Sy
Een lelijke aa rdappelneus
en een mooie vlecht
w
A
DE ONEDIN LIJN
ZATERDAG 20 OKTOBER 1973
PAGINA ll 'f
PAULUS DE BOSKABOUTER - De Hooikooi
Door
JEAN
DL'LIEU
N—97 Mopperend droop Eucalypta af. zou haast medelijden met haar krijgen," riep Eucalypta woedend. „Van je hoepsa
„AHi?s wat maar mislukken kon is mislukt", lacht Paulus. De twee wijze vogels barsthela hip. Eucalypta, krijg de pip," joelden
hoorde Paulus haar klagen. „Nou is Kraten weer uit in het lied waarmee ze de Oehoeboeroe en Salomo. Toen hief de heks
kras ook weer de ouwe! Precies dezelfde heks al eerder getreiterd hadden: „Van je haar armen ten hemel en zwaaide machte-
kale magere soepkip waar ik niet eens een hoep hoep hos, Eucalypta is de klos!" loos met haar vuisten, voor ze tussen de
behoorlijk potje van kan koken. BA!". „Je „Hou toch je snavels dicht, pestkoppen," bomen verdween.
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper"
LUCKY LUKE - „Ma Dalton'
Juniorenhoek
Ver over de groene vlakten en de
blauwe bergen strekken rich
donkere wouden uit. Daar mid
denin liggen onder de open he
mel een paar dorpen verspreid,
In een van die dorpen woonde
ee man met zulk een lelijke
aardappeJneus dat geen enkel
meisje met hem wilde trouwen.
In een ander dorp woonden zeven
mooie zusjes. Ze leken precies
op elkaar met even roze wan
gen, lachende ogen en lang#*
zwarte vlechten, en met even
Vlugge benen. Toch was er ver
schil, maar dat zag je zo gauw
niet: het oudste zusje, DaniM,
was handig en slim en de ande
re zes kon Je niet anders dan
dom noemen. De handige maak
te voor zichzelf en voor de zus
jes kanten bloeses om 's zomers
te dragen, geborduurde vesten
van schapevacht voor 's win
ters, en rozenkronen met lange
linten voor elke zondag, want zo
hoorde dat daar In die tijd.
Op een vroege voorjaarsdag liep
Danila het bos in om te kijken
of de wUde viooltjes al bloeiden.
En Juist op die dag ging ook
Aardappelneus naar het woud
om te zien of de winterstorm
veeü takken had afgerukt. De
twee kwamen elkaar tegen en
om een praatje te maken, zei
de man: „Wat een mooie scha
pevacht!„Ja", zei het meisje,
„die heb ik zelf gemaakt." „Zou
je er voor mij ook een kunnen
maken?" vroeg hij. „O jawel",
antwoordde ze om maar van
hem af te zijn. „Breng hem dan
over een maand hier", vroeg
hij. En zij zei dat ze dat zou
©PIB
Dit Is een heel moeilijke opgave. Je ziet vijf gezichten met daarboven
vijf monden. Die gezichten horen bij mensen die lachen, kwaad
zijn, op iemand brommen, schrikken en twijfelen wat ze zullen
doen. Maar welke mond hoort daar nou bij? Je kunt aan de ogen
ook al een beetje zien hoe hunstemmingis.
hard dat zij achterover knikte.
Vliegensvlug haalde hij een mes
uit zijn zak en sneed in één
haal de zwarte vlecht af. Het
meisje vluchtte naar huls en de
man, die nog riep: „Ik zal jou
wel krijgen!" keerde terug naar
zijn eigen dorp.
doen. maar ze was het helemaal Lieve hemel... ik zal Jou wel krij-
niet van plan. gen, had hij geroepen. Zou hij
De maand was nog niet om en bedoeld hebben: ik krijg Jou
toch kwam ze Aardappelneus nog wel tot vrouw? Maar met
weer tegen. „Hoe staat het met
mijn vest?" vroeg hij. „Best",
antwoordde Danila. „Ik zal er
Je een gouden daalder voor ge
ven", zei hij. En dat was heei
veel. Maar het meisje was niet
van plan een steek uit te voe
ren. De maand was om en of
schoon Danila zich nu voor alle
zekerheid niet meer buiten het
dorp waagde, ontmoette ze hem
toch weer. En nu nog wel ou
haar eigen marktplein, juist
toen er geen kip op straat liep.
„Is het vest klaar?" vroeg de
man. „Nee!" riep ze flink. ,.Ik
ben er niet aan begonnen en zal
het nooit maken ook!"
„Dan neem ik jouw vest en hier
is de daalder!" schreeuwde
Aardappelneus. Hij mikte het
goudstuk precies in haar schort
zak en strekte zijn hand uit
naar het meisje. Maar met haar
vlugge benen dacht ze te ont
snappen, zij met haar vest...
Maar de lange vlecht slierde
achter haar aan en die kon de
man net grijpen. Hij trok zo
AFLEVERING 32
Een huurrijtuig met een boegkreupel scharmin
kel van een knol ervoor zette Callon af bij
Casa Braganza, Exportador de Vinhos, oogvei-
blindend wit gepleisterd gebouw met diepe nis
vensters in de wijk Cidade Baixa. met uitzicht
oh de haven.
Callon trok aan de bel en een portier in een olijfgroen
uniform opende een soort zijpoortje en ging hem bui
gend voor naar een koele binnenplaats met varenpal-
men en beschaduwd door pergola's van langs espaliers
geleide wijnstokken.
De portier droeg zijn verantwoordelijkheid over aan een
klerk in een gekreukt linnen kostuum. Deze op zijn
beurt ging Callon voor een trap op en een grote anti
chambre door naar het privé-kantoor van Senhor Bra
ganza.
firmino de Deus Braganza was een klein, bedrijvig man
netje met een keurig Napoleon III-sikje en aalvlugge
bewegingen. Hij stond op van achter zijn bureau en be
groette zijn bezoeker met uitgestrekte handen en de
voldoening van een man die een vereerde metgezel bij
diens thuiskomst verwelkomt.
Senhor Callon! Wat een buitengewoon genoegen!" Zijn
Engels was vloeiend en volmaakt van uitspraak bij
na tè volmaakt, al had hij nog wel de Portugese ge
neigdheid om klinkers te sterk te beklemtonen en sis
klanken enigszins te verwaarlozen.
Aangenaam onze kennismaking te hernieuwen, Sien-
joor", knorde Callon, terwijl hij hem de hand schudde
fn met zijn volle gewicht neerplofte in een protesterend
krakende rieten stoel die door de klerk werd bijgescho
ven. Nadat hij Callon van zijn hoge hoed had ontlast,
verdween de loonslaaf buigend door de brede dubbele
deuren. Braganza's witte tanden schenen over zijn ge
zicht te flitsen.
„U drinkt toch zeker wijn. Senhor?" Geluidloos gleed hij
door de kamer en schonk twee hoge, slanke glazen vol
koele, bleekgroene wijn. „Vinho verde. Op uw gezond
heid, Senhor".
Callon begon dorstig te drinken, terwijl buiten de zon
kookte in een azuurblauwe lucht en door het brede
openslaande raam de kreten binnendrongen van si
naasappelverkopers en vishandelaren en venters met
veters en schoeisel en kruiderijen.
Braganza hief zijn glas en keek uit over de haven. Callon
wenste geprikkeld, dat die vervloekte Portugees eens
zou ophouden met door de kamer te fladderen en zou
gaan zitten en als een verstandige kerel ter zake zou
komen. Hij onderdrukte zijn woede, vertrok zijn gezicht
in een beminnelijke grijns en diepte een bundeltje papie
ren uit zijn leren portefeuille op.
„Mijn bezoek dient", begon hij, „om ons nieuwe con
tract te bespreken".
Braganza trok zijn schouders op en spreidde zijn handen
uit. „Zaken, zaken. Altijd maar zaken!" Hij zuchtte.
„Jullie Engelsen hebben zo'n duivelse werkkracht. Wa
ren mijn landgenoten maar van hetzelfde laken een
pak. Nog een glas wijn, Senhor?" Hij schonk de glazen
weer vol, terwijl Callon de gelegenheid te baat nam om
de nieuwe contracten op de lessenaar uit te spreiden.
„Ik £el voor", zei hij, „om de vrachtkosten met twee en
een kwart procent te verlagen". Met een zelfvoldaan air
leunde hij achterover, wachtend totdat Braganza aan
het aas zou knabbelen.
„Ik ben overweldigd door zoveel edelmoedigheid, Sen
hor", zei Braganza. Callon knikte en nipte aan zijn
wijn. De ironische klank in Braganza's stem ontging
hem.
De kleine man raapte de stukken op en nam ze mee naar
het raam. „U zult nergens betere voorwaarden krijgen,
da't verzeker ik u", zei Callon en hij wenste opnieuw
dat die verhipte kerel aan zijn schrijftafel zou blijven
zitten zoals een Engelsman in plaats van bij het ver
vloekte raam te staan drentelen.
Braganza bestudeerde de papieren met de tijdverslinden
de nauwgezetheid van iemand die woord voor woord in
zijn geheugen wil prenten. Af en toe pauzeerde hij om,
schijnbaar in gedachten verzonken, uit het raam te sta
ren. Callon zat rusteloos op zijn stoel te draaien. „Be
vredigend?" informeerde hij, niet in staat zijn ongeduld
langer te bedwingen.
Braganza gluurde over de rand van het contract. „Méér
dan bevredigend", zei hij mild. „Mag mag ik zo onbe
scheiden zijn te vragen waarom?"
„Omdat u het verdient", zei Callon. „Een reëel bewijs
van welwillendheid als tegenprestatie voor een langdu
rige en batige relatie tussen onze beide firma's".
Braganza glimlachte en keek weer uit het raam.
„En u had zó'n haast om me dat goede nieuws te bren
gen dat u per pakketvaarder hierheen kwam? Ik ben
zeer vereerd, Senhor".
Ditmaal was de ironie onmiskenbaar. Callon keek hem
argwanend aan. Er ontging de man niet veel. Hij
moest gezien hebben dat de Firefly het anker liet val
len waarschijnlijk zelfs vanuit ditzelfde raam. In
dat geval had Braganza hem vermoedelijk aan wal
zien komen. En dat betekende dat hij verwacht werd.
„Het is een van mijn stelregels voor het zakendoen, dat
directeuren altijd met directeuren behoren te onderhan
delen". Callon ging rechtop zitten, leunde voorover en
legde zijn handpalmen op tafel, zijn geliefkoosde hou
ding als hij op tegenstand stuitte.
„Een bewonderenswaardige instelling", zei Braganza.
„Als u de voorwaarden aanvaardt", zei Callon. weer ter
zake komend, „en gunstiger voorwaarden krijgt u ner
gens, wilt u misschien zo goed zijn uw handtekening te
plaatsen".
Braganza schudde zijn hoofd. „Nog niet, nog niet meteen,
Senhor Callon".
Opnieuw keerde hij zich af en staarde uit het raam. „Ik
zie dat er zojuist nóg een Engels schip voor anker ge
gaan is". Hij nam een in koper gevatte kijker van zijn
haak aan de muur, steunde hem tegen de binnennegge
en stelde hem zorvuldig in.
„Een topzeilschoener", verklaarde hij. „Met rode zeilen
en een blauwe rederijvlag met een witte cirkel erop".
Terwijl hij de kijker liet zakken, keerde hij zich om en
vroeg Callon glimlachend: „Kent u die rederij, Sen
hor?"
„Voor mij is hij nieuw", antwoordde Callon dubbelzinnig.
Braganza drentelde terug naar zijn schrijftafel, nam in
zijn stoel plaats en schoof Callon een kistje sigaren toe.
„We wachten nog maar", kondigde hij aan en lachte zijn
dunne, razend makende glimlachje.
i'n lelijke kerel wilde de mooie
Danila niet trouwen. „Ik moet
zorgen dat hij een van mijn zus
jes aanziet voor mij. Maar hi|
kan me natuurlijk herkennen
omdat Ik geen vlecht meer
heb..." Thuisgekomen vertelde
zij haar zusjes dit leugentje:
dat een man met een aardap-
peilneus haar had willen ontvoe
ren. maar alleen haar vlecht te
pakken had gekregen. Nu was
het daar in die dorpen tussen de
wouden over de groene vlakten
en de blauwe bergen, het aller
ergste wat een meisje overko
men kon: korte piekharen te
hebben. Danila vroeg dan ook
aan haair zusjes: „Geef mij al
lemaal een kleine streng van |e
haar, dan kan lk daar een valse
vlecht van maken." Maar zo
veel hadden de zusjes niet voor
haar over. Die avond borstelden
zij hun lange haren lange tild
en met de grootste zorg, vóór
zij in bed stapten. Dit maakte
Daniila wraakzuchtig. Toen het
licht a! uit was, fluiterde ze:
„Horen jullie niets? Aardappel
neus sluipt om het huis, hij
komt alle vlechten afnijden."
De meisjes kropen diep onder de
dekens, maar de slimme Danila
zei: „Kom allemaal bij mil in
bed, hij zal er geen zeven tege
lijk aandurven." Haastig glipten
de bange zusjes in het bed van
de oudste en lagen daar dicht
tegen elkaar aan te luisteren.
Ze hoorden eikaars hart bonzen
en hun adem hijgen en ze dach
ten het hart en de adem van
Aardappelneus te horen. Zo zag
Danila in het donker kans om
de zes vlechten van haar zusjes
aan elkaar vast te knopen. Toen
dat gebeurd was. kriebelde ze
met haar vingens over de
twaalf meisjesbenen en riep:
„Een muis in bed!!" Gillend
gooiden de meisjes de dekens
weg en sprongen op. Maar zi|
vielen met hun hoofden tegen
elkaar aan en dachten dat
Aardappelneus aan hun vlechten
trok. „Dani'la, help!" smeekten
i. Het slimme zusje nam haar
Met het zwarte vierkant kun je van alles doen. Allereerst moet je de
stukjes netjes uitknippen en op karton plakken. Je krijgt dan zeven
dat vierkant nog kunt maken. Je kunt ook een rechthoek ervan
stukjes. Probeer eerst eens of je, zonder nog in de krant te kijken,
maken of een ander figuur maar je moet wel altijd alle zeven stuk
jes gebruiken anders is er geen kunst aan. Aan de voorbeelden kun
je zien dat je er ook allerlei andere dingen van kunt knutselen;
een schip, een hond en nog veel meeer. Probeer zelf nog meer figu
ren te bedenken.
niet weg uit het dorp, en het
duurde niet lang of hij kwam
Danila tegen. „Hei!" riep hij en
trok aan haar vlecht... daar
hield hij de rozenkroon met
vlecht-en-al in de hand. Danila
met de piekharen stond voor
hem. „Waar is mijn vest?" beet
hij haar toe. Maar zij antwoor-
geen vest".
grote"sc'haar "en" knl^e," kü'lp^ "Ie |"h' J* mll '?ch .be'°°'<!
knap, In zes knippen de vlech
ten af. „Aardappelneus is zo ge
schrokken van ons gegil, heb |e
hem niet horen deghoilen?"
vroeg ze. „En de muis?" rilden
de meisjes.
Danila zei: „Die heeft de vlechten
aan elkaar geknoopt maar ik
hem hem ook middendoor ge-
kniot." Nu waren do zusje3 op
gelucht.
„Kom", besloot de slimmerd, „Ik
verdeel de zes vlechten in ze
ven. Dan maak ik rozenkronen
voor elke dag, hang er de vlech
ten aan en niemand zal weten
dat wij korte haren hebben."
Zij zette zich meteen aan het
werk en de volgende morgen al
hepen de zusjes met allerliefste
rozenkronen voor elke dag rond.
Lange vlechten dansten op hun
rug. Maar Aardappelneus bleef
en ik heb immers Je vlecht af
gesneden", zei hij. Maar het
meisje zei: „Man, wat praat Je.
Mijn hele famflie heeft kort
haar, dat is bij ons gewoonte.'
En om het te bewijzen, nam ze
hem mee naar huis. Daar stond
hij paf van zeven mooie meisies
met rozenkronen op piekharen
met vlechten.
Maar nu zul Je merken dat meis
jes wel op elkaar kunnen lijken,
en toch anders zijn! De jongst»
vond Aardappelneus helemaal
zo lelijk niet en best aardig..
Nou dan! Al gauw werd er brui
loft gevierd in het dorp tussen
de wouden. Aardappelneus was
de bruidegom en het Jongste
zusje de bruid. Zij droeg een
dubbele rozenkroon met zoveel
linten dat Je de vlecht bijna niet
meer zag.
Weer zo'n dier dat in lang vervlo-,,
gen tijden leefde. Zo'n tweehon
derd miljoen jaren geleden kor£
men aan de kusten van Midden
Europa deze Tanystropheus te
genkomen, die tot de famili£
van de hagedissen behoorde. Al*-
thans, dat wordt aangenomenZ
door de geleerden. Maar hij wa£
veel langer, vier meter. Zijn hals-
alleen al was twee meter langZ
de staart 130 centimeter en voor
de rest bleef er dus niet zo veeC
over. Het vreemde van de haldl
was dat er maar tien halswervels-
in zaten, zodat dit beest hijntu
met een „stijve nek" rondliep."
Die hals hoefde ook niet zo buig
zaam te zijn want hij kon er£
voldoende eten mee langs de
kust machtig worden.
Oplossing van
vorige week
4 en 6 zijn hetzelfde.