Drie schavuiten
bakken poetsen
poets
DE ONEDIN LIJN
Vim
Ij L 11 z^nÈi
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1973
LEIDSE COURANT
PAGINA 6 ll
PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan
21 Na het ledigen van haar glas wurmenwijn lypta?" De heks knikte grimmig. Terwijl ze ken. ..Hihihi, Eucalypta, wat ben je toch een
en het uitzuigen van een paar overgebleven met sombere ogen haar heksehulpie aan- sufferd!" ..Zwijg", beval de heks met ge-
visgraatjes deed Eucalypta een wollen sjaal staarde, voelde ze met een vinger of haar vaarlijk vlammende ogen. Toen legde ze de
om haar nek, pakte haar bijl en verliet de bijl scherp genoeg was. Dat was ie blijk- bijl over haar schouder en stapte vastbeslo-
hut. Krakras was er als de kippen bij en baar, want ze schreeuwde nogal hard ,,AU!" ten het bos in.
vroeg gretig: „Gaat het nu gebeuren, Euca- Krakras kon een gegrinnik niet onderdruk
Juniorenhoek
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper"
LUCKY LUKE „Ma Dalton'
Heerlijk weer straalde om het
kasteel. Door het park wandelde
een mooie jonkvrouw, die he-
daas een koud hart en een
scherpe tong had. Naast haar
lier de jonge kasteelheer; Hij
overwoog met haar te trouwen
tot verdriet van alle bedien
den, die va.n hun meester hiel
den. Vooral ook tot verdriet van
de jachtopziener. Want deze
dame had van de kasteelheer
geëist ..Ontsla hem, want hij
is te oud om een hert van een
hond te onderscheiden. ,,Maar
daarna doken er drie schavuiten
op. Zij beloofden de jachtopzie
ner voor deze jonkvrouw zulke
poetser, te bakken, dat zij tegen
tie kasteelheer zou zeggen1
„Vlieg op met je hele kasteel!"
Dan zou iedereen van haar ver
lost zijr en de jachtopziener kon
gewoon doorgaan met zijn heer
lijk werk.
Twee poetsen waren al uitstekend
gebakken. Toch had de jonk
vrouw de zo vurig verwachte
woerden n iet gesproken. Nu
was de derde en laatste scha
vuit aan de beurt voor een
poets.
Deze derde rakker was hulpje
van de tuinman geworden. Ter
wijl de kasteelheer en de jonk
vrouw door het park wandelden,
kwamen zij voorbij deze tuin-
mar.shulp, maar zij zagen hem
niet. „Heerlijk weer," zei de
jonkvrouw," morgen wil ik op
jacht gaan, ik wil een edelhert
schieten met ee,n mooi gewei.".
De kasteelheer antwoordde: „In
deze maand hebben de herten
hun gewei afgestoten, je zult
moeten wachten tot het najaar".
„Or.zin", riep de feeks. De kas
teelheer legde geduldig uit: „In
AnlDk.QO
Oploss
sing van
vorige >veek
Als je de stukken goed hebt neer
gelegd, is er een haai te voor
schijn gekomen.
AFLEVERING 56
Ze sloop terug naar de tocrfibank en poetste ijverig de
koperen gewichten, terwijl ze nadacht over de beteke
nis van wat ze opgevangen had. Kennelijk had James
«r nog geen idee van dat ze uit de gratie was. Maar
het was even duidelijk, dat Robert besloten had haar
weg te sturen, om haar uur af te wachten bij Sarahs
ouders, waar ze in pittoreske landelijke viesheid haar
baby ter wereld zou kunnen brengen.
Elizabeth was maar één keer bij die boerenkinkels ge
weest, maar die ene keer was dan ook genoeg. De Stir-
lings woonden in een vervallen hut met een lemen
vloer, een lekkend dak en ramen zonder één scherfje
glas. Er was geen tuin en ze prezen zich gelukkig dat
ze een varken mochten houden. Sarah sprak steevast
over haar vader als zijnde een boer, met de bijbedoe
ling dat hij een hereboer van aanzien was. Maar het
beeld dat zij afschilderde, had weinig overeenkomst
met de werkelijkheid. De Stirlings waren gewone daglo
ners. Inderdaad had de oude Stirling ooit eens een
klein boerderijtje gepacht, maar een reeks misoogsten
plus ziekte onder het vee hadden hem volkomen aan de
grond gebracht en hij was gedwongen geweest zichzelf
en zijn gezin aan de pachter te verhuren. Hij verdiende
acht shilling per week, plus zes shilling voor zijn oud
ste zoon, twee-ën-een-halve shilling per persoon voor
zijn vrouw en schoondochter in de oogsttijd, en twee
pence voor de jongste, die als vogelverschrikker diehsr
deed. Ze leefden van grof brood met magere kaas
's middags, en aten 's avonds laat kool en aardappelen.
Het was dan ook geen wonder dat ze lomp van gedrag
en manieren waren. Het vooruitzicht, langer dan een
paar minuten in hun gezelschap te moeten doorbren
gen, maakte Elizabeth waanzinnig van angs,.
Zo'n leven kon ze niet verdragen. Ze zou nog lie
ver sterven. Ja, ze wilde sterven. Haar fanta
sie begon te werken: Ze lag op een baar, ge
huld in een wit lijkkleed, door bloemen omge
ven, stil en zwijgend in de vrede die alle ver
stand te boven gaat, terwijl de treurende fami
lie langsmarcheerde en om vergeving smeekte.
Dan zou Daniël verschijnen als een wrekende
engel en met wijd uitgespreide armen de
wraak des hemels over hun hoofden afroepen.
Het was een erg dankbare scène, maar de eni
ge moeilijkheid was dat ze er niet levend ge
tuige van kon zijn. Misschien was ze niet echt
dood, maar had ze een flesje medicijn geno
men dat schijndoodheid veroorzaakte? Ja, dat
zou veel meer voldoening schenken. Op die ma
nier kon ze hebben en te goed houden. Ze zou
als uit de dood verrijzen, Robert en Sarah be
schuldigend aankijken, en Sarah zou een hersen-
aandoening krijgen en Robert een verlam
ming.
Toen kwam er weer een klant binnen voor een penny
kaarsen, voor een halve penny waspitten, een kwart
ons magere kaas en een kletspraatje over de pasgebo
ren baby.
„Moeder en kind maken het boven verwachting goed, juf-
frouw Furlong." vertelde E.izabeth haar, met een half
oor naar de stommelende voetstappen in de slaapka
mer boven.
„Boven verwachting goed?" informeerde juffrouw Fur
long en knikte alwetend. ,,Een moeilijke bevalling?"
ging ze hoopvol verder.
„Niet in het minst," zei Elizabeth, aan de kaas kervend
en met de stille hoop dat de ouwe klep maar gauw zou
verdwijnen.
„Een jongeheer of een jongedame?", vroeg de ouwe
klep.
Elizabeth legde de kaas op de weegschaal. „Een jongen.
Ruim zeven pond," zei ze mat. „Anders niets, juffrouw
Furlong?"
Achterdochtig keek juffrouw Furlong naar de weeg
schaal. „Je geeft onderwicht," verklaarde ze.
Elizabeth sneed er een stukje korst bij en pakte de kaas
vlug in een stuk vloeipapier. „Twee drie-kwart penny,
alstublieft."
„Schrijf het maar op, liefje," zei juffrouw Furlong. „Ik
Je moet natuurlijk wel eens een vriendje of vriendinnetje, oom of tante een verjaarskaart sturen. Moei
je z,elf gaan maken, is veel leuker. Je neemt gekleurd papier, of wit maar dan moet je het zelf kleu
ren, en maakt daarvan de figuurtjes die onderaan staan. Uitknippen en er allerlei dingen van maken.
Een aantal is al voor je gemaakt maar je kunt er zelf zeker nog meer vinden. Op een stuk wit karton j
plakken, aan de andere kant naam en adres en afzender, postzegel erop en je verstuurt een kaart die
geen ander aan je vriendje of oom of wie dan ook. zendt. Je moet de figuurtjes onderaan natuurlijk
groter maken dan is aangegeven, anders mout je veel te veel dingen op karton plakken om de kaart I
een beetje vol te krijgen. Maar nooit te vol maken, anders wordt het een troep.
het voorjaar stoten ze hun ge
wei af. Maar het nieuwe heeft
straks twee takken erbij gekre
gen. Dan wordt de vierpunter
een zespunter, of de tienpunter
etn twaalfpunter.De jonk
vrouw stampte op de. grond:
„Morgen wil ik een twaalfpun
ter schieten en als die niet in
mijn vizier komt, ontsla ik die
jachtopziener zélf!Zwijgend
wandelden zij naar het kasteel.
De tuinmanshulp had dit gesprek
gehoord. Hij waohtte tot de kas
teelheer alleen was en vroeg
hem te spreken. „Neem mij
riet kwalijk, meester," zei hij.
„maar ik heb gehoord dat uw
gast graag een twaalfpunter
wil schieten. Ik weet er wel een.
Ik kan ervoor zorgen dat die
morgen in haar vizier komt.
„De kasteelheer lachte treurig:
„Je vergist je, jongen". Maar
de jongen hield vol. Hij wees
zelfds de plaats aan waar zijn
jonge meester zich de volgende
morgen met de jonkvrouw
moest opstellen. Vanaf die plek
was een pad te zien en de tuin
manshulp bezwoer, dat er een
twaalfpunter zou oversteken op
dat pad.
De roeester dacht: hoe dan ook,
er moer iets gebeuren. Het
loopt, natuurlijk op niets uit
maar dan is het ook afgelopen
met die vreemde eisen van deze
dame. De schavuit die tuin
manshulp was, haastte zich
r.aar de treurige jachtopziener
en maakte hem met een dol
driest plan hartelijk aan het la
chen... Daarna ging de rakker
near het oude tuinhuis Daar
stond nog allerlei speelgoed uit
de tijd dat de kasteelheer een
kleir jongetje was. De tuin-
r.ianshulp ging er druk aan het
werk... Maar toen het nacht
was geworden, sloopt hij het
kasteel binnen en stapte stille
tjes naar de jachtzaal. Daar
stonden en hing-er allerlei jach-
trofeeën uit lange jaren. Aan de
muur hingen opgezette koppen
van dieren, horens en geweien
van allerhande soorten wild. Er
was ook een gewei bij
twaalfpunter!
Je merkt er gelukkig niets van maar elke dag worejt de aarde door
miljoenen meteoorstenen gebombardeerd. De meeste zijn niet gro
ter dan een speldeknop en zijn al verteerd voordat ze de aarde zijr
genaderd. Maar het is ook gebeurd dat de steen zo groot was
er nog een flink stuk over was als de aarde werd bereikt. De groot
ste meteoorsteen tot nu toe is neergekomen op 30 juni 1908 in Sibe
rië (Rusland) in het gebied om Tunguska. Meteoorstenen hebben
vurige staart en bij die steen was de staart zo lang dat men hem
honderden kilometers verder kon zien. Toen de steen op de aarde
sloeg, was het net of er een aardbeving plaats vond. De luchtdruk
was zo groot dat een heel bos werd vernield omdat de bomen v
den ontworteld en omvielen.
ANNE ONEDIN
De schavuit haalde het gewei van
de muur en verdween ermee
naar het tuinhuis. Daar was hij
die middag bezig geweest aan
een karretje, waarin zijn mees
ter wasrondgreden toen hij nog
klein was. Er stond een levens
grote namaakhond voor. op een
brede plank met wieltjes. Die
hond had hij nu nodig. Het kar
retje niet. Dat had hij al los ge
maakt en in een hoek gesmeten.
Hij ging aan het werk om het
gewei van de twaalfpunter vast
'e zetten op de hondekop. Een
heel moeilijk karwei, maar het
lukte met behulp van steunende
stekken.
reken altijd aan het eind van de week af. Ruim zeven
pond? Een stevig baasje, zeker? Met zo'n gewicht zal
hij een min nodig hebben. Ja, hij zal heel wat melk
moeten hebben. Maar goeie nrelk geeft goeie botten,
zeg ik altijd." Ze zou ongetwijfeld nog heel wat meer
gezegd hebben als Elizabeth haar niet ruw onderbroken
had: „Het spijt me, juffrouw Furlong, maar ik kan
mijn tijd hier niet staan te verkletsen."
„Verkletsen, zei je?" De oorlellen van juffrouw Furlong H.r was nog nacht tt
werden donkerpaars. „Een mens vraagt uit de volheid dh wonde'lijke da
van haar hart een beleefde inlichting en wordt van ge
klets beschuldigd door een nuffig juffie dat nog te ver
waand is om haar eigen neus te snuiten. Zeg mevrouw
Onedin maar, dat als ze opknapt, ze naar mijn klandi
zie kan fluiten. Of nee, laat maar, schetterde ze ge
biedend, „ik vertél het haar zelf wel!" Ze schoof haar
inkopen in haar boodschappentas en was met een smak
van de deur de winkel uit.
de voorpoten. Dat laatste touw
legde hij uit over het pad naar
de overkant,
een Tegen de morgen kwam de jacht
opziener erbij. Hij verstopte
zich achter een boom bij het
beest, terwijl de schavuit achter
etn boom aan de overkant ging
liggen. Natuurlijk achter bo
men! Zij moesten oppassen
voor geweerschoten.... Zo
v/achtte het tweetal. Eindelijk
kwam het kleine jachtgezel
schap aan. De jonge meester
zap er zeer bedrukt uit. toen hij
de jonkvrouw wees waar zij
zich moest opstellen. Hij hoopte
zich tenminste iéts
ï.cmaakhond nog nèt in even
wicht.
Het gewei werd zichtbaar,
hert bewoog over het pad mei
onbeweeglijke poten. De jonk
vrouw mikte, een schot knalde
cn het die. stortte
chend stoof de koene jagers
viouw naar haar jachtbuit. Di
schavuit en de jachtopziener la
gen schuddend van het lacher
vanuit hun schuilhoeken te kij
ken. Zij knieldó neer bij de c
gevaüen hond. Het gewei was i
de vai losgeraakt. De wieltje:
oude de plank staken hulpeloo
omhccg Een speelgoedhon
met eer gewei!
voordoen op het pad. De jonk- „Ellendeling!" riep zij uit. „Vliei
hij met
cp stap
Hij b. „cht het naar het
kon niet best raak schie
ten. dus hij zou altijd :?n
zeggen: „U hebt lv ge
mist!'
Dacr bewoog zich iets in het
kieupelhout Zag hij een ge-
we'.I t' v D sch 1
aar de overkant van het pad
trok aan het tou v er he*
op met je kasteel en je land
goed erbij!" Toen zuchtte d<
kasteelheer opgelucht,
woordde hij nu met „Hoepe
op Nee. nee. Hij riep t
U bent niet geschikt vo
buher'even. U kunt geen her
h d i
koets naa
oversteken, zoo's h:j imnrs
znn meester verzekerd had!
Daar zette hij het beest toss n
twee struiken aan de kant. Hij
bond een lang touw aa.n de ach
terpolen, en een ander touw aan
-d
jnc'* 'pr -n-" 'p d- r i
hei het touw, dat om de achter-
pr-ien zat.door zijn vingers glij
den Zo hield hij de topzware
de kaste Iheer vo'lde zich t
ah: vanouds. En dat was
wgelukkiger dan de laatst
tijd het geval was geweest.