MJ DE ONEDIN LIJN De koning verbood het licht aan te steken DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD ZATERDAG 27 OKTOBER 1973 LEIDSE COURANT pagina 6 'C PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan H-3- Op zijn tenen kwam Salomo heel stille- kleine kreuntjes horen ten teken dat het uit- gaten. Mmmmwil mjij ook mmmammem- tjes de boom binnensluipen. Hij keek toe hoe stekend smaakte. Nu kon Salomo zich niet moep?" ,,lk niet", zei salomo. En zeker niet Paulus een flinke lading stroop op zijn pan- langer stilhouden. Hij kuchte krakend: voor dag en dauw. Dacht jij dat het goed nekoek liet druipen en er vervolgens een ,,AHEM!". ..Mmmmmorgemmm", zei Pau- voor je lijn was om zo vroeg in de morgen royaal stuk afsneed. ..HAP" deed Paulus en lus meteen met een volle mond, want hij had al met pannekoeken te beginnen?", begon ijverig te kauwen. Af en toe liet hij Salomo al een hele poos wel degelijk in de m 3<7-*3 W fi--'r m Juniorenhoek SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper" LUCKY LUKE - „Ma Dalton" EN koning liet eens in zijn stad bekend maken dat er drie dagen en nachten geen licht of vuur mocht branden. Op de eerste avond na dit bevel, zei de koning tot zijn raads heer: „Kom, wij verkleden ons als alledaagse stadsmensen en gaan de straat op om te zien, wie de koning gehoorzaamt en wie niet". Zij trokken alledaag se plunje aan en gingen op stap. De stad was in diepe duisternis gehuld, maar er schenen drie lichten: één fel, één zacht en één heel zwak. „Bijna alle mensen gehoorzamen mij", zei de koning tevreden. „Maar nu wil ik weten waarom de mensen in de verlichte hui zen mij niet gehoorzamen". In het fel stralend huis waren hout hakkers bijeen. De koning luis terde aan het venster. „Wij hout hakkers zijn tegen alles wat de koning beveelt!" riep de hoofd man, „Wij nemen van niemand bevelen aan. Wij kunnen met onze bijlen de hoogste boom te gen de grond krijgen! Wij kun nen ook de koning aan!" Bijna alle houthakkers juichten. Maar een twijfelaar aarzelde: „Misschien heeft de koning een goede reden om drie dagen licht en vuur te verbieden". De hoofdman schreeuwde: „Wij vragen geen reden, wij gaar al tijd dwars tegen elk bevel in!" De koning zei zacht tegen zijn raadsheer: „Die houthakker is een oproerkraaier, hij sleept zijn kameraden mee. Ik zal hem moeten temmen". Toen lie pen zij verder naar het huis met het zachte licht. Daar zagen zij door het venster heel wat mensen bij elkaar. Eén zei er: „Wij, koks en kleer makers hebben onze vuren ge doofd om aan de koning te ge hoorzamen. Maar v/ij hebben onze lampen aangestoken om te protesteren". „Waartegen?" vroeg een ander die er dom uit zag. „Tegen het feit dat de ko ning ons geen reden opgeeft voor zijn vreemde bevel". „Zeer juist"! viel een kok bij. De koning kende deze stem. Hij keek en herkende zijn eigen kok uit de paleiskeuken. „Zeer juist!' zei de paleiskok. „Want als de koning mij een snippen- AFLEVERING 38 èa,,Drie dagen!" Elizabeth staarde hem lijk bleek aan. ,,Het spijt me", zei Daniël neers lachtig. „Maar ik had geen andere keus dan het aan te nemen met alle dank die ik kon op brengen". „Maar als je het hem nu eens uit eengezet had? Als je hem verteld had dat we zouden gaan trouwen? Als je verlof gevraagd had?" hij schudde zijn hoofd. .,Ik heb een maand verlof gehad. Als James", zei hij woe dend, „mijnheer Callon niet tegen zich in het harnas gejaagd had met zijn dolzinnige onder neming, waren we nu al lang en breed ge trouwd." „James", gromde Robert, „krijgt bij zijn terugkeer heel wat te verantwoorden. Ik heb zelf ook nog een appeltje met hem te schillen". Ze zaten in de huiskamer en waren, toen Daniël aarze lend zijn nieuws verteld had, stokstijf als wassen beel den op hun stoel blijven zitten: Robert reikend naar een spaander uit de haard; Sarah gebogen over haar breiwerk; en Elizabeth met open mond voorover leu nend op haar stoel. Alleen Daniël scheen tot bewegen in staat. Hij schuifelde rusteloos met zijn voeten en draaide de rand van zijn hoed rond, rond en nog eens rond, in een marteling van zelfverloochening. „Ik kon niets beginnen", herhaalde hij. „Het is een eenmalige kans". Smekend keken zijn ogen Elizabeth aan. „Dat moet je kunnen inzien". Elizabeth kon echter alleen maar inzien, dat haar huwelijkskansen verder weg schenen dan ooit. „Hoe lang? vroeg ze. Hoe lang blijf je weg?" „Ik zal de snelste reis maken uit de geschiedenis, dat be loof ik je," bezwoer hij haar. „Hoe lang?" hield Elizabeth aan, terwijl een koude angst haar innerlijk overviel. „De normale overtocht," antwoordde Daniël omzichtig, „duurt tachtig tot negentig dagen. Maar ik knijp er een week af, geloof dat maar". „Negentig dagen heen en negentig dagen terug?" De toe komst scheen zich tot in het oneindige uit te dijen. „Plus een maand tot zes weken voor lossen en laden, hè Daniël?" verkondigde Robert en stak zijn pijp aan voordat de spaander zijn vingers tot op het bot ver schroeide. „Na regen komt zonneschijn", merkte Sarah op, onder hernieuwd en verwoed geklik van haar breinaalden. „Je moet leren de deugd van het geduld te beoefenen, Elizabeth. Daniël is binnen een jaar terug; zo onmoge lijk lang is dat niet en het heeft het voordeel dat je vol doende tijd hebt om je uitzet klaar te maken; een uit zet waar je echt mee voor de dag kunt komen". „Alles komt op zijn pootjes terecht", pufte Robert vreed zaam. „Let op mijn woorden". Het was zo onrechtvaardig: zo totaal, onuitsprekelijk en stompzinnig onrechtvaardig! Ze bestormde Daniël met vragen totdat het hoofd van de jongeman gonsde als een bijenkorf en zijn ogen een gekwelde, smekende uit drukking kregen. Maar de vraag, die ze boven alle an dere wenste te stellen, kon niet in het bijzijn van Ro bert en Sarah gesteld worden. Tenslotte nam Daniël afscheid en ze volgde hem tot de winkeldeur. „Lieveling", fluisterde ze. „Wat nu als...?" Hij keek haar met zijn bruine ogen niet-begrijpend aan. Ze voelde zich onzeker en wist niet hoe ze verder moest. Ze probeerde het nog eens. „Die avond Denk je dat...? O Daniël domoor - wat nu als ik in verwachting ben?" Nu ze het eruit gegooid had, schaamde ze zich voor haar belachelijke angsten en wenste ze dat ze niets gezegd had. maar wenste tegelijkertijd dat ze meer over het onderwerp wist; ze was er zeker van dat het op die manier gebeurde, maar een dergelijk verloop tartte iedere logica, hoewel elke zenuw in haar lichaam schreeuwde van: ja, ja, ja! Daniël legde zijn handen op haar schouders en probeerde haar angsten weg te lachen. „Dom gansje," zei hij. „Lief dom gansje. Natuurlijk ben je niet in verwach ting." „Weet je dat zeker, heel zeker?" vroeg ze, in vol ver trouwen op hem. „Eiven zeker als ik van je liefde ben," zei hij ha3r. „Heb je het gevoel dat je in verwachting bent? „Nee - ik weet het niet. Hoe zou ik het móeten weten?" vroeg ze ongelukkig. „Als je het was, zou je het weten", zei Daniël met over tuiging. Hij verborg zijn angst achter een gekscherende toon. In werkelijkheid wist hij het zelf niet. Het was zeer zeker mogelijk. Maar op dit ogenblik had ze alle troost nodig die hij haar geven kon. Daarom bespaarde hij haar de meerdere ellende van de twijfel, onderdruk te zijn eigen onzekerheid en knuffelde en kuste haar angsten weg. „We gaan trouwen", beloofde hij, „zodra ik terugkom. Zul je wachten?" vroeg hij bezorgd. ,0 God, Danië...", was alles wat ze kon huilen. „We laten ons huwelijk inzegenen door een hele verzame ling bisschoppen en ten aanschouwen van de hele be volking. En wat meer is, we zullen een huis vol kinde ren hebben. Je zult de ene baby na de andere krijgen, dat beloof ik je", lachte hij alsof hij haar de poorten des hemels in het vooruitzicht stelde. Misschien gebeurt het wel nooit, dacht hij. Hij had mensen gekend die ja ren getrouwd waren voordat hun eerstegeborene kwam. Nee, besloot hij, het was hoogst onwaarschijnlijk. Ze ontmoeten elkaar nog maar twee keer voordat het schip uitzeilde, en bovendien in gezelschap van Robert en Sarah. Het was afgelopen met de picknicks en de bezoeken aan theaters en variété's. Zijn dagen waren gevuld met het klaarmaken van het schip voor de lan ge reis; en de hare in de winkel met klanten bedienen, schrobben en poetsen en het steeds weer ophalen van een vervlogen droom. Ze keek toe hoe het schip van de kade vertrok, door een hijgende sleepboot ver in de rivier getrokken, totdat de zeilen van de Barracuda opbolden en klapperden in de wind als witte explosies tegen de achtergrond van het gewassen blauw van de westerse hemel. Toen was het schip weg. Ze keerde zich om en sjokte naar huis als een slaapwandelaarster, terwijl ze langzaam tot negein- tig telde en terug, gekweld door een ondraaglijk gevoel van verlies. pastei besteld in de tijd dat er geen snippen zijn, dan leg ik hem uit: Meester, de snippen zijn naar het zuiden getrokken, laat mij ganzenpastei maken. Ik geef een reden op". .Precies!" riep een kleermaker geestdriftig. Ook deze stem her kende de koning: hier sprak zijn eigen kleermaker die hem gisteren nog een nieuwe ko ningsmantel had aangemeten. De kleermaker zei: „Als de ko ning een mantel wenst van rood fluweel juist wanneer rood flu weel op is, dan zeg ik: kies een mantel van andere stof of ande- rè kleur, of wees zo goed te wachten tot de ververs weer rode verf voor fluweel hebben". Alle koks en kleermakers waren het hiermee eens en protesteer den levendig. Terwijl de koning verder liep, zei hij tegen zijn raadsheer: „Ik vind protesteren soms heel ver standig, als het maar netjes ge beurt, zoals hier". Zij kwamen nu aan het huis met het zwakke schijnsel. Daar zagen zij door het venster drie meisjes bij een afgeschermd lichtje, gebogen over borduurwerk. „Ach", klaagde de oudste, „mijn ogen prikken van het slechte licht. Als de koning eens wist hoe moeilijk het is ons brood te ver dienen bij een strenge meeste res, dan zou hij niet verbieden de lamp aan te steken. Ik wou dat ik getrouwd was met de kok van de koning, dan hoefde ik i niet meer te borduren en had altijd genoeg te eten". „Nou", zei het tweede meisje, „ik zou nog liever trouwen met de kleermaker van de koning. Dan had ik altijd mooie kleren die ik niet zelf hoefde te maken". Maar het jongste meisje zei: „Ik zou met de koning zelf wil len trouwen. Dan had ik genoeg te eten, mooie kleren èn een wijze man". „Hoor haar, wat een verbeelding, ze wil trouwen met de koning", lachten de zus jes. Maar de jongste vroeg: „Wat zou den jullie je man als geschenk geven?" „Geven??" antwoordde de oudste. „Ik zou mezelf toch aan de kok geven! Hij kreeg dan een vrouw die van lekker eten houdt. Ik zou glanzen van voldoening en daaraan zou ie dereen zien dat hij een goede kok is". „En ik", zei het tweede zusje", ik zou mijn kleermaker een vrouw geven die de mooiste kleren droeg. Iedereen zou aan mij zien dat mijn man zijn vak ver stond. Maar jij, vroeg ze de jongste, „wat zou jij je bruide gom geven?" een maan erop", zei ze. „Het zou een wens zijn: dat wij een zoon zouden krijgen zo sterk als een leeuw, en een meisje dat lacht alsof de zon schijnt en huilt alsof de maan schijnt". De koning hoorde wat de meisjes bespraken. Toen schrok hij van een krijsende stem uit de ka merhoek: „Geen praatjes maar draadjes!" riep daar de meeste res Zij kwam in de lichtkring en de koning zag een ijzig strenge vrouw die de handen in de zij zete. En niemand zou een woord tegen haar in durven brengen... E volgende dag liet de koning eerst in de stad bekend ma ken dat hij vuur en licht voor drie dagen verboden had omdat olie en brandstof schaars wa ren. Toen voelden de koks en kleermakers zich tevreden. Daarna liet de koning de drie bor duursters ontbieden. Het oudste meisje werd naar zijn keuken gebracht, waar de kok haar de heerlijkste gerechten moest voorzetten. Het meisje verliet i de keuken pas, nadat zij glans de van voldoening en nadat de kok haar had gesmeekt zijn vrouw te willen worden. Het tweede meisje werd naar een kamer gevoerd waar de kleer maker haar een fluwelen man tel moest aanmeten. Toen de keiermaker haar de maat nam, zag hij dat haar maten de fraaiste van het land waren en hij vroeg haar terstond met hem te trouwen. Nu bleven de koning en het jong ste meisje over. „Wat gebeurt er als ik je naar huis stuur?" vroeg de koning. Het meisje sloeg haar ogen neer en huilde. Het leek of de zon verduisterde en de maan treurig scheen. „Wat gebeurt er als ik je vraag met mij te trouwen?" vroeg de koning. Zij sloeg haar ogen op en lachte. Het leek of de zon midden in het paleis stond! Ten slotte stuurde de koning deze boodschap naar de oproerige houthakker: „De koning ver biedt de grote houthakker om te trouwen met de borduur-meeste- res! ,Ik ben tegen de koning!" schreeuwde de houthakker, ga loppeerde naar de meesteres en trouwde met haar op staande voet... Vanaf die dag was er niemand meer tegen de koning, want de houthakker durfde zijn mond niet open te doen uit angst voor zijn ijzig strenge vrouw met de handen in de zij- Als je je vriendjes of vriendinnetjes eens wilt verbazen, moet je vra gen of ze ook zo razendsnel dat beest kunnen tekenen als jij. Kunnen ze vast niet. Jij wel, met een trucje. Je legt je linkerhand met enigszins uitgespreide gers op een stuk papier en gaat met een potlood gewoon langs je vingers en had. Da nverleg je je vingers een klein stukje, zon der je duim te verplaatsen, en doet het nog eens om die kamer goed te kunnen tekenen. Kopje afmaken, kwabbetjes eraan, pootjes erbij en klaar ben je. Niemand kan hei zo snel als jij )e regentijd is weer aangekomen. Maak je niet kwaad want dat betekent hier niets vergeleken met Cherrapungi, een plaats in Indië. Daar regent het 't hardst India. Daar regent het 't hardst van alle plekken op de wereld. Trouwens', in Londen weten ze er ook van mee te praten. Daar valt elk jaar 635 millimeter re gen, in New York zelfs 1090 mm. In de Noorse plaats Bergen loopt men ook heel dikwijls met de paraplu. Er valt jaarlijks 1850 millimeter regen. Maar Cherra pungi met meer dan tien meter spant de kroon Oplossing van vorige week Mond 1 hoorde bij gezicht C, mond 2 bij B, mond 3 bij D, mond 4 bij E en mond 5 bij A - Op de acht tekeningen zie je een mannetje dat aan het hengelen is. Hij heeft wat gevangen en daarom kijkt hij zo blij. Maar niet alle tekeningen zijn hetzelfde. Twee zijn precies gelijk. Welke twee?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 6