MISLUKKINGEN
MUF KAMERTJE
ander gevoel dan dat ik gehoord zou
hebben: ..Meneer Jansen uit Badhoeve
dorp is dood". Jammer voor Jansen,
maar mij deed het niks.
Als je over zulke dingen in het openbaar
praat spreek je automatisch minderheids
groepen aan. Ik ben onlangs nog door
Willem Duys voor de televisie geïnter
viewd en ook die haalde mijn rotsoffen
weer naar boven. Ik had hem wel tevo
ren gewaarschuwd: „Als je er een eigen
show van maakt, stap ik op". Duys
blijft een figuur, die je in de gaten moet
houden.
Wat wel duidelijk werd in dat interview
was het feit, dat mijn leven bepaald
niet die grote giller is geweest. Als ze
dan horen, dat het verhaal van Mol in
feite door Dickens geschreven had kun
nen zijn, herkennen ze in mij hun eigen
mislukkingen. Ik heb na die ene uitzen
ding honderden brieven gehad. Zielige
in-trieste brieven van mensen, die met
hun ellende nergens aan durven te klop
pen. Op zo'n moment realiseer je je pas
goed. hoeveel eenzame mannen en vrou
wen er ronaom je leven.
Vreemd eigenlijk, dat je uitgerekend
met mislukkingen zo'n daverend succes
kunt hebben. Ik trek nu met een eigen
programma door het land. De „Albert
Mol-story" hebben we hem genoemd.
De gotspe. Er zijn nu al avonden ge
weest. dat mensen met lachkrampen de
zaal uit moesten worden gedragen. En
toch vertel ik ze alleen, dat ik als kind
altijd met die grote neus werd gepest.
Dat ze de hele dag door riepen: „ha die
leus".
Ik ben in mijn vak wel een geheide
laatbloeier. Ofschoon ik wel altijd rede
lijk mijn brood heb kunnen verdienen.
Twaalf jaar bij Wim Kan. zeven bij
Wim Sonneveld. vijf jaar bij de opera
van Straatsburg. Ik heb daartussendoor
ook dansen ingestudeerd in Salzburg.
Zurich en Zweden. Maar toch, als ik die
grote bek niet had ontdekt, zou ik nu
toch mooi een overjarige choreograaf
zijn geweest met een kommervol dans-
schooltje in Meppel.
Toen ik „Wat Sien ik?", schreef had ik
nog precies 2003 gulden in mijn zak en
lijk wezen. Waaróm kies je dit vak dan?
Toch zeker, omdat je een halve exhibi
tionist bent. Je zoekt je hele leven be
wust de openbaarheid. Je moet zo no
dig. Je komt op de televisie en ver
wacht, dat het publiek het enig zal vin
den. Als je dan achteraf pruilt en „Hè
jakkes", roept, ben je een zak tabak.
Als je zo nodig populair wilt zijn moet
je ook de onvermijdelijke tol betalen.
Ik moet ook niet proberen om ernstig te
zijn. Albert Mol die op het toneel een
boodschap brengt of aan politiek doet,
wordt door het publiek niet gepruimd.
Het zal ze trouwens een zorg zijn. of ik
links of rechts ben. Als ze nou zelf nog
niet weten,- wat er verkeerd is in onze
samenleving hoeven ze het waarachtig
niet van ene meneer Mol te horen.
Van mij verwachten ze wat anders. Ik
ga op een keukenstoeltje zitten en praat
maar wat weg. En het liefst over mijn
mislukkingen, want voor de stralende
successen hebben ze de STER-reclame
al. Als de directeur van de Scheve-
ningse strafgevangenis me opbelt en
vraagt, of ik voor zijn 450 lieverdjes wil
optreden, moet ik ook niet met dia's
van het Como-meer aankomen. Dan doe
ik mijn vos om en geef ik ze van Jet. Ik
heb die jongens een paar verhalen uit
het volle leven verteld en achteraf zei
de directeur, dat het hele strafcomplex
het in zijn broek van het lachen had ge
daan. Het was trouwens een heel dank
baar publiek. Ik kende er zelf een paar.
die in de boeken hadden geknoeid Die
zaten daar drie maanden en gingen dan
weer naar huis om de poet op te gra-
Optreden in gevangenissen is trouwens
toch zalig werk. Een tijd geleden was ik
in Zutphen bij de jeugddelinquenten. Al
lemaal sekreten tussen de 17 en 22. die
van hun zakgeld 50 galden bij elkaar
hadden gescharreld om mij wat lekkers
te geven. In de zaal zat ook een hard
nekkige travestiet, die al zeven keer ge
pakt was, omdat hij in een jurk en op
pumps door Amsterdam wandelde. Hij
genoot. Toon hij voor de zoveelste keer
een kushandje in mijn richting wierp
heb ik gezegd: „Gut, wat is dochter
blij, dat ze d'r moeder weer eens ziet".
Foei, was dat lachen.
Gelukkig heb ik weinig moeite met het
vinden van mislukkingen, want mijn
hele leven zit er vol mee. Het barst van
de hiaten. Wat dat aangaat is het net
een jas, waar de vliegende mot in zit.
Wat denk je ervan? Ik ben het onechte
kind van een moeder, die zelf op haar
beurt een onecht kind was. In feite ben
ik dus al de tweede generatie. We schij
nen er bij ons in de familie een traditie
van te willen maken.
Daarna opgevoed door tante Cor, een
schat van een vrouw, in every inch'Jor-
daan. Leven tussen acht katten en rooie
kool eten. totdat het mijn neus uitkwam.
„Vreten zul je", riep die lieverd dan en
als ik mijn portie liet staan kreeg ik
hetzelfde bordje de volgende dag weer
voor mijn neus.
Later merk je gaandeweg, dat je anders
bent dat de andere jongetjes. In mijn
jeugd was homofilie synoniem met
zwak. verwijfd en laf. Als ik over de
speelplaats liep riepen ze: „Oehoe,
daar gaat juffrouw Mol". En dan durfde
je niet te vechten, omdat je toch wist,
dat je zou verliezen.
Toch zijn er zelfs uit die tijd fijne herin
neringen- Ik heb een tijd in Amersfoort
bij de broeders op kostschool gezeten.
Die lange gangen, de geur van eten en
in de kapel en op de slaapzalen het eeu
wige getik van rozenkransen. Ik heb
daar geleerd, wat discipline is. Bek hou
den en afwachten. Ik heb er mijn leven
lang plezier van gehad.
Op kostschool had ik opeens dertig,
veertig vaders. Wat een weelde. Ik kon
mijn geluk niet op. Als ik in de knoei
zat was er altijd broeder Theodul, die
me beschermde. Ik ben nu eenmaal al
tijd een neurotisch knaapje geweest, dat
op het ganzenbord vaak in de put moest
zitten.
Een tijd lang heb ik geleden aan hypo
chondrie. Een man, die dat heeft, denkt
voortdurend, dat hij het loodje legt. Dat
hij op sterven na dood is. Ik ging er
compleet aan kapot. Kon niet meer wer
ken. kwam tot niks zinnigs meer. Ik
slikte alle pillen, die ik te pakken kon
krijgen, want ik was als de dood, dat ik
midden op straat een hartaanval zou
krijgen. Ik moest ook een pil nemen,
voordat ik een straat drufde ovei1 te ste
ken.
Op een middag heeft een vriendin me
meegenomen naar Paviljoen Drie in
Amsterdam. Daar worden de zwaar ge
stoorden verpleegd. Ze heeft me langs
al die bedden gesleurd en na afloop zei
ze alleen: ..Heb je nou nog steeds zo'n
last van je hart Albert?". Ik schaamde
me rot.
Als je nou maar over dat soort dingen
praat heb je een aandachtig gehoor. Het
zijn de rotsoffen, waarmee je het
maakt. En vooral niet te veel praten
over die paar succesjes in je leven.
Broeder Theodul is een gegeven in mijn
leven. Die man was mijn beschermengel
en heeft er voor gezorgd, dat er in mijn
jeugd wat te lachen was. Hij had in dat
klooster een kamertje vlakbij liet fy
sisch laboratorium. Een klein, muf hok
je, waarin hij langzaam verschrompel
de. Ik heb hem daar tot vlak voor zijn
dood regelmatig opgezocht. En als ik
dan bij hem kwam zat hij altijd bij het
raam met een plaid om zijn benen. We
zeiden geloof ik niet al te veel tegen el
kaar, maar het was telkens wel voor
ons beiden een feestje.
Mijn eigen, vader heb ik zegge en schrij
ve één keer gezien. Ik was nieuwsgierig
geworden door de verhalen van moeder
en tante Cor. Alle jongens op school
hadden een vader. Dat was een schitte
rend aureool. „Pas op hoor. anders ver
tel ik het aan mijn vader". Ik had al
leen mijn moeder en tante Cor.
Ik heb een afspraak met hem gemaakt
en op een middag ben ik naar een café
gegaan, waar hij achter een tafeltje zat.
„Zo. dat is ie dus", dacht ik alleen. We
hebben een kwartiertje moeilijk tegen
over elkaar gezeten en gezwegen. We
hadden elkaar niks te vertellen. Ik zat
tegenover een wildvreemde man, die me
niks. helemaal niks deed. Toen ik later
hoorde, dat hij dood was had ik geen
t In de boerderij, die Albert Mol deelt
Li met een in stemming fluweel gehulde
vriend, twee poezen, vier hanen, negen
t hennen, vijftig vogels, tien muizen, een
K bok, de pony Hannibal en een periodiek
r vigelerende zwerfkat, heeft Mol op dit
Fï uur van de dag (het is twee uur in de
t? middag) al 23 auto's berstens vol ver-
L' wachtingsvolle Nederlanders geturfd.
P Meestentijds bevond hij zich bij het ven-
f? ster, als zij passeerden en kon hij gedu-
rende enkele seconden vrolijk Icing
s' zwaaien. Maar het is ook al gebeurd.
F dat hij net in de keuken was. Op zulke
L momenten verlieten de nieuwsgierigen
I hun auto's en betraden ze het erf tenein-
t: de een blik door ée'n der vensters te
fc werpen. Als Mol toevallig op dat mo-
fc ment de kamer binnenkwam maakte bij
m ^enkele eenvoudige piruettes en trok hij
p de bijpassende vouwen in zijn gezicht.
Of hem dat moeite kost? „Geen enke-
K le". meldt hij stralend, .jongen, de ar-
tiest, die dat beweert liegt. Ik durf er
B best voor uit te komen. Ik vind het zalig
Iom herkend te worden. Het wordt pas
vervelend, als de mensen elkaar op
straat niet meer aanstoten en roepen:
„Och gunst Miep, daar heb je die en
gerd uit „Wie van de drie"
Kom nou toch. Laten we asjeblieft eer
twee gaten in mijn handen. En wat ge
beurt en van dat ene boek worden er
350.000 verkocht en van „Haar van bo
ven" nog eens 180.000. Er wordt een
film gemaakt en Mol zit weer in de lift.
Toch hang ik niet aan geld. Luxe zegt
me in teite niks. Er zijn hier binnenhuis-,
architecten over de vloer geweest, die
van mijn boerderijtje een droomhuis uit
Avenue wilden maken. Ze stonden op dc.
deel en riepen: „Als daar nou een ouwe
preekstoel trap komt en op de grond pla
vuizen uit Sparye, kan het heel aar-
dig worden". Ze zagen mij ook al zitten
in een leren crapeaud van 2.000 gulden.
Ik heb ze hartelijk bedankt voor hun ad
viezen en ik heb dc boerderij gelaten,
zoals hij was. Als de zon nu schijnt gooi
ik de staldeuren open en sjouwen we do
tafels en stoelen naar buiten. Ik heb
hief altijd mensen in huis. Soms hoor ik
mezelf met zes borrels in mijn lijf wild
vreemde mensen uitnodigen, die ik er
gens in een kroeg tegen het lijf ben ge
lopen. Meestal zijn ze op dat moment
zelf ook niet helemaal nuchter en herin
neren ze zich de volgende dag mijn aan
bod niet meer. Maar als ze komen,
smijt ik ze in het kippenhok en mogen
ze mee-eten.
Ik ben echt geen Franciscus van Assi-
sie. maar als ik iemand kan helpen, zal
ik het toch niet laten. Wc hebben hier al
schitterende feesten gehad. Ramscs
Shaffy walste dan met een oude boer en
Murjo Floor zwierde rond met de plaat
selijke advocaat. Dat werk. We hebben
hier op de deel concerten gehad met
alle buren erbij en dan was het na af
loop gezamenlijk innemen. Dat kan toch
geen kwaad, want de lucht barst hier
van de zuurstof en het is bijna onmoge
lijk om in dit gezegende land een kater
te "krijgen.
Ik ben nu 58 en hoop het nog zo'n vier
jaar vol te houden op het toneel. Als ik
zestig ben moet ik er mee ophouden.
Een overjarige clown is het meest tries
te. wat er is. Ik ga tegen die tijd wel
wat anders doen. Boeken schryven. Mis
schien mijn memoires.
Achteraf geloof ik niet eens, dat ik kla
gen mag".
Leo Thuring.
LAREN' - Daags nadat hereboer Albert
Mol zich wederom op de vaderlandse
beeldbuis heeft geopenbaard zijn de
schrijnende zegeningen van menselijke
populariteit reeds duidelijk waarneem
baar. Groepen gemotoriseerde vaderlan
ders begeven zich dan op weg naar het
Gelderse Laren, waar zij in de smake
loos bebouwde kom prompt het spoor
bijster raken. Als zij teneinde raad de
gelagkamer van Hotel Wittekamp betre
den, weet de eigenaar reeds, wat hem
de eer verschaft. Hij rijst vanachter de
leestafel op en pakt kladblok en ball
point, want sinds het dorp boer Mol on
der zijn ingezetenen telt komen vreem
delingen zelden meer zijn établissement
binnen om één yan zijn voedzame dag
schotels te bestellen, dan wel bij de tap
kast een brandewijn met suiker te nutti
gen. „Ook zeker bij Mol zijn?", roept
hij al blijmoedig uit de verte, „u bent
vandaag de vijfde. Ik zal het even voor
u uittekenen",