De verwende jongen en het moeilijke raadsel DE QNEDIN LIJN ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1973 LEIDSE COURANT PAGINA 17 PAULUS DE BOSKABOUTER - De Hooikooi Door JE AN DULIEU N-79 Builen zichzelf can woede vloog Euco. de heks, hel zou ook wel gek zijn als het Blindelings stormde de das op de hehsehut yp a naar het raam en stak haar kop me es een keertje mee zat. Maar ik ga er af. onder het roepen van opmerkingen als: naar buiten. Misschien hoopte re nog wel wel achteraan, ik.. Hier zweeg Eucolyp- „Ho. voorrong, het mocht wat. Ik sal'r dat de vluchtelingen m de tuin braaf op ta omdat ze eensklaps geluiden hoorde, voor rangeren! En niet alleen sloof hij de aar zaen te wachten. Maar dat was toch Een hevig gesnuif en het gehol van poten hut binnen, maar ook de hooikooi.' met het geval. Natuurlijk niet,' grauwde kondigde de komst van Gregorius aan. SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper" LUCKY LUKE - „Ma Dalton" Juniorenhoek Lang. erg lang geleden, hadden in verre landen, prinsessen wel eens de heel vreemde gewoonte alleen maar te willen trouwen met een man die verschrikke lijk moeilijke raadsels kon op geven. Waren die raadsels niet moeilijk genoeg zodat een prin ses het antwoord vinden kon. dan litet zij die man ter dood brengen, hoe een knappe prins hij ook mocht zijn. Maar was het raadsel zo moeilijk dat zij het antwoord beslist niét kon raden, dan trouwde ze met hem en vierde een schitterende brui loft. In die tijd leefde eens een rijke vader en moeder heel gelukkig miet hun enig kind. Maar toen de jongen groot werd, vermin derde hun geluk: de ouders had dien hun zoon zó verwend dat hi] erg zelfzuchtig en verkwist was geworden. De jongen was knap, had een goed verstand en veel geleerd. Maar één ding had hij niet kun nen Jeren; zuinig zijn met geld. Daarom vroeg hij op zijn acht tiende jaar: "Geef mij een zak vol goudstukken, vader". De vader kon het niet weigeren en gaf de zak. Maar na een maand was het geld verbrast. Toen vroeg de jongen aan zijn moeder: "Geef mij twee zakken met zilvergeld', moeder." De moeder kon het niet weigeren en gaf het geld. Maar in twee weken was alles verbrast. Toen kwam hij weer naar huis en vroeg een wagen vol kopergeld. Maar de ouders moesten beken nen dat al het geld op was. "Laat mij dan ons huis verko pen." zei de zoon. De oudera konden het niet weigeren, het huis werd verkocht en de zoon vierde feest van de opbrengst. AJs sneeuw voor de zon verdween ook dit geld. Toen bleven alleen nog de fraaie kleren van de ou ders over. De jongen vroeg die van zijn moeder en ruilde ze in voor een prachtig paard. Hij vroeg die van zijn vader en trok ze zelf aan. De zo arm ge worden ouders boden hun dien sten aan in het palels van de koning. Daar werden ze aange nomen als knecht en keuken meid. Eindelijk begon het geweten van de zoon te knagen. Hij wilde niet langer leven in het land waar zijn ouders door zijn toe doen in armoede eindigden. Hij wilde wegtrekken en proberen in den vreemde een beter leven op te bouwen. Nog eenmaal ging hij afscheid nemen van de vader en moeder die hun zoon niets hadden kunnen weigeren. Toen hij met betraande ogen de armen om zijn moeder sloeg, zag juist de koning dit afscheid. Hij stond verbaasd over die schitterende ruiter met dat prachtige paard en vroeg aan zijn knecht en keukenmeid waarom zij zulk nederig werk moesten doen, als zij zó een rij ke zoon hadden. Zonder dat de zoon het kon horen, vertelde de vader aan de koning: "Wij heb ben betere tijden gekend maar onze jongen heeft alles ver brast." De koning nam zich voor deze lichtzinnige jongeman zwaar te straffen. Hij deed dit op een bij zondere manier. "Als je tóch van plan bent naar een ander land te trekken, zou je dan voor mij een gewichtige brief willen brengen bij mijn broer, de vorst van het land ten oosten van mijn grens?" vroeg de koning hem. De jongen boog en was blij met die opdracht. Dat was een goed begih voor een beter leven. Maar de koning schreef in de brief aan zijn broer, de vorst: "Deze jongen ls een deug niet. Sluit hem voor aitijd in de gevangenis." Dankbaar voor de opdracht nam de jongen de brief aan en reed op zijn paard heen. De reis duurde lang. Op een dag reed de ruiter over een eindeloze weg waar geen water te beken nen was, terwijl h»j verschrik kelijke dorst leed. Ten slotte kwam hij voorbij eun diepe put waarbij wel een touw hing, maar geen emmer om water te putten. De jongen maakte een tuitje van de brief van de ko ning. Het papier was zo dik en sterk dat het best tot beker kon dienen. Hij liet de tuit aan het touw in de put zakken, haalde het water op en leste zijn dorst. Toen zag hij dat het water het papier doorzichtig had gemaakt. Zonder de brief te openen kon hij lezen wat erin stond: "Sluit hem voor altijd in de gevange nis". De jongen die zijn leven wilde be teren, vond dat hij tóch naar d» vorst moest gaan in het naburig land. En dat deed hij. Maar toen hij voor de vorst ven- scheen, vroeg die hoge heer hem dadelijk: "Wel, knappe, rijkuitgedoste ruiter, je komt zeker een raadsel opgeven aan mijn dochter om haar te kunnen trouwen? De jongen was blij met dit vooruitzicht en ze«: "Ja, dat kom ik doen." De vorst waarschuwde: "Als zij je raad sel NIET kan oplossen, trouwt ze met je. Maar als ze het WEL kan oplossen, word je ter dood Oplossing vorige week gebracht, weet je dart?" "Ja," antwoorde de Jongen, "zo gaat dat altijd." De jongen werd bij de prinses ge bracht en zij bevielen elkaar dadelijk zo goed, dat het meisje vroeg: "Geef vlug je raadsel op!" De jongen dacht wanhopig na en wist niets beters dan dit: "Mijn omhulsel is mijn vader, ik ben gekomen op mijn moeder en ik heb gedronken uit mijn staf."De prinses dacht zich suf, maar ze kon de oplossing niet bedenken. Tenslotte vroeg zij haar vader de bruiloft voor te bereiden. Maar de vader wilde eerst het raadsel horen en de oplossing erbij: voor alle zekerheid. De jongen moest opbiechten hoe hij het geld van zijn ouders had verbrast, hoe hij was gekomen op het paard dat gerudld was voor zijn moeders kleren, hoe hij gekleed was in zijn vaders gewaden en hoe hij gedronken had uit de brief die hij de vorst moet overhandigen. De vorst las de brief. Hij lachte. Hij lachte daverend en riep: "Mijn dochter de prinses is de gierigste vrouw uit het land en bovendien heerszuchtig en streng. Trouw met haar. Je zult levenslang gevangen zijn in haar zachte armen! Met spoed werd een ijlbode ge stuurd naar het paleis van de koning in het naburig land, zo dat hij met de vader en moeder van de verwende zoon op de bruiloft kon komen. Het werd een schitterend feest. Maar daarna moest de verwen de zoon in het vervolg altijd geld aan zijn vrouw vragen. Hij kreeg nooit zakken vol. Alleen maar zuinig uitgetelde Die tijd van donder en bliksem komt straks weer. Om het in het kort eens uit te leggen: de on weerswolk is negatief geladen, de aarde positief. Daardoor ont staat bliksem, dat niet één grote „straal" is maar wel dertig, veertig kleine die de een na de ander wegschieten. Eenvoudig gezegd: de eerste bliksemstraal maakt de weg vrij voor de vol gende en die weer voor de derde. Zo komt de straal steeds dichter bij het positieve veld (aarde) tot de twee elkaar ontmoeten, nega tief en positief. Je kunt het na tuurlijk niet zien want het ge beurt razendsnel. Net als de don der. Donder ontstaat doordat gro te luchtmassa's met een snelheid van een kilometer per seconde opzij worden geschoven. Heel eenvoudig en heel in het kort weet je nu ongeveer hoe donder en bliksem ontstaan. AFLEVERING 14 Elizabeth goot de emmer vuil water in de goot leeg en een zwerm bromvliegen gonsde opge wonden op en neer, draaide als gekken in het zonlicht rond alvorens terug te keren om hun protest *»it te zoemen op een hoop paardevij gen. Een paar die schijnbaar gek waren van woede, gonsden de winkel binnen om daar ach tervolgd en plat geslagen te worden door een Sarah die even woedend was als een bromvlieg maar zijn kan. Vliegen waren een plaag. Van de eerste lentedagen tot laat in de herfst werd er een nimmer aflatende strijd tegen de indringers gevoerd. Vliegenklappers lagen al tijd voor het grijpen en vliegenvangers hingen aan het plafond. Elizabeth zou niet kunnen zeggen waar ze meeste hekel aan had aan de halsstarrige vijand of aan de kleve rige vliegenvangers die vol zaten met dode en sterven de insekten en soms aan haar haren bleven plakken, zodat ze stokstijf moest blijven staan met kippevel van angst, totdat Robert of Sarah haar bevrijdde. Ie leunde op de bezemsteel en bemerkte, dat haar huid onder de witte donshaartjes op haar arm al goudbruin begon te kleuren. Er was nóg iets aan de zomer dat ze haatte. De zon scheen je overal te pakken te krijgen, het was volkomen onmogelijk om een mooie damesach tige teint te houden. Ze keek nog eens goed en. jawel, ze durfde te zweren dat de zomersproeten al opkwa men, minuscule zomersproeten! Het was werkelijk on verdraaglijk! Ze wilde juist haar mouwen neerslaan, toen ze zich herinnerde dat de winkelstoep nog geboend moest worden Robert zou ongetwijfeld zijn ongenoe gen uitbazuinen wanneer hij maar kon James scheen te zijn weggegaan na hem ongenadig zijn vet te hebben gegeven en dat betekende, voor zover ze op vroegere gebeurtenissen kon afgaan, dat hij binnenkort zijn gal over hóór zou uitspuwen. Ze wenste dat ze ge trouwd was. Bij Daniël zou ze veilig zijn. Wat haar be trof wilde ze morgen wel met hem trouwen, maar hij was zo'n stijfkop. „Zodra ik kapitein ben", zou hij zeg gen, en geen dag eerder". Er waren soms ogenblik ken, dat Daniëls onbuigzaamheid van karakter 'n beetje hinderlijk kon zijn. Als zij kribbig werd, wees hij haar terecht: „Neem nooit iets minder dan het beste. Wacht tot we getrouwd zijn, dan zal het je aan niets ontbre ken". Dus wachtte zij, verlangend om aan de tirannie van de winkel te ontkomen. Natuurlijk had hij gelijk. De stuurman op een houtboot verdiende nauwelijks ge noeg om een hond in het leven te houden. De premies voor zover die er waren, kwamen in de zak van de ka pitein terecht. Ze zuchtte. Als Daniël maar rijk was' Dan zou ze een kamenier hebben en dozen vol prachti ge kleren.. Deze gedachte riep onmiddellijk het beeld van Albert Frazer op. Die was groot en werkelijk knap en zijn manier van kleden getuigde van vlekkeloze smaak, zulke dure stof en zo prachtig van snit! Sinds kort stalde hij een kastanjebruine merrie bij me neer Jenkins. Een doorzichtig smoesje, want iedereen wist dat de Frazers bij renbanen woonden met genoeg stalruimte voor een heel cavalarieregiment. Meneer Jenkins, die afschuwelijke man die altijd naar bier en tabak rook, was natuurlijk dolblij met de regeling en begroette haar met menig veelbetekenend knipoogje en een sluwe blik. De merrie heette Nomade, hoorde ze, en de grote bruine paardeogen leken even verward door deze verandering van omstandigheden als een ver wend schepsel dat plotseling aan lager wal geraakt U. Nomades huid was als glanzende zijde en haar neus vleugels waren van het fijnste fluweel. Elizabeth kon gewoon de verleiding niet weerstaan, af en toe uit ie winkel weg te glippen om de lange bruine neus te stre len en de snuffelende snuit te verlokken met handjes wortelen en knolraap. En in de meeste gevallen dook Albert Frazer op uit het niets en maakte een praatje. Hij was de beleefdheid en welwillendheid zelf en bracht haar nooit ook maar een ogenblik in verlegenheid. Toch voelde ze op een of andere vreemde manier, dat er een zijden net om haar heen gespannen werd. Roberts hatelijke stem verstoorde haar gepeins. „Was je van plan de hele dag te blijven luilakken, juffer Luiwammes?" Ze schrok op en zag dat hij naast haar stond. Hij had zijn beste lakense pak aan en zijn hoed stond stevig op zijn hoofd gedrukt. Hij keek haar nijdig aan en blies door zijn snor. „Ik ga uit", snauwde hij. „Zaken. Pas op de winkel". Elizabeth pakte de emmer op en haastte zich naar bin nen. blij dat Robert de nog ongeboende stoep over het hoofd gezien had. James vroeg aan een voorbijganger de weg. Sailmakers Row bleek de naam te zijn voor een groep kleine huis jes, die krom van ouderdom on een korte, stelle hel ling stonden. Ze hurkten bij elkaar als on zoek naar warmte en hun nletsziende ogen tuurden uitzichtloos naar de hoge stenen muur van de gasfabriek aan de overkant. Nummer 12 was het laatste huis bovenaan. Het verschil de in zoverre van zijn soortgenoten, dat het ieder jair gewit was en hoewel de verf van de voordeur gebars ten en afgebladderd was, was de koperen klopper glim mend gepoetst. James merkte goedkeurend op, dat de kleine ruiten gezeemd waren en er bescheiden kanten gordijntjes voor hingen. Hij schoof een vinger langs zijn stijve en voor hem onge wone boord, haalde adem en klopperdeklopte beleefd op de deur. Hij wachtte geduldig rotdat hij een sleutel in hett slot hoorde omdraaien en het geknars van een weggescho ven grendel. Hij nam zijn hoed af op het moment dat de deur op een kiertje openging. Hij zag een mageic onaantrekkelijke en oude vrijsterachtige vrouw, die met knorrige ogen een knorrige wereld in keek. Kcppig monsterde ze James, klaar om de deur voor zijn neus dicht te slaan. „Ze houdt me waarschijnlijk voor een schuldeiser", dacht James en die wetenschap ver vulde hem met hernieuwd vertrouwen. Hij schraapte zijn keel. „Juffrouw Webster?" De grimmige, onverzettelijke blik verried niets. „Die ben ik". Het kwam er vlak en onverzoenlijk uit. James dwong zijn gezicht tot een beleefde glimlach. De verkeerde dobbelstenen waren feest bij de Indianen. Het vuurtje brandt al, pijl en boog liggen ge- de nummers 5 en 9. reed. Maar er is één namaak-lndiaan bij. Wie is dat? In het vierkant zie je zes figuren. Als je die uitknipt en goed neerlegt, kun je er de letter F van maken. En misschien ren jullie wel hans er ook andere letters van te maken. Wie de meeste maakt als je het met meer doet heeft gewonnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 17