niet zo dom om het water
in te lopen".
De edelvrouw was verbaasd, want
het water was weer stil en spie
gelglad, Hoe was hij achter het
geheim gekomen? Deze ruiter
was geen ridder maar had in
één les ridderlijkheid geleerd.
Hij was geen geleerde, maar
bleek veel te weten. Hij paste
precies bij haar! voor het eerst
in haar leven kon zij praten
met iemand die niet knapper en
t dommer was dan zij zelf.
kreeg Appert eindelijk zijn be- En daarom eindigt het verhaal er-
loning, maar wel uit handen
Napoleon persoonlijk. Appert
legde de grondslag voor wat la
ter een enorme industrie zou
Worden, de conservenindustrie:
doperwten in blik, vruchten in
blik en nog veel meer.
dat de twee almaar
men bleven praten. Afgewisseld
met samen zwijgen. Want dat is
de beste manier om elkaar niet
te vervelen. En als ze elkaar niet
verveeld hebben, dan zijn ze le
venslang bij elkaar gebleven.
Vraag je moeder of ze misschien een hoop knopen over heeft. Ja, plak die knopen op een stulzje kartoii.
en wel zo dat je de afbeeldingen krijgt die je op de tekening ziet. Als je ergens een paar zonnebloempit
ten op de kop kunt tikken, ben je helemaal klaar want die kun je gebruiken voor het soort knoper,
dat je moeder misschien niet heeft. Dat zijn dan de knopen die een beetje vreemde vorm hebben, zo
als bij de jongen rechts.