Veertiende
Dalai Lama
bezoek in
Nederland
op
„Achter Himalajagebergte ligt een
reusachtig concentratiekamp..."
«WW I LP»
Morgen arriveert inpons land een zeer illustere bezoeker, de Da-'
lai Lama var ibet. Zoals bekend is Tibet, een van oudsher vreed
zaam land in net centraal-Aziatisehe hooggebergte, bezet door de
Chinese Volksrepubliek. De Dalai Lama was het geestelijk en we
reldlijk staatshoofd van dit land. Hij werd tot zijn taak geroepen,
nadat was vastgesteld dat hij de reincamatie was van de vorige
Dalai Lama.
Hij zal nu dertien Europese landen bezoeken, waaronder Nederland.
De Dalai Lama bezoekt ons land op uitnodiging van de Boeddhisti
sche vereniging in Nederland, de theosofische vereniging Nederland
se afdeling, de soefi-beweging en de vereniging hulp aan Tibetaanse
vluchtelingen. Er is een commissie van ontvangst, die zich met de
detaillering van het programma bezighoudt.
Ter gelegenheid van het bezoek van het Tibetaanse staatshoofd - dat
uiteraard een onofficieel karakter draagt - hebben wij een artikel
samengesteld uit enkele boeken. Hieronder is ook een boek „mijn
land en mijn volk'' dat de Dalai Lama zelf heeft geschreven naar
aanleiding van de politieke gebeurtenissen in zijn land.
De adembenemende schoonheid van het bergland in
het grensgebied tussen Tibet en Nepal.
eerst niet wilde toegeven zwichtte de toen 23-jarige
Dalai Lama uiteindelijk. Gekleed in een militair uni
form ontvluchtte hij onopgemerkt het paleis, ge
kweld door een onbeschrijflijke weemoed om zijn ge
liefde Lhasa te verlaten.
Op de lange weg naar India voegden zich steeds
meer mensen bij het gezelschap. Ook zijn familie,
ministers en leraren. Hij sliep in de dorpen. In een
van die dorpen was het, waar bij via de enige be
schikbare radio hoorde, dat het Potala paleis gedeel
telijk in puin lag, het zomerpaleis was gebombar
deerd en duizenden burgers van Lhasa waren afge
slacht. De Chinezen hadden hun wraak genomen.
Gruwelen
In India werd hij als een held verwelkomd. Tibei
kreeg via zijn Dalai Lama eindelijk recht bij de
Verenigde Naties, waarbij een motie werd aangeno
men waarin eerbiediging werd geeist van de funda
mentele rechten van het Tibetaanse volk. China leg
de deze uitspraak naast zich neer.
De internationale commissie van juristen stelde een
door vijftig landen ondersteund onderzoek in en
kwam in 1959 tot de volgende verpletterende conclu
sie, die de Dalai Lama in zijn boek weergeeft
„Tienduizenden landgenoten zijn gedood, niet alleen
bij militaire operaties, maar individueel en opzette
lijk".'Ze zijn zonder proces ter dood gebracht, op
verdenking zich tegen het communisme verzet te
hebben, geld'te hebben vastgehouden, of alleen maar
wegens hun positie of zonder enige reden. Maar in
hoofdzaak en principieel zijn ze ter dood gebracht
omdat ze geen afstand wilden doen van hun religie.
Ze zijn niet alleen in* het openbaar gefusilleerd,
maar ook doodgeslagen, gekruisigd, verdronken, le-
vend gevild, uitgehongerd, gewurgd, gehangen, met
kokend water overgoten, levend begraven, de buik
opengereten, onthoofd.
De Dalai Lama verzuchtte: „Achter het Himal^ja-
gebergte ligt een reusachtig concentratiekamp. Tibet
zal nooit meer worden wat het was. Als het ooit vrij
wordt zal het een open land worden met een modem
democratisch systeem. „Ik ben bereid elke taak te
volbrengen die mijn volk van mij vraagt, maar ik
heb niet de minste behoefte aan persoonlijke macht
en rijkdommen".
Ondanks alles wat de Chinezen zijn land hebben aan
gedaan zegt de Dalai Lama: „Ik heb in mijn hart'
geen haat tegen het Chinese volk" en hij handhaaft
tot op de dag van vandaag de geweldloze strijd.
JOH. M. PAMEIJER.
Lobsang Rampa hurkte neer achter een lakscherm.
Een eindje van hem vandaan in hetzelfde vertrek zat
bij het licht van de boterlampen de Dalai Lama in lo
tushouding op een twee meter hoge troon. Tegenover
licm stonden de officieren van de Chinese missie, die
in hun vale plunje niet pasten in de gewijde sfeer
van het particuliere zomerdomein van de Tibetaanse
leider in Lhasa. In zijn schuilhoek voerde Lobsang
Rampa zijn opdracht uit: als jong helderziende
moest hij de „aura's", de uitstralingen nagaan van
de Chinezen: „Een opalen glans doorschoten met
donker rood". Hij zag èr troebele tinten in, die we
zen op van haat vervulde gedachten. Hij keek ook
naar de Dalai Lama. De kleuren van zijn aura we
zen op droefheid. Alles wat hij zag van de alleringe-
wijdste beviel hem. Hij leek hem de beste heerser
die ooit over Tibet had geregeerd.
Kon de monnik Lobsang Rampa, die deze gebeurte
nissen vertelt in zijn boek „het derde oog" dat al
met zekerheid zeggen? De beste aller heersers, de
veertiende Dalai Lama op de Tibetaanse leeuwen-
troon, was op dat moment nauwelijks vijftien jaar.
De Dalai Lama werd in 1935 geboren in het noord-t
oostelijk district van Tibet, een land dat 35 keer zo.
groot is als Nederland. Hij stamt uit een eenvoudig
boerengezin, waarin zestien kinderen werden gebo
ren. Negen stierven er op jonge leeftijd.
In 1933 overleed de dertiende Dalai Lama. Er be
stond in Tibet geen erfopvolging. Men geloofde, dat
de overledene kort daarna weer werd herboren in
een andere familie. Nijver speurwerk van hoogge
plaatste monniken, het staatsorakel en een uitvoeri
ge herkenningsproef wezen een kleuter in het noord-;
oostelijke landbouwdorp Taktsor aan als de reincar-
natie, de god-koning van Tibet, de levende Boeddha.
Ceremonieel werd hij naar Lhasa overgebracht en
daar door de nationale vergadering als de nieuwe
Dalai Lama aanvaard. Als iochie van viereneenhalf
zat mi op de troon in het Potala paleis het kolossale
gebouw, door de Amerikaanse Ti bet-reiziger Lowell
Thomas jr. „het vatikaan van Tibet" genoemd. Daar
ontving de kleine god-koning gedurende vele jaren
onderwijs aan de grote klooster-universiteiten.
Feodaal
Het reusachtige Potala-paleis in Lhasa.
De veertiende Dalai Lama, hier nog in vol ornaat.
De Tibetanen staan bekend als zorgeloos, eoedmne-
dig en naief. Het kleine Tibetaanse leger was slecht
bewapend en niet op oorlog ingesteld. In 1948 trok
ken Chinese troepenconcentraties aan de oostgrens
de aandacht. „In vroeger eeuwen", schrijft de Dalai
Lama, „was er tussen beide landen altijd een soort
religieuze verstandhouding geweest, maar nu werden
we niet alleen met militaire overheersing bedreigd,
maar ook met een vreemd materialistisch geloof,
dat ons volkomen afschuwelijk toescheen".
Zijn eerste daad was vier delegaties uit te zenden
om hulp naar Groot-Brittannie. Verenigde Saten,
Nepal en India. Zonder het geringste succes. Toen
China het oosten van Tibet binnenviel deed de Dalai
Lama aan de algemene vergadering van de Verenig
de Naties het verzoek om de kwestie-Tibet op de
agenda te plaatsen. Het was een zware slag voor
hem, dat de VN besloten de kwestie Tibet niet in be
handeling te nemen. Op Brits initiatief werd de zaak
van de agenda afgevoerd.
Hij vertelt in zijn boek van de verschillende contac
ten tussen hem en China. Als kind stond hij tegen
over de grote politieke leiders. Als kind moest hij
ook de otficiele Chinese vertegenwoordiger van Pe
king in Yatoeng ontvangen. Hij gluurde door het
venster om te zien hoe de man eruit zag. Maar de
heer Tsjang-Tsjin-Woe nam in zijn kielzog 3000 man
Chinese troepen mee en kort daarna marcheerden er
nog eens 10.000 de Tibetaanse hoofdstad binnen. Ze
eisten voedsel op en legden beslag op de mooiste
plekken voor hun kampementen.
„Onder de druk van deze extra vraag bezweek onze
eenvoudige economische situatie. De prijzen van
voedingsgranen stegen tot het tienvoudige, die van
boter tot het negenvoudige, van gebruiksvoorwerpen
tot het drievoudige". De bevolking van Lhasa balan
ceerde op de rand van hongersnood. Kinderen be
gonnen de Chinese soldaten met stenen te bekogelen.
De stemming werd onvriendelijker over en weer. De.
spanning steeg met de dag. Eenmaal moest de Dalai
Lama een dreigend handgemeen tussen zijn eerste
minister en de Chinees Tsjang-Tsjin-Woe bezweren.
Hij bleef geloven in de trouw van de Chinese leiders,
Toch zal hij 25 jaar later in zijn boek „Mijn land en
mijn volk" schrijven, dat hij al met al geen ongeluk
kige jeugd heeft gehad. Tibet kende geen communi
catiemiddelen. Wegen waren er niet. Buiten de.
kloosters heerste nog het feodale systeem. De rijk-,
dommen waren ongelijk verdeeld. Het was een^
priesterstaat en democratie heerste alleen maar in
de ontelbare kloosters, die hele steden vormden.
„Nooit heb ik mijn hoofd gebroken over onze status
als natie", schrijft de Dalai Lamaachteraf. „We
waren ervan overtuigd dat de beste manier om de
vrede te verzekeren was onszelf geheel van de bui-'
ten wereld afgesloten te houden. Ik wil hier meteen
aan toevoegen dat ik dit nu een verkeerde politiek
acht en mijn opzet en verlangen is in de toekomst
de poorten van Tibet wijd open te houden. Bezoekers
vanuit de hele wereld zullen daar welkom zijn".
De Duitse reiziger Heinrich Harrer, die zeven jaar
aan het hof van de Dalai Lama was, trof daar een
nog vrolijke jongeling aan. Hij schrijft in „Zeven
jaar in Tibet": „In Boeddha-houding, even voorover
gebogen zit hij op een met kostbaar brocaat beklede
troon. Urenlang moet hij zo de gelovigen aan zich
laten voorbijtrekken en hen zegenen".
Niemand mag de Dalai Lama in het gezicht blikken.
Ja, in zijn onmiddellijke nabijheid is het verboden te
gaan zitten. Maar Heinrich Harrer komt bij de jonge
god-koning in de gunst. Hij leert hem particulier erg
goed kennen en beschrijft hem als een hartelijk, be
scheiden, oprecht, enthousiast, ijverig, bezield, soms
langzaam, maar leergierig, handig en intelligent'
jongmens. Kenschetsend voor de instelling van de
veertiende Dalai Lama is de door Harrer geciteerde
opmerking: „Grappig dat het vorige lichaam (de
dertiende Dalai Lama) zo van paaiden hield en dat
ze voor mij zo weinig betekenen". Hij gaf meer om
mechanische dingen.
Zelf hervormde- de Dalai Lama het belastingstelsel
en bereidde een landhervorming voor. De laatste
maatregd kon hij niet uitvoeren door de Chinese agres-
.sie.
Zuil
Vele slechte voortekenen duidden op een ramp. Een
komeet verscheen aan de hemel, er was een vrese
lijke aardbeving, dieren werden mismaakt geboren,
een zuil uit de negende eeuw, waarop een Tibetaans
Chinees grensverdrag stond gebeiteld lag in stukken
voor de Potala en tenslotte voorspelde het staatsora
kel sombere tijden.
ook toen hun bewind harder werd, de religie stelsel
matig belachelijk werd gemaakt, guerrilla-aktivitei-
ten in het oosten van het land toenamen. Haat en
verzet staken de kop op in het vanouds zo vredelie
vende Tibet, een land dat nooit enig volk kwaad
heeft gedaan en dat nu wilde vechten voor zijn vrij
heid.
Wanhoop
De Dalai Lama was aan diepe wanhoop ten prooi.
Hij bleef vasthouden aan zijn principe geweld niet
met geweld te beantwoorden, maar hoe moest hij
door haat opgezweepte Tibetanen van het geweld af
houden dat hij nooit zou goedkeuren, hij was een vu
rig aanhanger van Mahatma Ghandi en vroeg zich
af wat deze apostel van de geweldloosheid gedaan
zou hebben.
De climax bereikte de toestand in 1958, toen de Chi
nezen van hem eisten dat hij alleen en zonder escor
te een toneelvoorstelling zou bijwonen in het Chinese
kampement. De bevolking van Lhasa zocht daar een
ontvoering achter en sloot zich aaneen om het leven
van hun geestelijk en wereldlijk staatshoofd des
noods met bloed te verdedigen.
Tienduizenden opgezweepte Khampa's staken met
hun wil tot wraak de gemoederen in Lhasa in lich
terlaaie. „Dit uitbreken van gewelddaden maakte
mij diep bedroefd. Ik was de enige die de vrede zou
kunnen handhaven. Ten koste van alles moest ik
proberen de woede van het volk tot bedaren te bren
gen en de Chinezen, die nog woedender zouden zijn
te kalmeren".
De Chinezen ontstaken in woede door het massale
verzet van het volk in de hoofdstad. Zij bereidden
een slachting voor onder de Tibetanen en hun plan
nen om het zomerpaleis, waarin zich de Dalai Lama
bevond met de grond gelijk te maken lekten uit. Dat
was het sein voor de ministers van het staatshoofd
om hem te bewegen het land te verlaten. Hoewel hij