i Pompeiiaanse schilderkunst Wat rest er van de eerste morgen? ER BESTAAT GEEN MAAR ZE IS IN BEN HAAG WEL PRACHTIG TE ZIEN In de tijdschriften Wijlen Jan Walravens heeft eens een bloemlezing' uitgegeven die Waar is de eerste Morgen heette. 4ij diende daarmee de avant-garde en hij had er •eel succes mee. Hij was altijd een hartstochtelijk erdediger van het nieuwe. Hij schreef daar vele be bouwingen voor. Hij heeft, zoals men weet, ook en- kle romans geschreven. Onder de titel: „Wat rest ci van de eerste morgen"? probeert Eric de Beek mte gaan wat zijn betekenis voor het vlaamse cul- tu^ie leven was. Hij doet dat in het vlaamse tijd- sclift Kreaticf, dat zich op literair- en kunstcritisch geled beweegt. Hij zegt er niet te houden van Walra- ven creatief proza dat hij ouderwets vindt met een opglegd modern, frans tintje. Ook'e problematiek van Walravens kan hem weinig bekom. „Noch zijn stijl, noch de konstruktie van zijn iVians, noch de thematiek heeft mij kunnen doen gelovq in de kunstenaar Walravens. De machteloos heid i de hopeloosheid vind ik veel intenser terug .n b.voe Avonden van Van het Reve Het pro bleem van de vrijheid is nog altijd het meest over tuigend bij Sartre, en ik zou nog wel een tijdje door kunnen gaan. Als romancier vind ik Walravens te verwaarlozen. Speciaal essayist Als essayist moet hij zeker een grote invloed hebben uitgeoefend. Hij heeft het existentialisme en in min dere mate, het surrealisme helpen verspreiden in Vlaanderen. Hij heeft de aandacht gevestigd op een groot aantal kunstenaars, zowel literaire als plasti sche; hij heeft echter ook een heleboel dingen niet gezien. Maar wat hij wel kende en wat hij wel over die werken en kunstenaars geschreven heeft, ver dient ook nu nog onze aandacht. En over de histori sche figuur Jan Walravens, de essayist en voorvech ter van de avant-garde, zoals ik die nu ken uit zijn teksten: hoed af, zo'n vent bezitten we niet meer". In het Hollands Maandblad is evenals destijds Jan Walravens, J. M. van Dijk ook voor de vernieuwing zij het op een geheel ander gebied. Naar aanlei ding van The Lonely Crowd, De eenzame menigte van D. Riesman en anderen, schrijft hij over het fe minisme. Hij verhoopt daar heeL van, „vrouwen zou den bijvoorbeeld evenredige vertegenwoordiging van de sexen in alle vertegenwoordigende lichamen kun nen eisen". Maar hij vindt wel, dat ze daarbij an ders dan meestal tot nu toe te werk moeten gaan. „De integratie, de opneming", stelt hij vast, „van Hutts biologische feiten binnen Riesmans sociologi- sche theorie werpt eèn nieuw licht op de huidige vrouwenbeweging. De aldus verkregen biosociologi- sche theorie verklaart de plotselinge opbloei van de beweging. Dfe théorie stelt bovendien een zekere overwinning in het vooruitzicht. Vrouwenemancipatie is geen modegril maar een onvermijdelijk gevolg van de overgang naar de post-industrieifle maat schappij. De gelijkheidsideologie is een begrijpelijke reactie op de eeuwenlange discriminatie van de vrouw. Deze ideologie betekent echter in feite een capitulatie voor de bestaande mannenmaatschappij. Zonder be grip voor de psychologie van de sexen is het boven dien onmogelijk om de mannenoverheersing, het pa triarchaat met succes te bestrijden. Tenslotte ont neemt de gelijkheidsideologie de vrouwenbeweging de mogelijkheid om de beweging theoretisch te fun deren. Door zichzelf te verloochenen geven de vrou wen hun sterkste troeven uit handen", Er staan in het Hollands Maandblad bovendien gedichten van Guépin en Ethel Portnoy heeft er "over nachten in de tuinen van Amsterdam-West, Nuits dans les jardins d'Amsterdam Ouest en over Floris en diens avonturen. Literair Paspoort houdt de lezer weer op de hoogte wat er voor nieuws - ook in pockets - in het buitenland verschijnt.Jacques den Haan doet daar, als altijd, druk aan mee. Hij heeft het in het laatste nummer over een interview dat destijds in Playboy verscheen, een interview met de russische dichter Yevgeny Yevtushenko. In dat interview ver telt de russische dichter ook over collega's. Het gesprek komt op een bepaald ogenblik op Vladi mir Nabokov. Yestushenko vertelt hoe hij een russische dame eens Nabokovs vaardigheid hoorde definiëren. „Wanneer ik Nabokov lees", zei ze, ,heb ik de in druk of ik het gekletter hoor van glinsterende chi rurgische instrumenten op een marmeren vloer". Daar zit iets in, maar, bij'nader inzien, toch niet zo heel veel, bepaald niet alles. Yevtushenko verzekert in dat interview zelf, dat Nabokov cr desperaat naar verlangt naar Rusland terug te keren: „perhaps he just wants to be 14 years old and meet that girl again", misschien wil hij alleen maar weer 14 jaar zijn en dat meisje van toen ontmoeten. Daar zit meer in lijkt ons. „Dat gaat", meent Jacques den Haan, „voorzeker op voor Nabokovs roman Glory-Podvig, die hij om streeks 1930 schreef, maar die veel later uitkwam. De roman van Martin, zijn kinderjaren in Yalta, Bia- ritz, later de ballingschap, studiejaren in Cambridge, landarbeider in Provence, de hopeloze liefde voor Son ia". Sonia lust hem niet en ze schrijft dat Martin ook. Martin gaat terug naar zijn vaderland. Deze roman, stelt den Haan vast, „staat krom van heimwee cn nostalgie", maar hij hoort er geen chirurgische in strumenten op marmeren vloeren kletteren. alles zorgvuldig moet wor-' den opgemeten, gefotogra feerd en beschreven. Ook geldt dat zoveel mogelijk alles op zijn plaats moet blijven en schilderingen weghakken is er tegen woordig bepaald niet .meer bij. Toch heeft de „barbaar se" methode die onder ko ning Karei III in 1734 be gon achteraf gelukkige ge volgen gehad. We noemen niet eens op de eerste 'plaats het feit dat we an-' ders deze schilderingen nooit in ons land hadden kunnen zien. Maar belang rijk is dat de losgewerkte fragmenten in Napels re delijk geconserveerd wer den. Veel beter dan schil deringen'die later vrijge- legd werden en - blootge steld aan de elementen - vaak snel hun ondergang tegemoet gingen. Met spijt kan men nog kennis nemen van foto's die en kele tientallen jaren gele den van vrij gave kunst werken genomen werden die sindsdien reddeloos verloren gingen. Italië's noodlot Het is het noodlot van Ita lië dat uit alle tijden een zo grote kunstzinnige na latenschap heeft dat ze eenvoudig weg niet te con serveren, te beschrijven en te behoeden is op de manier waarvan onze tijd wel de mogelijkheden kent, maar niet over de nodige mankracht en geld middelen kan beschikken. Pompeii deelt dat lot met Venetië, met Pisa, met Rome. Zelfs hulp uit de gehele wereld - de ten toonstelling laat zien dat Portret van een echtpaar affiche van de tentoonstel ling siert. Een prachtige sterke schildering van een echtpaar dat wonderlijk goed bewaard is gebleven. Even mooi haast, zij het minder krachtig, is een meisjesportret in medail lon. Zij is, evenals het echtpaar, afgebeeld met schrijfgerei en ze heeft een soort- van Mona Lisa- achtige ondoorgrondelijk heid. Het heeft weinig zin om uitvoerig in te r n op de rond tachtig tï; ;r.ienten die in Den Haag te zien zijn. De tentoonstelling spreekt voor zichzelf én de toelichtingen bij de stukken zijn ruim en dui delijk. Wel moeten we even wijzen op het gevaar dat men het geëxposeerde als een schilderijenten toonstelling gaat zien. Het betreft hier tenslotte geen losse schilderijen, maar vrij willekeurig uitgehakte fragmenten van wandde coraties die alle wanden van een kamer bedekten. Soms gemaakt door ken nelijk voortreffelijke kun stenaars, ook wel (men kan het eveneens op de tentoonstelling zien) door vrij onhandige handwerks lieden. Men moet eigenlijk zo'n compleet vertrek zien om het wezen van deze schilderkunst te kunnen begrijpen. Villa der Mysteriën Op de tentoonstelling kan dat. Er is n.l. een recon structie op ware grootte van een beschilderde eet kamer. Door geraffineer de belichting geeft deze reconstructie (met kleu renfoto's) de illusie van echtheid. Men kan er zien hoe zo'n zaal is opge bouwd met onderstuk, pa nelen en medaillons en met een doorlopend fries aan de bovenkant. Op deze manier kan men zich eén indruk vormen van de manier waarop de frag menten in een groot ge heel waren ingepast. Het aardige van deze recon- Portret van een meisje De eerste opgravingen werden halverwege de 18de eeuw uitgevoerd op last van de „Koning dei- beide Siciliën". De man was geïnteresseerd omdat hij ër-een mooi verzamel object in zag dat de mu ren van zijn paleis in Na pels kon sieren. Hij liet de ■fraaiste fragmenten los- Nederland op bescheiden schaal ook in Pompeii werkzaam is - kan hier niet voldoende uitkomst bieden. Specialisten hebben vast gesteld dat er in Pompeii vier stijlen te onderschei den zijn, dat er sprake is van een duidelijke evolu tie. De catalogus licht hierover boeiend toe al is nog lang niet alles weten schappelijk vastgelegd. Moeilijkheid daarbij is o.m. het feit dat waar schijnlijk werd uitgegaan van voorbeeldenboeken die motieven bevatten die soms lang voor de „eerste stijl" al vaststonden. Die motieven zijn vaak ontleend aan de mytholo gie. De Griekse goden en godinnen figureren er dik wijls, waarbij de Dionysi-' sche cultus een belangrij ke en vrijmoedige plaats inneemt. Ook bij de schil deringen blijkt invloed vanuit Egypte, o.m. door afbeelding van Nijlland- schappen en voorbeelden van de Isis-cultus. Maar ook de schilderkunst toont voorbeelden uit het dagelijks leven. Zo is er een kostelijk fragment met een bakkerswinkel en niet minder kostelijk van een vrouw die kleine Amorbeeldjes verkoopt. De* kwaliteit is zo ver schillend als men kan ver wachten bij een collectie die „toevallig" gevonden is. Ook als men uitgaat van het feit dat het hier om een decoratiekunst ging, dikwijls om kopieën van Griekse originelen, kan men rustig stellen dat de beste stukken voorna me kunstwerken zijn. Neem bijvoorbeeld een viertal zwevende vr&uwen- figuren, de jaargetijden waarschijnlijk, zo onge meen gracieus. Neem een klein fragmentje met een mandje op een witte grond, dat van een Mo- randi-achtige verfijning is. Er zijn kostelijke medail lons met vogeltjes, gedurf de architectuurschilderin gen, kapitale figuurstuk- Het mooist van allemaal is wellicht het beroemde dubbelportret dat men in alle boeken over Pompeii vinden kan en dat ook het. Fragment met een mandje op een witte grond structie is overigens dat het origineel niet meer als zodanig aanwezig is. Fragmenten ervan werden destijds verspreid en han gen in verschillende mu sea te Parijs, New York, Napels en Amsterdam (Allard Piersonmuseum). De beroemdste van alle schilderingen in Pompeii is het fries uit de „Villa der Mysteriën", op enige afstand van de stad gele gen. Ze omvat verschillen de voorstellingen, even boeiend als raadselachtig, en is in haar prachtige kleuren voortreffelijk be waard. De reeks bevindt zich nog steeds op haar oorspronkelijke plaats, maar de inrichters van de tentoonstelling hebben te recht gemeend dat dit top stuk" van de schilderkunst uit Pompeii niet mocht ontbreken. Het is nu aan wezig in de vorm van 90 cm. hoge kleurendia's, aangebracht op de hoogte waarop ook het origineel zich bevindt. Dgze schilderingen zijn voor de kunsthistorici werkelijk een mysterie ge weest en talrijke pogingen zijn gedaan om tot een verklaring te komen. Meestal ging men er daarbij van uit dat het hier om huwelijks- of in wijdingsriten ging. Prof. 'Bastet wijdt in de catalo gus een afzonderlijke stu die waarin hij zowel het een als het ander afwijst. Hij doet dat op dermate sterke gronden dat deze publicatie ongetwijfeld ruime aandacht in de in ternationale kunstwereld zal trekken. Voor de gewone bezoeker zal dit wellicht van min der belang lijken, maar het is ongetwijfeld een ge lukkig feit dat de exposi tie aan haar verblijf in Den Haag (na Parijs en Essen) een stuk weten schappelijke arbeid over houdt dat van blijvende waarde zal zijn als straks alle stukken weer veilig en wel in de oorspronkelij ke collecties terug zullen zijn. Vg. Medaillon met Dionijsus met een maenade Pompeiiaanse schilder kunst is een begrip zoals de Italiaanse Renaissance dat is of de Hollandse Ze ventiende eeuw. Terecht valt op de grote Pompeii- tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum de sterkste nadruk dan ook op dit facet van de vondsten van de Vesu- vius-steden. Toch dreigt hier een misverstand. Prof. F.L. Bastet wijst er met nadruk op in een van zijn opstellen in de catalo gus. Er is in feite name lijk helemaal geen sprake van een specifieke Pom peiiaanse schilderkunst. Wat in Pompeii gebeurde was dat door een „geluk kige catastrofe" een be schaving onder de as werd gelegd zoals die zich destijds in het gehele Ro meinse rijk manifesteerT de. Dat gold ook voor de schilderkunst die in feite een nabloei was van de! klassieke kunst van Grie kenland. Ze werd waar schijnlijk voor het groot ste deel door Grieken uit gevoerd aan de hand van voorbeeldenboeken die steunden op de klassieken. Maar van de klassieke schilderkunst is (uitgezon derd vazenbeschildërin- gen) niets over, Van de schilderkunst uit de Ro meinse tijd is slechts hier en daar een enkel frag mentje bewaard gebleven, zodat onze kennis van die kunst nagenoeg moet steu nen op de enorme vond sten die de laatste tweeen-, eenhalve eeuw in Pom-, peii zijn gedaan. hakken en naar zijn paleis- overbrengen en bekom merde zich nauwelijks om de ruines die hij achterliet en die dan ook vaak prompt weer werden dichtgegooid. Zo'n methode is natuurlijk een gruwel in de ogen van de moderne archeologen., Tegenwoordig geldt dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 7